-
1 quelque
quelque1 [kelk]2 enige ⇒ sommige, weinig♦voorbeelden:quelque part • ergenscent et quelques kilos • ruim honderd kiloquelque temps • enige tijd————————quelque2 [kelk]〈 bijwoord〉2 ongeveer♦voorbeelden:2 quelque peu • enigszins, een beetje1. adj1) een of ander2) welke (ook)2. quelquesadj plenige, sommige3. adv1) hoe (ook)2) ongeveer -
2 aucun
aucun1 [ookũ],aucune [ookuun]♦voorbeelden:————————aucun2 [ookũ],aucune [ookuun]♦voorbeelden:3 d' aucuns • sommigen, enigen1. = aucune; pron1) [ne] geen enkele, geen een, niemand2) [sans] iemand3) enig ander, een2. = aucune; aucunadj1) [ne] geen enkel, geen een2) [sans] enige3) enig, welke dan ook -
3 avoir
avoir1 [aavwaar]〈m.〉1 bezit ⇒ vermogen, goed♦voorbeelden:avoir fiscal • belastingfaciliteitense faire faire un avoir • een tegoedbon laten uitschrijvenavoir à la caisse d'épargne • spaartegoedportez cette somme à mon avoir • crediteert u mij voor dit bedrag————————avoir2 [aavwaar]2 〈 vooral met toekomende tijd, passé composé, passé défini〉 krijgen ⇒ in het bezit komen van, hebben ⇒ 〈 examen, trein〉 halen3 te pakken nemen ⇒ beetnemen, te grazen nemen6 schelen ⇒ mankeren, hebben♦voorbeelden:avoir qn. à déjeuner • iemand te lunchen hebbenen avoir assez de qn. • genoeg van iemand hebbenen avoir à, après, contre qn. • iets tegen iemand hebben, op iemand gebeten zijnnous en avons pour deux heures • we hebben er twee uur voor nodigen avoir pour son argent • waar voor zijn geld krijgenavoir pour ami • als vriend hebbenavoir qc. sur soi • iets bij zich hebbenavoir un prix • een prijs krijgenfaire avoir qc. à qn. • iemand aan iets helpen6 qu'est-ce qu'elle a, cette télé? • wat mankeert er aan die televisie?1 er is, zijn ⇒ er staat, staan, er ligt, liggen♦voorbeelden:il y a cinq kilomètres d'ici au village • het dorp is vijf kilometer hiervandaanil y en a qui • er zijn mensen diecombien y a-t-il d'ici à Paris? • hoever is het (van hier) naar Parijs?il n'y a pas de quoi • niets te dankenil n'y a pas que lui • hij is niet de enigequ'est-ce qu'il y a de nouveau? • wat voor nieuws is er?→ unIII 〈 hulpwerkwoord〉1 hebben, zijn2 moeten ⇒ behoeven, willen♦voorbeelden:il n'a pas à se plaindre • hij heeft niet te klagentu n'auras pas à le regretter • je zult er geen spijt van krijgenje n'ai rien à faire • ik heb niets te doenj'ai (fort) à faire • ik heb het (erg) druk1. m1) bezit, vermogen2) creditpost2. v1) hebben, bezitten2) krijgen3) halen [examen, trein]5) dragen [kleren]6) zijn [leeftijd]7) meten8) schelen, mankeren9) lijken (op)10) [hulpww.] hebben, zijn11) [hulpww.] moeten3. il y av1) er is/zijn2) geleden zijn -
4 quelqu'un
quelqu'un [kelkũ],1 iemand♦voorbeelden:il se prend pour quelqu'un • hij vindt zichzelf een hele piethola, quelqu'un! • volk!1. = quelqu'une; pron 2. = quelqu'une; quelqu'uns, quelqu'unespron plsommige(n), enige(n) -
5 seul
seul [sul]〈bijvoeglijk naamwoord; ook m., v.〉2 één ⇒ enkel, enig♦voorbeelden:parler tout seul • in zichzelf pratenseul(e) à seul(e) • onder vier ogenc'est le seul homme qui • hij is (absoluut) de enige die …le, la seul(e) • de enigeun(e) seul(e) • één enkele→ malheurà elle seule • in haar eentjeadj1) alleenstaand2) enkel, enig3) alleen, slechts -
6 unique
unique [uuniek]2 uniek ⇒ onvergelijkelijk, enig in zijn soort, buitengewoon♦voorbeelden:Dieu unique en trois personnes • drie-enige Godrégime de parti unique • eenpartijstelselpour l'unique raison que • alléén omdatrue à sens unique, sens unique • straat met eenrichtingsverkeermon seul et unique souci • mijn énige zorgune seule et unique entrevue • één enkel gesprekadj1) enig, eenmalig2) uniek, buitengewoon -
