-
61 offend the ear
pijn doen aan de oren -
62 put a bug in one's ear
een hint geven, wantrouwen opwekken, iem. iets suggereren, iem. iets insinueren -
63 take the wrong sow by the ear
zich tot de verkeerde persoon richten -
64 turn a deaf ear
oren afsluiten, niet willen luisteren -
65 turned a deaf ear
wilde niet horen, deed alsof hij het niet hoorde -
66 turning a deaf ear
weigerde te luisteren, stopte zijn oren dicht -
67 artificial ear
kunstoor -
68 behind-the-ear hearing aid
achter-het-oor apparaatEnglish-Dutch technical dictionary > behind-the-ear hearing aid
-
69 dog's ear
ezelsoor -
70 fixing ear
bevestigingsoor -
71 in-the-ear hearing aid
in-het-oor apparaat -
72 deaf
adj. doof; hardhorend--------n. doof♦voorbeelden:the deaf • (de) dovenfall on deaf ears • een dovemansoor/geen gehoor vindenturn a deaf ear to • doof zijn voor -
73 grin
n. (het) giechelen, glimlach, (het) gniffelen--------v. giechelen, gniffelengrin1[ grin] 〈 zelfstandig naamwoord〉♦voorbeelden:2 take that (silly) grin off your face! • sta niet (zo dom) te grijnzen!————————grin2〈 grinned〉1 grijnzen ⇒ grinniken, glimlachen♦voorbeelden:1 grin like a Cheshire cat/from ear to ear • breed grijnzen, een brede glimlach tonengrin and bear it • zich f houdenII 〈 overgankelijk werkwoord〉1 door een glimlach te kennen geven/uitdrukken♦voorbeelden: -
74 SETE
lacht van oor tot oor (afk. op internet)SETE (Smiling Ear To Ear) -
75 clip
n. paperclip, wasknijper; knipsel; korte videofilm; (in computers) clip, fragment, het verkozen stuk van een grafisch dokument voor nadere bewerking; opladen van kogels; scherpe slag--------v. vastmaken; vastklemmen; klein hakken; perforerenclip1[ klip] 〈 zelfstandig naamwoord〉1 knippende/scherende beweging ⇒ scheerbeurt, trimbeurt♦voorbeelden:a clip on the jaw • een kaakslag————————clip2II 〈 overgankelijk werkwoord〉2 (bij)knippen ⇒ afknippen, kort knippen, trimmen; scheren 〈 schapen〉; uitknippen 〈 uit krant, film〉♦voorbeelden:the ticket was clipped to the programme • het kaartje zat met een paperclip aan het programma -
76 easy
adj. gemakkelijk; geriefelijk; kalm--------adv. makkelijkeasy1[ ie:zie] 〈bijvoeglijk naamwoord; easiness〉1 (ge)makkelijk ⇒ eenvoudig, moeiteloos3 behaaglijk ⇒ comfortabel, gemakkelijk♦voorbeelden:〈 informeel〉 as easy as pie/winking • reuzegemakkelijk, een koud kunstje〈 spreekwoord〉 it's easy to be wise after the event • als het kleed gemaakt is, ziet men de fouten3 easy chair • leunstoel, luie stoeleasy on the ear/eye • aangenaam om te horen/zienhave an easy time (of it) • een gemakkelijk leventje hebbeneasy money • gemakkelijk/illegaal verkregen geldby easy stages • stap voor staplive on Easy Street • in goede doen zijnon easy terms • op gemakkelijke condities, op afbetaling————————easy2〈 bijwoord〉♦voorbeelden:easy as pie • een fluitje van een centeasy does it! • voorzichtig!easy (now) • kalmpjes aan!, rustig! -
77 flea
-
78 for
