-
1 voet
patte, pied -
2 poot
♦voorbeelden:de achterste poten • les pattes de derrièreop zijn achterste poten gaan staan • monter sur ses ergotsgeef eens een poot! • donne la patte!pootjes geven • donner la pattemijn pen heeft pootjes gekregen • mon stylo s'est envolé2 de poten onder het kabinet wegzagen • 〈 de basis wegnemen〉 saper le gouvernement; 〈 bekritiseren〉 démolir le gouvernement〈 figuurlijk〉 iets op poten zetten • mettre sur pied qc.een tafel op vier poten • une table à quatre piedsiemand pootje haken • faire un croche-pied à qn.; 〈 figuurlijk〉 faire un croc-en-jambe à qn.geen poot meer kunnen verzetten • ne plus pouvoir mettre un pied devant l'autreblijf er af met je poten! • bas les pattes!geen poot aan de grond krijgen • n'avoir aucune chance de succèsgeen poot uitsteken • ne pas remuer le petit doigtgeen poot verzetten • ne pas bouger d'un poucegeen poot hebben om op te staan • ne pas faire le poids4 iemand een poot geven • serrer la pince à qn.op zijn poot spelen • réagir violemmenteen brief op poten schrijven • écrire une lettre dans laquelle on ne mâche pas ses mots -
3 hand
♦voorbeelden:op handen en voeten lopen, kruipen • marcher à quatre pattesin andere handen komen • changer de mainaan de beterende hand zijn • être en voie de guérisoneen gelukkige hand van gooien hebben • avoir la main chanceuseeen gemakkelijke hand van uitgeven hebben • dépenser sans compterdie zaak is in goede handen • cette affaire est en bonnes mainsgouden handen hebben • avoir des doigts de féemet harde hand opvoeden • élever à la dure(iemand) de helpende hand bieden • tendre une main secourable (à qn.)bevelen van hoger hand • ordres qui viennent d'en hautvan hoger hand is besloten dat • les autorités ont décidé que〈 figuurlijk〉 de laatste hand aan iets leggen • mettre la dernière main à qc.niet met lege handen komen • ne pas arriver les mains vides〈 figuurlijk〉 iets uit de losse hand doen • faire qc. par-dessus la jambemet losse handen rijden • rouler sans les mainsiemand de reddende hand toesteken • tendre la perche à qn.de sterke hand • (les agents de) la force publiquede politiek van de toegestoken hand • la politique de la main tenduemet vaste hand • d'une main assuréemet vaste, krachtige hand regeren • gouverner avec poignein vertrouwde handen zijn • être entre bonnes mainsde vlakke hand • la paumedat kost handen vol geld • ça coûte une (petite) fortunein vreemde handen overgaan • passer en d'autres mainsde handen vrij hebben • avoir les coudées franches〈 figuurlijk〉 iemand de vrije hand laten • donner carte blanche à qn.aan de winnende hand zijn • être en train de gagner〈 figuurlijk〉 de handen van iemand aftrekken • abandonner qn. à son sort〈 figuurlijk〉 de handen van iets aftrekken • se détourner de qc.〈 figuurlijk〉 iemand de handen binden • lier les mains à qn.iemand de hand drukken, geven, schudden • donner une poignée de main à qn.iemand de hand op iets geven • donner sa parole à qn.zij kunnen elkaar de hand geven • ils peuvent se donner la main〈 figuurlijk〉 de hand in iets hebben • être mêlé à qc.〈 figuurlijk〉 de hand aan iets houden • observer (scrupuleusement) qc.de hand op iets, iemand leggen • mettre la main sur qc., qn.de hand lezen • lire (dans) les lignes de la mainde hand met iets lichten • 〈 't niet zo nauw nemen〉 prendre qc. à la légère; 〈 zich ervan afmaken〉 bâcler qc.hij heeft de handen los aan zijn lijf zitten • il n'a pas les bras gourds〈 figuurlijk〉 zijn hand niet voor iets omdraaien ↓ faire qc. les doigts dans le nez〈 figuurlijk〉 de hand(en) tegen iemand opheffen • lever la main contre qn.iemand de hand reiken, toesteken • tendre la main à qn.; 〈 helpen〉 donner un coup de main à qn.de hand aan de ploeg, aan het werk slaan • se mettre à l'ouvragezijn handen niet thuis kunnen houden • 〈 slaan〉 avoir la main leste; 〈 betasten〉 avoir la main baladeuse; 〈 stelen〉 laisser traîner ses mains partout〈 figuurlijk〉 iemand de handen vullen • graisser la patte à qn.〈 figuurlijk〉 iemands handen zalven • graisser la patte à qn.mijn hand erop! • c'est promis!handen omhoog! • haut les mains!streng de hand houden aan de voorschriften • être à cheval sur le règlementhanden thuis! • bas les pattes!〈 figuurlijk〉 iemand iets aan de hand doen • suggérer qc. à qn.hand aan (in) hand gaan • marcher la main dans la main〈 figuurlijk〉 iets achter de hand hebben • avoir qc. en réserve〈 figuurlijk〉 iets bij de hand nemen • entreprendre qc.〈 figuurlijk〉 iets bij de hand hebben • avoir qc. à portée de la mainin de handen klappen • battre des mainsin handen vallen van de politie • tomber aux mains de la policegoed, gemakkelijk in de hand liggen • être maniablezijn toekomst is in mijn handen • son avenir est entre mes mainsiemand iets in handen spelen • faire passer discrètement qc. à qn.iets met het bewijs in handen aantonen • démontrer qc. preuves en main〈 figuurlijk〉 iemand in handen vallen • tomber entre les mains de qn.