-
1 dégager
dégager [deegaazĵee]3 opruimen♦voorbeelden:〈 informeel〉 dégage! • donder op!♦voorbeelden:1. v3) opruimen4) vrijlaten [hals, rug]5) verspreiden [gas, geur]6) vrijmaken [geld]7) inlossen [pand]8) afwijzen [verantwoordelijkheid]9) terugnemen [woord]10) trekken (uit) [lering]2. se dégagerv1) opklaren [lucht]2) leegstromen [straat]4) vrijkomen [geur, rook] -
2 fleur
fleur [flur]1 geurII 〈v.〉2 bloeitijd ⇒ frisheid, schoonheid4 lof ⇒ loftuiting, complimentje♦voorbeelden:fleurs coupées • snijbloemenen fleur • in bloeitout en fleurs • in volle bloeiil est très fleur bleue • hij is erg sentimenteelfaire une fleur à qn. • iemand een plezier doenà fleur de • bijna aan de oppervlakte vanà fleur d'eau • aan de wateroppervlakteavoir les yeux à fleur de tête • uitpuilende ogen hebbenavoir les nerfs à fleur de peau • zeer prikkelbaar zijncomme une fleur • met gemak1. m 2. f1) bloem2) bloeitijd3) (het) beste, keur4) complimentje3. fleursf plkaam, schimmel -
3 odeur
odeur [oddur]〈v.〉1 geur ⇒ reuk, lucht♦voorbeelden:odeur de gaz • gasluchtodeur de moisi • muffe lucht〈 figuurlijk〉 ne pas être en odeur de sainteté auprès de qn. • bij iemand in een slecht blaadje staanavoir une mauvaise odeur • vies ruikensans odeur • reukloos→ argentfgeur, reuk -
4 parfum
-
5 parfumer
-
6 senteur
-
7 subtil
subtil [suuptiel]adj1) subtiel, fijnzinnig2) scherpzinnig, spitsvondig3) scherp [gehoor]4) fijn [smaak]5) doordringend [geur] -
8 exhaler
exhaler [egzaalee] -
9 fumet
-
10 apéritif
apéritif [aapeerietief]〈m.; ook bijvoeglijk naamwoord〉♦voorbeelden:boisson apéritive • aperitief1. maperitief [drank]2. adj -
11 arôme
-
12 bouquet
-
13 échapper
échapper [eesĵaapee]1 ontsnappen (aan) ⇒ ontvluchten, ontkomen (aan)♦voorbeelden:〈 onpersoonlijk〉 il lui échappa un cri • hij, zij zuchtte, kreunde (onwillekeurig)cela m' a échappé • dat is me ontgaanil n'y a pas moyen d'y échapper • we kunnen er niet onderuitéchapper à la règle • een uitzondering vormenII 〈 overgankelijk werkwoord〉♦voorbeelden:¶ l'échapper belle • er goed, heelhuids van afkomen2 ontsnappen 〈 van gas, stoom, zucht〉 ⇒ stromen, lopen (uit) 〈 van bloed, tranen〉 ⇒ komen (uit) 〈 van klank, geluid〉 ⇒ losgaan 〈 van steken〉♦voorbeelden:2 〈 onpersoonlijk〉 il s'échappait de la cuisine une odeur agréable • er kwam een heerlijke geur uit de keuken1. v2) ontglippen [woord]4) niet invallen [woord]5) opraken [geduld]2. s'échapperv1) ontsnappen3) vervliegen, in rook opgaan -
14 goût
goût [goe]〈m.〉3 zin ⇒ eetlust, smaak4 voorliefde ⇒ lust, aantrekking6 stijl ⇒ manier, trant♦voorbeelden:avoir bon goût • lekker smakenavoir un goût de qc. • naar iets smaken3 faire passer le goût du pain à qn. • iemand om zeep helpen; iemand alle animo ontnemenperdre le goût de qc. • geen zin meer hebben in ietsprendre goût à • de smaak te pakken krijgen vann'avoir goût à rien • nergens zin in hebbenmettre qn. en goût • iemand lekker makenà mon goût • naar mijn smaak, naar mijn meningavoir le goût de l'ordre • van orde houden〈 spreekwoord〉 des goûts et des couleurs, il ne faut pas disputer (on ne discute pas) • over smaak (en kleur) valt niet te twistenavoir du goût pour qn. • zich tot iemand aangetrokken voelenau goût de, dans le goût de • in de stijl vanqc. dans ce goût-là • iets dergelijksde mauvais goût • van slechte smaakm1) smaak2) voorliefde, lust3) stijl, trant -
15 montant
montant1 [mõtã]〈m.〉1 post 〈 deur〉 ⇒ stijl 〈 raam, ladder〉 ⇒ boom, paal 〈 tent〉 ⇒ stootboord 〈 trap〉 ⇒ 〈 sport en spel〉 doelpaal3 sterke, pikante geur, smaak♦voorbeelden:donner du montant à une sauce • een saus pittig kruiden————————montant2 [mõtã]1 stijgend ⇒ wassend, rijzend, stroomopwaarts varend♦voorbeelden:train montant • trein die naar Parijs gaat of terug naar het beginstation→ garde1. m1) post, stijl [deur, raam]2) boom, paal [tent]3) doelpaal [sport]4) totaalbedrag6) (het) klimmen [valk]2. adj1) stijgend, rijzend -
