-
41 zijn woord breken
zijn woord breken -
42 inschoppen
2 [breken] briser à coups de pied3 [al voetballende breken] briser en jouant au football -
43 nek
♦voorbeelden:〈 figuurlijk〉 iemand de nek breken • casser les reins à qn.〈 figuurlijk〉 zijn nek breken (over iets) • se casser la figure (sur qc.)iemand, een kip de nek omdraaien • tordre le cou à qn., à une poulede nek uitsteken om beter te kunnen zien • avancer le cou pour mieux voirik heb geen ogen in mijn nek • je n'ai pas des yeux derrière la tête〈 figuurlijk〉 iemand met de nek aanzien, aankijken • traiter qn. par-dessous la jambe〈 figuurlijk〉 wat haal je je op je nek? • dans quoi est-ce que tu t'embarques?〈 figuurlijk〉 op iemands nek zitten • être sur le dos de qn.iemand op z'n nek springenover zijn nek gaan • vomirtot aan zijn nek in de schulden zitten • être endetté jusqu'au cou -
44 acht
♦voorbeelden:acht mei • le huit maibinnen acht dagen iets betalen • payer qc. dans les huit joursiets in achten breken • casser qc. en huit (morceaux)zij zijn met hun achten • ils sont huithet is tegen achten • il est près de huit heureseen acht voor Nederlands • un huit (sur dix) en néerlandais2 geeft acht! • garde à vous!acht geven, slaan op • faire attention àzich in acht nemen • 〈 gezondheid〉 se ménager; 〈 woorden〉 se surveiller; 〈 voor iemand〉 se garder (de qn.) -
45 afbreken
1 [brekend losgaan] (se) casser2 [plotseling ophouden] s'arrêter netII 〈 overgankelijk werkwoord〉1 [door breken scheiden] détacher2 [plotseling doen ophouden] interrompre3 [slopen; afkraken] démolir♦voorbeelden:woorden afbreken • couper des mots (en fin de ligne)een tak van de boom afbreken • arracher une branche d'arbre -
46 been
3 [bot; stof waaruit botten bestaan] os 〈m.〉4 [gebeente] os 〈 meervoud〉♦voorbeelden:dat paard staat hoog op de benen • ce cheval a de longues jambesop het verkeerde been gezet worden • être pris à contre-piedmet het verkeerde been uit bed gestapt zijn • s'être levé du pied gauche〈 figuurlijk〉 iemand tegen het zere been schoppen • toucher qn. au vifeen been breken • se casser la jambede benen nemen • prendre ses jambes à son coumijn been slaapt • j'ai des fourmis dans les jambesde benen strekken • se dégourdir les jambesmet zijn been trekken • tirer la jambeal de hele dag op de been zijn • être sur pied toute la (sainte) journéeer was veel volk op de been • il y avait beaucoup de mondeik kan niet meer op mijn benen staan • je ne tiens plus sur mes jambesiemand weer op de been helpen • remettre qn. sur piedvast op z'n benen staan • être d'aplombslecht ter been zijn • avoir de mauvaises jambeszijn benen uit zijn lijf lopen • se démenerik heb geen benen meer om op te staan • je n'ai plus de jambesbenen als een ooievaar hebben • être monté sur des échasses〈 spreekwoord〉 het zijn sterke benen die de weelde kunnen dragen • ±il faut de plus grandes vertus pour soutenir la bonne fortune que la mauvaise -
47 bot
bot1I 〈de〉♦voorbeelden:¶ bot vangen • 〈 iemand niet thuis vinden〉 trouver porte close; 〈 geen succes hebben〉 faire chou blancII 〈 het〉1 [been] os 〈m.〉♦voorbeelden:1 iemands botten breken • briser les os à qn.men kan zijn botten tellen • on lui compterait les côtestot op het bot verkleumd • glacé jusqu'aux osiemand tot op het bot uitzuigen • sucer qn. jusqu'à la moelle————————bot2♦voorbeelden:iets bot maken • émousser qc.bot worden • s'émousser→ link=bijl bijleen botte kerel • un rustre -