7 sans autre forme de procès
sans autre forme de procès————————sans autre forme de procèsDictionnaire français-néerlandais > sans autre forme de procès
-
8 adoucissement
adoucissement [aadoesiesmã]〈m.〉1 (het) zachter, milder maken, worden ⇒ ontharding♦voorbeelden:m1) verzachting2) ontharding [water]3) verlichting -
9 avis
avis [aavie]〈m.〉1 mening ⇒ oordeel, opvatting2 bericht ⇒ bekendmaking, waarschuwing♦voorbeelden:être d'avis que 〈+ aanvoegende wijs〉 • denken dat het nuttig, 't beste is dat, omje partage votre avis, je suis de votre avis • ik deel uw meningà mon avis • mijns inziens, volgens mijde l'avis de tous • naar ieders meningavis de recherche • opsporings-, politieberichtle présent avis tient lieu de faire-part • enige en algemene kennisgevingavis au public • openbare bekendmakingpour avis • ter kennisnemingsauf avis contraire • behoudens tegenberichtsur l'avis de qn. • op iemands adviesm1) mening2) bericht3) advies -
10 causer
causer [koozee]1 praten2 roddelen♦voorbeelden:trouver à qui causer • met iemand te maken krijgen die niet op zijn mondje is gevallen〈 informeel〉 hé, je te cause! • ik heb het tegen jou!, luister je?〈 informeel〉 cause toujours, je t'écoute, tu m'intéresses • klets maar raak, ik trek me er toch niets van aancauser sur qn. • over iemand roddelenII 〈 overgankelijk werkwoord〉1 veroorzaken ⇒ aanleiding geven tot, verwekken, teweegbrengen♦voorbeelden:causer de la peine, du chagrin à qn. • iemand verdriet aandoen, berokkenencauser une certaine surprise à qn. • enige verbazing bij iemand wekkenv1) veroorzaken2) praten3) roddelen -
11 centre
centre [sãtr]〈m.〉1 centrum ⇒ midden, middelpunt♦voorbeelden:1 centre d'accueil • opvangcentrum, crisiscentrumcentre d'accueil pour demandeurs d'asile • asielzoekerscentrum, grenshospitiumcentre d'accueil pour femmes battues, centre de femmes battues • blijf-van-mijn-lijfhuiscentre des affaires • zakenwijkcentre d'apprentissage • vormingscentrumcentre d'attraction, de gravitation • aantrekkingspuntcentre de gravité • zwaartepuntcentre d'intérêt • aandachtsveld, themavoilà ses seuls centres d'intérêt • dat zijn zijn, haar enige interessescentre de montage • montagehalcentre commercial • winkelcentrumcentre dramatique • toneelgezelschaples grands centres • de grote stedencentres ouvriers • arbeiderswijkencentre universitaire • universiteitswijkcentre urbain • stedelijk centrum, stedelijke agglomeratieau centre • in het midden, centrumêtre au centre de l'intérêt • in het middelpunt van de belangstelling staanen plein centre • midden in het centrumm1) centrum, middelpunt2) brandpunt3) midvoor [sport] -
12 deux
deux [deu]〈telwoord; ook m.〉1 twee ⇒ een paar, beide2 enkele ⇒ enige, een paar3 tweede♦voorbeelden:tous deux, tous les deux • allebeiêtre deux • met z'n tweeën zijnne faire ni une ni deux • zich geen tweemaal bedenkença fait deux • dat zijn twee geheel verschillende zakenen moins de deux • in minder dan geen tijdà deux • met z'n tweeënà nous deux maintenant • en nu is de beurt aan onsdeux à deux, deux par deux • twee aan twee, paarsgewijs〈 vulgair〉 de mes deux (testicules) • waardeloos, kloteentre les deux • er tussenin, zo'n beetje tussenbeide〈 spreekwoord〉 jamais deux sans trois • alle goede dingen bestaan in drieën, driemaal is scheepsrechtle deux novembre • twee novemberm, adj -