gezichtsveld (van camera of van doelzoekende kop van raket)for1[ fo:] 〈zelfstandig naamwoord; voornamelijk meervoud〉♦voorbeelden:————————for21 〈doel of reden; ook figuurlijk〉 voor ⇒ om, met het oog op, omwille van, wegens, bedoeld om, ten behoeve van2 voor ⇒ wat betreft, gezien, in verhouding met4 in de plaats van ⇒ tegenover, in ruil voor8 〈leidt een bijzin met onbepaalde wijs met to in die een subjunctieve betekenis heeft〉dat/als … zou … ⇒ dat … moet …♦voorbeelden:send for the boy • stuur iemand om de jongen (te halen)medicine for a fever • medicijnen tegen de koortslong for home • verlangen naar huiswrite for information • schrijven om informatiedo it for Jill • doe het omwille van Jill, doe het voor Jillshe detested him for the liar he was • ze verafschuwde hem omdat hij zo'n leugenaar wasbe hungry for love • snakken naar liefdeset out for Paris • vertrekken met bestemming Parijsfor God's sake! • om godswil!thank you for coming • bedankt dat je gekomen bentnow for it • en nu erop losyou're for it! • er zwaait wat voor je!what for • waaromgood for John • goed voor John zijn doenan ear for music • een muzikaal gehoorit's not for me to • het is niet aan mij om teso much for that • dat is datfor one, we have no money • om te beginnen hebben we geen geldfor one thing we cannot, for another we will not • ten eerste kunnen we niet en ten tweede willen we nietI for one will not do it • ik zal het in elk geval niet doenJohn, for one, objects • John bijvoorbeeld heeft bezwarenfor all that • toch〈 om een bijzin in te leiden〉 for all (that) • niettegenstaande (dat), alhoewelfor all I care • voor mijn partthere's a car for you • daar heb je nu nog eens een autofor once • voor een keerfor the last time, stop it • dit is de laatste keer (dat ik het vraag), hou ermee opthe better for us • des te beter voor onsI am for leaving • ik stel voor te vertrekkenfor and against • voor en tegenpass for a lady • doorgaan voor een damedolls for presents • poppen als geschenkleft for dead • als dood achterlaten6 nicknamed ‘shiny’ for his baldness • bijgenaamd ‘shiny’ om zijn kaalheida cheque for £50 • een cheque ter waarde van £50push for all you are worth • duw uit alle machtit was not for long • het duurde niet lang8 for her to go to Germany would mean that … • als zij naar Duitsland zou gaan, zou dat inhouden dat …for her to leave us is impossible • het is onmogelijk dat zij ons zou verlatenfor this to work it is necessary to • wil dit lukken, dan is het nodig te¶ anyone for coffee? • wil er iemand koffie?now for the story • en nu het verhaalgood for John! • goed zo, John!————————for31 want ⇒ daar, aangezien♦voorbeelden: -
79 outer
adj. buiten[ autə]1 buitenste ⇒ aan de buitenzijde, buiten-, over-♦voorbeelden:outer ear • uitwendig oorouter garments/wear • bovenkledingouter space • de ruimtethe outer world • de buitenwereld2 outer man/woman • het uiterlijk, het voorkomen -
80 play
n. toneelstuk; spel; speeltuig; lach; humor--------v. spelen; voordragen; spelen ( muziek)play1[ plee] 〈 zelfstandig naamwoord〉3 spel4 actie ⇒ activiteit, beweging♦voorbeelden:〈Amerikaans-Engels; voornamelijk sport〉 set play • ingestudeerd(e) spel(patroon)/manoeuvreallow/give full/free play to something • iets vrij spel latenthere's too much play in the rope • het touw heeft te veel spelingbring/call into play • erbij betrekkencome into play • mee gaan spelen¶ make great play about/of • erg de nadruk leggen op, sterk benadrukken————————play21 spelen♦voorbeelden:play dead • doen alsof men dood isplay on • doorspelenplay at soldiers/hide-and-seek • soldaatje/verstoppertje spelen〈 figuurlijk〉 play at something • iets niet ernstig nemen, iets doen voor de pretplay down to someone • zich aan iemand aanpassen〈 informeel〉 what on earth are you playing at? • wat heeft dit allemaal te betekenen?play (up)on someone's feelings • op iemands gevoelens werkenII 〈 overgankelijk werkwoord〉♦voorbeelden:play back a tape • een band afspelen/weergevenhe played his last dollar • hij zette zijn laatste dollar inplay someone along • iemand aan het lijntje houdenplay something down • iets bagatelliseren