48 breuk
♦voorbeelden:een breuk zetten • réduire une fracture4 zich een breuk aan iets tillen • se donner un tour de rein en soulevant qc. -
49 brokkelen
1 [in stukjes breken] mettre en petits morceaux1 [in brokken uiteenvallen] s'effriter♦voorbeelden: -
50 doorbreken
doorbreken11 [verbreken] rompre2 [door iets heen breken] percer♦voorbeelden:het doorbreken • la rupture————————doorbreken21 [stuk-, openbreken] se rompre♦voorbeelden:II 〈 overgankelijk werkwoord〉1 [in twee delen scheiden] casser♦voorbeelden: -
51 eed
♦voorbeelden:een eed op de bijbel afleggen • prêter serment sur la Bibleeen eed afleggen • prêter sermentiemand een eed afnemen • faire prêter serment à qn.zijn eed breken • violer son sermentiemand van zijn eed ontheffen • délier qn. de son sermentiemand onder ede horen • faire témoigner qn. sous sermentonder ede staan • témoigner sous sermenteen getuige onder ede • un témoin assermentéik zou er geen eed op willen doen • je n'en jurerais pas -
52 gelofte
♦voorbeelden:een gelofte breken • rompre un sermentzijn gelofte houden • être fidèle à son engagement -
53 hals
3 [m.b.t. kledingstukken] encolure♦voorbeelden:de hals afsnijden • couper le coude hals breken • se casser le couiemand om de hals vliegen • se jeter au cou de qn.〈 figuurlijk〉 iemand om hals brengen • mettre qn. à mort〈 figuurlijk〉 iemand iets op de hals schuiven • faire endosser qc. à qn.zich een verkoudheid op de hals halen • attraper un rhumezich moeilijkheden op de hals halen • s'attirer des ennuiszich schulden op de hals halen • s'embarrasser de detteseen onnozele hals • une andouillehals over kop vertrekken • prendre ses jambes à son cou -
54 hart
♦voorbeelden:in hart en nieren • dans l'âmevan ganser harte • de tout coeuraan een gebroken hart lijden • avoir le coeur briséhij heeft een goed hart • il a bon coeuriemand een goed hart toedragen • vouloir du bien à qn.het Heilig Hart • le Sacré-Coeureen klein hartje hebben • avoir le coeur tendreiemand een kwaad hart toedragen • être mal disposé envers qn.hij draagt die zaak een warm hart toe • cette affaire lui tient à coeureen zwak hart hebben • avoir le coeur faibleiemands hart breken • briser le coeur de qn.mijn hart draaide om in mijn lijf • 〈 schrikken〉 mon sang n'a fait qu'un tour; 〈 walgen〉 cela me soulevait le coeurhet hart op de juiste plaats dragen, hebben • avoir le coeur bien placé〈 figuurlijk〉 zijn hart aan iets geven • s'engager avec coeur dans qc.heb het hart eens! • ose un peu!het hart op de tong hebben • avoir le coeur sur les lèvreshart voor een zaak hebben • prendre une affaire à coeurik hield mijn hart vast • je frémissais à cette penséemet kloppend hart • le coeur battanthet hart klopte hem in de keel • le coeur lui battait dans la gorgezijn hart luchten (bij iemand) • ouvrir son coeur (à qn.)je kunt je hart ophalen • vous pouvez vous en donner à coeur joiez'n hart uit z'n lijf spugen • rendre tripes et boyauxiemand een hart onder de riem steken • remonter le moral à qn.bij iemand zijn hart uitstorten • ouvrir son âme à qn.zijn hart aan iemand verloren hebben • s'être épris de qn.zijn hart aan iets verpanden • se livrer corps et âme à qc.het hart zonk hem in de schoenen • le coeur lui manquahet aan het hart hebben • souffrir du coeur〈 Algemeen Zuid-Nederlands〉 laat het niet aan je hart komen! • ne