13 distance
distance [diestãs]〈v.〉♦voorbeelden:distance de visibilité • zichtdistance focale • brandpuntsafstandprendre ses distances • zich distantiëren, afstand nementenir qn. à distance • iemand op een afstand houdenà une faible distance • op korte afstandà distance • van verrede, en distance • af en toe2 à distance • op een afstand, enige tijd daarna→ commandef1) afstand2) (sociaal) verschil, ongelijkheid3) tussentijd -
14 fois
fois [fwaa]〈v.〉♦voorbeelden:1 l'autre fois • een tijdje geleden, onlangsune bonne fois • eens en voor altijdc'est cent fois mieux • dat is veel betervous avez cent fois raison • u hebt volkomen gelijkcertaines fois • somsarbre deux fois centenaire • twee eeuwen oude boomdeux fois plus grand • twee keer zo grootvous avez mille fois raison • u heeft groot gelijktoutes les fois que • steeds alsla seule et unique fois • absoluut de enige keerencore une fois • nogmaals, ik zeg je nog eens, ik herhaalplus d'une fois • vaakà la fois • tegelijk(ertijd)y regarder à deux fois • zich tweemaal bedenken〈 formeel〉 par deux fois, par trois fois • twee keer, drie keerune fois pour toutes • eens en voor altijddes fois • somsil y avait une fois, il était une fois • er was eensune fois en route elle ne s'arrêtait plus • toen ze eenmaal op weg was gegaan, stopte ze niet meerune fois, deux fois, trois fois • één, twee, drie 〈 voor het uitvoeren van een bedreiging〉fkeer, maal -
15 forme
forme [form]〈v.〉1 vorm ⇒ gedaante, gestalte3 vorm ⇒ leest, snit, matrijs♦voorbeelden:en forme de • -vormig, in de vorm vansans forme • vormeloos, ondefinieerbaarsous (la) forme de • in de vorm vanmanquer de formes • geen manieren hebbenmettez-y les formes • zeg het voorzichtigavertir qn. dans les formes • iemand officieel waarschuwen→ papier1. f1) vorm, gestalte2) pasvorm, matrijs3) conditie2. formesf pl -
16 gagner
gagner [gaanjee]2 winnen♦voorbeelden:gagner de quoi vivre • in zijn levensonderhoud kunnen voorzien3 y gagner • erop vooruitgaan, in iemands voordeel zijnil gagne à être connu • als je hem beter leert kennen, valt hij best meeon ne gagne rien à attendre • wachten helpt niet veelc'est toujours ça de gagné! • dat is alvast meegenomen!gagner en qualité • beter van kwaliteit zijn, wordengagner en profondeur • veel dieper, veel verder gaanla mer gagne sur la côte • de zee wint terrein op de kustII 〈 overgankelijk werkwoord〉3 verkrijgen ⇒ verwerven, winnen4 bereiken ⇒ gaan naar, reiken tot5 zich meester maken van ⇒ bevangen, overmannen♦voorbeelden:gagner une maladie contagieuse • een besmettelijke ziekte oplopengagner de la place • ruimte winnengagner qn. à sa cause • iemand voor zijn zaak winnenla faim le gagnait • hij kreeg hongerle froid le gagna • hij werd door kou bevangenle vertige le gagna • hij werd plotseling duizelig♦voorbeelden:se laisser gagner • zich laten overhalen, verleidenv1) verdienen2) winnen4) verkrijgen, behalen5) bereiken, gaan (naar) -
17 linguistique
linguistique [lẽgŵiestiek]♦voorbeelden:faire un séjour linguistique en Angleterre • enige tijd in Engeland doorbrengen om er de taal te lerenla linguistique • de taalkunde, linguïstiekftaalkunde, linguïstiek -
18 machine