См. также в других словарях:
ear — W2S2 [ıə US ır] n ↑ear, ↑nose, ↑tooth, ↑eye ▬▬▬▬▬▬▬ 1¦(part of your body)¦ 2¦(hearing)¦ 3¦(grain)¦ 4 smile/grin etc from ear to ear 5 6 a sympathetic ear 7 close/shut your ears to something … Dictionary of contemporary English
Ear — Ear, n. [AS. e[ a]re; akin to OFries. [ a]re, [ a]r, OS. ?ra, D. oor, OHG. ?ra, G. ohr, Icel. eyra, Sw. [ o]ra, Dan. [ o]re, Goth. auso, L. auris, Lith. ausis, Russ. ukho, Gr. ?; cf. L. audire to hear, Gr. ?, Skr. av to favor, protect. Cf.… … The Collaborative International Dictionary of English
ear — ear1 [ir] n. [ME ere < OE ēare akin to Goth ausō, Ger ohr < IE base * ous , ear > L auris, Gr ous, OIr au] 1. the part of the body specialized for the perception of sound; organ of hearing: the human ear consists of the external ear, the … English World dictionary
ear — [ ır ] noun *** 1. ) count one of the two parts at the sides of your head that you hear with: He whispered something in her ear. 2. ) singular the ability to hear and judge sounds: She has a very good ear for music. 3. ) count the part at the top … Usage of the words and phrases in modern English
Ear — Saltar a navegación, búsqueda Nombre Anglosajón Ear tumba Forma Futhorc … Wikipedia Español
ear — Ⅰ. ear [1] ► NOUN 1) the organ of hearing and balance in humans and other vertebrates. 2) the fleshy external part of this organ. 3) (in other animals) an organ sensitive to sound. 4) an ability to recognize and appreciate music or language. 5)… … English terms dictionary
ear — for hearing and ear of corn seem in some way to belong together, but in fact they are two quite distinct words etymologically. Ear for hearing [OE] is an ancient term that goes right back to the Indo European roots of the language. Its ancestor… … The Hutchinson dictionary of word origins
ear — for hearing and ear of corn seem in some way to belong together, but in fact they are two quite distinct words etymologically. Ear for hearing [OE] is an ancient term that goes right back to the Indo European roots of the language. Its ancestor… … Word origins
Ear — Ear, n. [AS. ear; akin to D. aar, OHG. ahir, G. [ a]hre, Icel., Sw., & Dan. ax, Goth. ahs. ???. Cf. {Awn}, {Edge}.] The spike or head of any cereal (as, wheat, rye, barley, Indian corn, etc.), containing the kernels. [1913 Webster] First the… … The Collaborative International Dictionary of English
EAR — steht für: East African Railways, eine Bahngesellschaft der drei ostafrikanischen Staaten Kenia, Uganda und Tansania Einnahmen Ausgaben Rechnung, im Steuerrecht, siehe Einnahmenüberschussrechnung Elektro Altgeräte Register, siehe Elektro und… … Deutsch Wikipedia
Ear — Ear, v. t. [OE. erien, AS. erian; akin to OFries. era, OHG. erran, MHG. eren, ern, Prov. G. aren, [ a]ren, Icel. erja, Goth. arjan, Lith. arti, OSlav. orati, L. arare, Gr. ?. Cf. {Arable}.] To plow or till; to cultivate. To ear the land. Shak.… … The Collaborative International Dictionary of English