t'en fais pas!iemand aan het hart drukken • presser qn. contre son coeurdat gaat hem aan het hart • cela le toucheiemand na aan het hart liggen • être cher à qn.dat ligt mij het naast aan het hart • c'est ce qui me tient le plus à coeurin mijn hart • dans mon for intérieuriemand in zijn hart gesloten hebben • porter qn. dans son coeuriets met hart en ziel doen • faire qc. de tout son coeurzich met hart en ziel aan iets wijden • se donner corps et âme à qc.dat is een man naar mijn hart • c'est un homme selon mon coeur〈 figuurlijk〉 iemand op het hart trappen • blesser qn.iets op zijn hart hebben • avoir qc. sur le coeuriemand iets op het hart drukken, binden • recommander (vivement) qc. à qn.iets niet over zijn hart kunnen verkrijgen • ne pouvoir se résoudre à qc.iets ter harte nemen • prendre qc. à coeurdat gaat mij zeer ter harte • cela me tient fort à coeurdat is mij uit het hart gegrepen • voilà qui est parlervan zijn hart geen moordkuil maken • dire ce qu'on a sur le coeurdat moet mij toch van het hart • je ne peux m'empêcher de le direvan harte gefeliciteerd! • félicitations!hart voor het werk hebben • avoir du coeur à l'ouvrage〈 spreekwoord〉 waar het hart vol van is, loopt de mond van over • la bouche parle de l'abondance du coeur→ link=oog oog -
55 hoofd
3 [(van personen) leider, meerdere] 〈m.b.t. gezin〉 chef 〈m.〉 ⇒ 〈m.b.t. school〉 directeur 〈m.〉⇒ directrice 〈v.〉♦voorbeelden:het hoofd van een stoet • la tête d'un cortègemet gebogen hoofd lopen • marcher la tête bassemet gedekt hoofd • la tête couvertehij heeft een goed hoofd • il a de la têtehij is een hoofd groter dan ik • il me dépasse d'une têteeen hard hoofd in iets hebben • être pessimiste (concernant qc.)zijn hoofd wordt rood van schaamte • le rouge de la honte lui monte au fronteen verstopt hoofd hebben • être enchifenéeen hoofd vol zorgen hebben • n'avoir que des soucis en têtehet hoofd vol hebben van … • ne rêver que de …iets het hoofd bieden • faire front à qc.iemand het hoofd bieden • tenir tête à qn.zich het hoofd over iets breken • se casser la tête sur qc.iemand het hoofd op hol brengen • tourner la tête à qn.het hoofd buigen • baisser la têtehet hoofd er niet bij hebben • avoir la tête ailleurshet is hem gelukt het hoofd boven water te houden • il a réussi à se maintenir 〈 niet failliet gaan〉het hoofd koel houden • garder la tête froidehet hoofd op de ellebogen laten rusten • se prendre la tête dans les mainshet hoofd loopt mij om • je ne sais (plus) où donner de la têtehet hoofd ontbloten • se découvrirhet hoofd schudden • secouer la têtemijn hoofd staat er niet naar • je n'ai pas la tête à çade hoofden tellen • compter les personnes présenteshet hoofd verliezen • perdre la têteik durf mijn hoofd eronder te verwedden • j'en mettrais ma main au feuzeur me niet aan het hoofd! • ne me casse pas les pieds!wel wat anders aan z'n hoofd hebben • avoir bien autre chose en têtehij stelde zich aan het hoofd van de beweging • il prit la tête du mouvementaan het hoofd staan van iets • diriger qc.ben je wel goed bij je hoofd? • ça va pas, la tête?niet goed bij, in het, zijn hoofd zijn • ne pas avoir toute sa têteiemand boven het hoofd groeien • 〈 ook figuurlijk〉 dépasser qn.dat hangt hem boven het hoofd • cela lui pend au nezdie onderneming is mij boven het hoofd gegroeid • la direction de cette entreprise dépasse maintenant