machine [maasĵien]〈v.〉1 machine ⇒ werktuig, toestel♦voorbeelden:machine de guerre • belegeringswerktuigmachine à sous • gok-, speelautomaatmachine de traitement de texte(s) • tekstverwerker, wordprocessormachine à vapeur • stoommachinemachine infernale • helse machinemachine pneumatique • luchtpompmachine à calculer • rekenmachineécrire, taper à la machine • typenmachine à écrire • schrijfmachine〈 pejoratief, figuurlijk〉 il n'est qu'une machine à fabriquer de l'argent • het enige dat hem interesseert is geld verdienenmachine à laver • wasmachinemachine à pointer • prikklokmachine à tisser • weefgetouwmachine à habiter • woonfabriekf1) machine, werktuig2) (motor)fiets3) locomotief4) apparaat, systeem5) ding -
19 main
main [mẽ]〈v.〉1 hand ⇒ handbreedte, voorhand3 haak ⇒ handvat, ring♦voorbeelden:1 la main sur la conscience • met de hand op het hart, eerlijkde main de maître • met meesterhandà main armée • gewapenderhandmettre la dernière main à qc. • de laatste hand aan iets leggen(à) main droite, gauche • (naar) rechts, linksavoir la main ferme • gezag hebbenavoir la haute main sur qc. • ergens de lakens uitdelenavoir la main heureuse • geluk hebbenil a la main leste • hij heeft zijn handen los zittendessin à main levée • tekening uit de losse handavoir les mains liées • met handen en voeten gebonden zijnde longue main • sedert lang, lang van tevorenun article préparé de longue main • een artikel waar lang aan gewerkt isne pas y aller de main morte • er flink op los slaan; overdrijvenà pleines mains • overvloedigavoir la main prompte • losse handen hebben, er gauw op los slaanpolitique de la main tendue • verzoeningspolitiekavoir les mains vides • met lege handen staanbattre des mains • klappen, applaudisserenchanger de main • van eigenaar verwisselendemander la main d'une jeune fille • de hand van een meisje vragendonner la main à qn. • iemand helpense faire la main • zich oefenenun tricot fait main • een handgebreid vestflanquer la main sur la figure à, de qn. • iemand een klap in zijn gezicht gevenforcer la main à qn. • iemand voor het blok zettenjoindre les mains • de handen vouwenlever, porter la main sur qn. • iemand (gaan) slaanmettre, prêter la main à qc. • iets ondernemen, aan iets werkenmettre la main dessus • in beslag nemen, aanhoudenmettre la main sur qc. • de hand op iets leggen, iets terugvindenmettre la main sur qn. • iemand arresteren; iemand terugvindenen mettre sa main au feu • zijn hand ervoor in het vuur stekenpasser la main dans le dos de qn. • voor iemand kruipenperdre la main • z'n vaardigheid kwijtrakenl'affaire va vous péter dans la main • de zaak zal als een zeepbel uit elkaar spatten, zal volledig de mist in gaanporter la main sur qn. • iemand een klap gevenprendre qn. la main dans le sac • iemand op heterdaad betrappenserrer la main à qn. • iemand de hand drukkentendre la main • bedelenen venir aux mains • handgemeen worden〈 sport en spel〉 il y a main! • hands!haut les mains! • handen omhoog!〈 figuurlijk〉 haut la main • zonder enige moeite, met glansfrein à main • handremtomber aux, entre, dans les mains de qn. • in iemands handen vallend' une main • met één handmanger dans la main de qn. • uit iemands hand eten, tam zijnmarcher la main dans la main • hand in hand lopen; 〈 figuurlijk〉 in volledige overeenstemming handelende la main à la main • onderhands, ‘in 't handje’de première main • uit de eerste handtravailler de ses mains • met zijn handen werkenêtre en bonnes mains • in goede handen zijnmener un cheval en main • een paard bij de toom leidence livre est en main • dit boek is uitgeleend, in gebruikprendre en main qc. • iets ter hand nementenir en