16 sentir
sentir [sãtier]1 voelen ⇒ gewaarworden, zich bewust zijn van, merken5 proeven ⇒ smaken (naar), de smaak hebben van♦voorbeelden:1 sentir la fatigue • moe zijn, zich moe voelenfaire sentir qc. à qn. • iemand iets doen voelen, doen begrijpenfaire sentir à qn. que • iemand duidelijk maken datse faire sentir • merkbaar worden, zich doen geldenje sentis la colère me gagner • ik voelde dat ik boos werdje sens à quel point cela a dû être difficile • ik besef hoe moeilijk dat moet zijn geweestne pas pouvoir sentir qn. • iemand niet kunnen luchten (of zien)à cause de son rhume il ne sent plus rien • vanwege zijn verkoudheid ruikt hij niets meer3 sentir bon, mauvais • lekker, vies ruiken, stinkenfromage qui sent fort • kaas die sterk ruiktil sent des pieds • zijn voeten stinkence poisson commence à sentir • die vis begint te stinken2 voelbaar, merkbaar zijn♦voorbeelden:〈 informeel〉 alors, tu ne te sens plus? • ben je niet goed wijs geworden?ne pas pouvoir se sentir • elkaar niet kunnen luchten (of zien)v1) voelen, merken2) ruiken (aan, naar)5) aanvoelen -
17 subtilité
subtilité [suuptielietee]〈v.〉1 scherpzinnigheid ⇒ subtiliteit, vernuftigheid♦voorbeelden:1. f1) subtiliteit2. subtilitésf pl -
18 air apéritif
air apéritif -
19 désodoriser
-
20 exhalaison
- 1
- 2
См. также в других словарях:
geur — me·lan·geur; vol·ti·geur; voy·a·geur; ron·geur; ar·bi·tra·geur; … English syllables
ar|bi|tra|geur — «AHR buh truh zhuhr», noun. = arbitrager. (Cf. ↑arbitrager) ╂[< French arbitrageur < arbitrage] … Useful english dictionary
lon|geur — «lng GUR», noun. = longueur. (Cf. ↑longueur) … Useful english dictionary
ron|geur — «rn ZHUR», noun. a surgical forceps for cutting and removing bone. ╂[< French rongeur < Old French ronger to gnaw < rougier (< Vulgar Latin rōdicāre < Latin rōdere), blended with Old French rungier to ruminate < Latin rūmigāre] … Useful english dictionary
vo|ya|geur — «VWAH yah ZHERR; French vwa ya ZHERR», noun, plural geurs « ZHERRZ; French ZHERR». a French Canadian or half breed worker for the early furtrading companies who transported men and supplies to and from remote places, especially by canoe through… … Useful english dictionary
aroma / geur — smeri … Woordenlijst Sranan
Commis voyageur — Com|mis voy|a|geur auch: Com|mis Vo|ya|geur 〈[kɔmi: voajaʒø:r] m.; , s [ ʒø:r]; veraltet〉 Handlungsreisender, Geschäftsreisender [frz.] * * * Com|mis vo|ya|geur, (auch:) Com|mis Vo|ya|geur [kɔmivo̭aja ʒø:ɐ̯], der; … Universal-Lexikon
Commis Voyageur — Com|mis voy|a|geur auch: Com|mis Vo|ya|geur 〈[kɔmi: voajaʒø:r] m.; , s [ ʒø:r]; veraltet〉 Handlungsreisender, Geschäftsreisender [frz.] * * * Com|mis vo|ya|geur, (auch:) Com|mis Vo|ya|geur [kɔmivo̭aja ʒø:ɐ̯], der; … Universal-Lexikon
Arrangeur — Ar|ran|geur 〈[ arãʒø:r] m. 1〉 1. 〈allg.〉 jmd., der eine Anordnung (von Dingen) herstellt, etwas vorbereitet, arrangiert 2. 〈Mus.〉 jmd., der ein Musikstück arrangiert * * * Ar|ran|geur [… ʒø:ɐ̯ ], der; s, e [frz. arrangeur]: 1. (bildungsspr.) jmd … Universal-Lexikon
Voyageur — Voy|a|geur auch: Vo|ya|geur 〈[voajaʒø:r] m. 1 oder m. 6; veraltet〉 Reisender, Handelsreisender; →a. Commis voyageur [frz.] * * * Vo|ya|geur [vo̭aja ʒø:ɐ̯], der; s, s u. e [frz. voyageur, zu: voyager = reisen] (veraltet): Reisender … Universal-Lexikon
Liste der Biografien/Geu — Biografien: A B C D E F G H I J K L M N O P Q … Deutsch Wikipedia