mes capacitéshet werk groeit haar boven het hoofd • elle est submergée de travaildie gedachte speelt mij door het hoofd • cette pensée me trotte par la têtedat is mij door het hoofd geschoten • ça m'est complètement sorti de la têtehet is hem in het hoofd geslagen • il a perdu la tête〈 figuurlijk〉 iemand iets in het hoofd stampen • fourrer qc. dans la tête de qn.zich een gat in het (z'n) hoofd vallen • s'ouvrir le crâne en tombantzich licht in het hoofd voelen • avoir le vertigeiemand in het hoofd treffen • toucher qn. à la têtezich iets in het hoofd zetten • se mettre qc. en têtehoe haalt hij het in zijn hoofd? • 〈 denken〉 qu'est-ce qu'il va chercher là?; 〈 doen〉 qu'est-ce qui lui prend de faire une chose pareille!het in zijn hoofd halen om te • s'aviser dealles zeggen wat in je hoofd opkomt • dire tout ce qui vous passe par la têtemet het hoofd omlaag vallen • tomber la tête la premièremet zijn hoofd tegen de muur lopen • donner de la tête contre un murmet het hoofd tegen de muur slaan • se cogner la tête contre le muriemand een verwijt naar het hoofd slingeren • lancer un reproche à la tête de qn.〈 figuurlijk〉 iemand iets naar het hoofd smijten • jeter qc. à la tête de qn.de drank stijgt hem naar het hoofd • l'alcool lui monte à la tête〈 figuurlijk〉 hij kan wel op zijn hoofd gaan staan, ik doe het niet • il a beau faire des pieds et des mains, je ne marche paseen prijs op iemands hoofd zetten • mettre à prix la tête de qn.dat zal op uw hoofd neerkomen • cela vous retombera sur la têteiets over het hoofd zien • ne pas remarquer qc.ik zal die gekheid wel uit mijn hoofd laten • je me garderai bien de faire cette bêtisedat laat ik mij niet uit mijn hoofd praten • on ne me fera pas changer d'idéedat zou ik maar uit mijn hoofd zetten • tu ferais mieux d'abandonner cette idéeuit het hoofd leren • apprendre par coeuruit het hoofd rekenen • calculer de têteuit het hoofd spelen • jouer sans partitioniemand van het hoofd tot de voeten opnemen • examiner qn. des pieds à la têtevan het hoofd tot de voeten gewapend • armé de pied en cap't is om je voor het hoofd te slaan • c'est à se taper la tête contre les murs〈 figuurlijk〉 iemand voor het hoofd stoten • offenser qn.een hoofd hebben als een boei • être rouge comme une pivoine〈 spreekwoord〉 zoveel hoofden, zoveel zinnen • autant de têtes, autant d'avishet hoofd van de rooms-katholieke Kerk • le chef de l'Eglise catholique -
56 iets stuk maken
iets stuk maken〈 beschadigen〉 abîmer qc.; 〈 breken〉 casser qc. -
57 ijs
♦voorbeelden:zich op glad ijs wagen, begeven • 〈 netelig onderwerp〉 s'aventurer sur un terrain glissant; 〈 onbekend terrein〉 s'aventurer dans un domaine inconnuijs afkrabben • enlever le givrebeslagen, onbeslagen ten ijs komen • être bien, mal préparé -
58 ijzer
♦voorbeelden:gesmeed ijzer • fer forgéeen heet ijzer aanvatten • s'engager sur un terrain brûlantoud ijzer • de la ferraillemet ijzer beslaan • ferrerijzer delven • extraire du ferijzer smeden • battre le ferhij is van ijzer en staal • c'est un homme de fer〈 spreekwoord〉 men moet het ijzer smeden als het heet is • il faut battre le fer pendant qu'il est chaud -
59 ingooien
1 [gooiend binnen doen komen] jeter dans2 [door een worp breken] casser♦voorbeelden:1 [sport en spel] remettre en jeu -
60 inslaan