main la situation • de toestand in de hand hebbenentre les mains de qn. • in iemands handen, onder iemands hoedemener par la main • met de hand leidense prendre par la main • zich vermannensous main • onder(s)hands, heimelijkje n'ai pas mon dictionnaire sous la main • ik heb mijn woordenboek niet bij de handmain courante • trapleuning, zeerelingmain de toilette • washandjefaire main basse sur qc. • iets achteroverdrukkenjouer à (la) main chaude • blindemannetje spelen〈 informeel〉 c'est du cousu main • dat is te gek, dat is puik, áfpremière main • eerste naaisterf1) hand2) handbreedte3) poot, klauw4) handvat5) boek papier [25 vel]6) handschrift -
20 moindre
moindre [mwẽdr]〈bijvoeglijk naamwoord; ook m. & v.〉1 minder ⇒ geringer, lager♦voorbeelden:la moindre des choses est de vous excuser • het minste wat u kunt doen is excuus vragensans la moindre difficulté • zonder enige moeitec'est le moindre de mes soucis • het kan mij absoluut niet schelen→ mal¹adj1) minder, geringer2) minste, geringste
См. также в других словарях:
Nicolai Boilesen — Personal information Full name Nicolai Møller Boi … Wikipedia
WTO — (World Trade Organisation, Verdenshandelsorganisationen) (1995 ), international organisation til fremme af frihandel. Historie I starten af 1930 erne opstod der økonomiske kriser og massearbejdsløshed i mange lande. Landene reagerede ved at… … Danske encyklopædi
§ 49. Komma eller ikke komma — (1) HOVEDREGEL: FAST SLUTKOMMA, VALGFRIT STARTKOMMA Der skal normalt altid sættes slutkomma efter en ledsætning (se dog punkt 2.b og punkt 6 nedenfor), hvorimod det som hovedregel er valgfrit om man også vil sætte startkomma foran ledsætningen… … Dansk ordbog
History of the Netherlands — This article is part of a series Early History … Wikipedia
History of Belgium — The history of Belgium, from pre history to the present day, is intertwined with the histories of its European neighbours, in particular those of the Netherlands and Luxembourg. A feature of modern history is the number of wars between other… … Wikipedia
List of national mottos — This page lists state and national mottos for the world s nations. The mottos for some states lacking general international recognition, extinct states, non sovereign nations and territories are listed, but their names are not bolded. A state… … Wikipedia
Culture of Denmark — Danish smørrebrød or open sandwiches, a staple of Danish cuisine The culture of Denmark has some general characteristics often associated with Danish society and everyday culture. Modesty, punctuality but above all equality are important aspects… … Wikipedia
Socialist Left Party (Norway) — Socialist Left Party Sosialistisk Venstreparti Leader Kristin Halvorsen (has announced resignation) … Wikipedia
Hans Ras — (the Leiden based Koninklijk Instituut voor Taal , Land en Volkenkunde = Royal Institute of Linguistics and Anthropology). Until his retirement he was several times a member of the board of the KITLV. From 1985 to 1992, he was professor of… … Wikipedia
Christiaan Snouck Hurgronje — Dutch scholar Snouck Hurgronje. Born February 8, 1857(1857 02 08) Oosterhout, Netherlands Died … Wikipedia
Groningan Low Saxon — Infobox Language name=Grunnegs or Grönnegs familycolor=Indo European states=Netherlands: Groningen, parts in the north and east of Drenthe, the east of the Frisian municipality Kollumerland region=Groningen speakers=320,000 (est.) fam2=Germanic… … Wikipedia