1 [door slaan breken] briser2 [in voorraad nemen] s'approvisionner en3 [indrijven] enfoncer♦voorbeelden:→ link=bodem bodem1 [een richting nemen] prendre2 [met een slag in iets doordringen] frapper (qp.) ⇒ 〈m.b.t. bliksem〉tomber (qp.)3 [figuurlijk] avoir de l'effet (sur)♦voorbeelden:→ link=bom bom
См. также в других словарях:
breken — broko … Woordenlijst Sranan
brique — [ brik ] n. f. • fin XIIe; aussi « morceau, miette » jusqu au XVIe et dial.; néerl. bricke;cf. all. brechen « briser » 1 ♦ Matériau artificiel fabriqué avec de la terre argileuse pétrie, façonnée et séchée. Brique parallélépipédique, plate,… … Encyclopédie Universelle
Unglück — 1. Allein vnglück vnd armut ist vor den Neidhard gut. – Gruter, III, 4; Lehmann, II, 33, 21; Simrock, 7478. 2. Alles Vnglück fahet sich in Gottes namen an (in nomine Domini). – Gruter, III, 4; Henisch, 1697, 30; Petri, II, 8; Blum, 2; Eiselein,… … Deutsches Sprichwörter-Lexikon
all up — Break Break (br[=a]k), v. t. [imp. {broke} (br[=o]k), (Obs. {Brake}); p. p. {Broken} (br[=o] k n), (Obs. {Broke}); p. pr. & vb. n. {Breaking}.] [OE. breken, AS. brecan; akin to OS. brekan, D. breken, OHG. brehhan, G. brechen, Icel. braka to creak … The Collaborative International Dictionary of English
Brake — Break Break (br[=a]k), v. t. [imp. {broke} (br[=o]k), (Obs. {Brake}); p. p. {Broken} (br[=o] k n), (Obs. {Broke}); p. pr. & vb. n. {Breaking}.] [OE. breken, AS. brecan; akin to OS. brekan, D. breken, OHG. brehhan, G. brechen, Icel. braka to creak … The Collaborative International Dictionary of English
Break — (br[=a]k), v. t. [imp. {broke} (br[=o]k), (Obs. {Brake}); p. p. {Broken} (br[=o] k n), (Obs. {Broke}); p. pr. & vb. n. {Breaking}.] [OE. breken, AS. brecan; akin to OS. brekan, D. breken, OHG. brehhan, G. brechen, Icel. braka to creak, Sw. braka … The Collaborative International Dictionary of English
Breaking — Break Break (br[=a]k), v. t. [imp. {broke} (br[=o]k), (Obs. {Brake}); p. p. {Broken} (br[=o] k n), (Obs. {Broke}); p. pr. & vb. n. {Breaking}.] [OE. breken, AS. brecan; akin to OS. brekan, D. breken, OHG. brehhan, G. brechen, Icel. braka to creak … The Collaborative International Dictionary of English
Broke — Break Break (br[=a]k), v. t. [imp. {broke} (br[=o]k), (Obs. {Brake}); p. p. {Broken} (br[=o] k n), (Obs. {Broke}); p. pr. & vb. n. {Breaking}.] [OE. breken, AS. brecan; akin to OS. brekan, D. breken, OHG. brehhan, G. brechen, Icel. braka to creak … The Collaborative International Dictionary of English
broke — Break Break (br[=a]k), v. t. [imp. {broke} (br[=o]k), (Obs. {Brake}); p. p. {Broken} (br[=o] k n), (Obs. {Broke}); p. pr. & vb. n. {Breaking}.] [OE. breken, AS. brecan; akin to OS. brekan, D. breken, OHG. brehhan, G. brechen, Icel. braka to creak … The Collaborative International Dictionary of English
Broken — Break Break (br[=a]k), v. t. [imp. {broke} (br[=o]k), (Obs. {Brake}); p. p. {Broken} (br[=o] k n), (Obs. {Broke}); p. pr. & vb. n. {Breaking}.] [OE. breken, AS. brecan; akin to OS. brekan, D. breken, OHG. brehhan, G. brechen, Icel. braka to creak … The Collaborative International Dictionary of English
road — Break Break (br[=a]k), v. t. [imp. {broke} (br[=o]k), (Obs. {Brake}); p. p. {Broken} (br[=o] k n), (Obs. {Broke}); p. pr. & vb. n. {Breaking}.] [OE. breken, AS. brecan; akin to OS. brekan, D. breken, OHG. brehhan, G. brechen, Icel. braka to creak … The Collaborative International Dictionary of English