〈 figuurlijk〉 iemand iets in handen geven • confier qc. à qn.hij wil met de hand aan de hemel reiken • il veut décrocher la lunemet de handen werken • travailler de ses mains〈 figuurlijk〉 met de hand op het hart iets verklaren • déclarer qc. la main sur le coeurmet de hand genaaid • cousu (à la) mainzich met hand en tand verzetten • se défendre comme un lion〈 figuurlijk〉 iemand naar zijn hand stellen • manipuler qn.〈 figuurlijk〉 iemand naar zijn hand zetten • mettre qn. dans sa pocheiets om handen hebben • avoir qc. à faire〈 figuurlijk〉 iets onder handen hebben • travailler à qc.〈 figuurlijk〉 iemand onder handen nemen • passer un savon à qn.op (met) de hand wassen • laver à la mainde hand op de knip houden • être près de ses soushand over hand toenemen • aller en augmentantiemand iets ter hand stellen • remettre qc. à qn. (en mains propres)iemand het werk uit de handen nemen • décharger qn. d'un travailer komt niets uit zijn handen • il n'arrive à rien (de bon)uit de hand eten • 〈letterlijk; m.b.t. dieren〉 accepter la nourriture dans la main de qn.; 〈 figuurlijk〉 manger dans la mainuit de eerste hand • de première mainvlug van de hand gaan • se vendre comme des petits painsiets van de hand doen • écouler qc.van hand tot hand gaan • passer de main en maingeen hand voor iemand, iets uitsteken • ne pas lever le petit doigt pour aider qn., faire qc.hij heeft er geen hand naar uitgestoken • il n'y a pas touchéhet zijn twee handen op één buik • ils s'entendent comme larrons en foire¶ wat is er daar aan de hand? • qu'est-ce qui se passe?alsof er niets aan de hand was • comme si de rien n'étaitiets in de hand werken • aider à qc.dat werkt misdaad in de hand • c'est une incitation au crimeiemand op zijn hand krijgen • mettre qn. de son côtéop iemands hand zijn • être du côté de qn.op handen zijn • être imminentvan de hand in de tand leven • vivre au jour le joureen voorstel van de hand wijzen • repousser une propositionbeschuldigingen van de hand wijzen • rejeter des accusationseen uitnodiging van de hand wijzen • décliner une invitation→ link=vogel vogel -
4 been
-
5 klauw
-
6 poot
-
7 been
3 [bot; stof waaruit botten bestaan] os 〈m.〉4 [gebeente] os 〈 meervoud〉♦voorbeelden:dat paard staat hoog op de benen • ce cheval a de longues jambesop het verkeerde been gezet worden • être pris à contre-piedmet het verkeerde been uit bed gestapt zijn • s'être levé du pied gauche〈 figuurlijk〉 iemand tegen het zere been schoppen • toucher qn. au vifeen been breken • se casser la jambede benen nemen • prendre ses jambes à son coumijn been slaapt • j'ai des fourmis dans les jambesde benen strekken • se dégourdir les jambesmet zijn been trekken • tirer la jambeal de hele dag op de been zijn • être sur pied toute la (sainte) journéeer was veel volk op de been • il y avait beaucoup de mondeik kan niet meer op mijn benen staan • je ne tiens plus sur mes jambesiemand weer op de been helpen • remettre qn. sur piedvast op z'n benen staan • être d'aplombslecht ter been zijn • avoir de mauvaises jambeszijn benen uit zijn lijf lopen • se démenerik heb geen benen meer om op te staan • je n'ai plus de jambesbenen als een ooievaar hebben • être monté sur des échasses〈 spreekwoord〉 het zijn sterke benen die de weelde kunnen dragen • ±il faut de plus grandes vertus pour soutenir la bonne fortune que la mauvaise -
8 de kat haalde naar hem uit
de kat haalde naar hem uit -
9 een manke poot
een manke poot -
10 een veeg uit de pan krijgen
een veeg uit de pan krijgen -
11 ganzenvoet
-
12 geef eens een poot!
geef eens een poot!donne la patte! -
13 hanenpoot
♦voorbeelden: -
14 hij is een wolf in schaapskleren
hij is een wolf in schaapsklerenDeens-Russisch woordenboek > hij is een wolf in schaapskleren
-
15 iemand de handen vullen
iemand de handen vullengraisser la patte à qn. -
16 iemand zijn zakken vullen
iemand zijn zakken vullen〈 figuurlijk〉 graisser la patte à qn. -
17 iemands handen zalven
iemands handen zalvengraisser la patte à qn. -
18 jat
-
19 klauw
♦voorbeelden:z'n klauwen uitslaan • sortir ses griffes2 in iemands klauwen vallen • tomber sous la griffe de qn.iemand in zijn klauwen hebben • avoir qn. sous sa griffeblijf met je klauwen van mijn auto af • enlève tes pattes de ma voiture -
20 mank
♦voorbeelden:mank gaan, lopen • boiterlicht mank gaan • boitillermank zijn aan de linkervoet • boiter du pied gauche
- 1
- 2
См. также в других словарях:
patté — patté … Dictionnaire des rimes
patte — PATTE. s. f. Il ne se dit proprement que du pied des animaux qui ont des doigts, des ongles ou des griffes. Patte de singe. Patte de lion. patte de chat. On dit prov. Tirer les marons du feu avec la patte du chat, pour dire, Faire faire par un… … Dictionnaire de l'Académie française
patte — Patte à briquet, patte mouillée. Ce mot ne se prend plus dans ce sens; il signifie le pied d un animal: patte de devant; animal à quatre pattes . Chiffon , s. m., mauvais linge , sont les seuls mots qui peuvent exprimer la premiere idée. On… … Dictionnaire grammatical du mauvais langage
patte — de bestes, comme d un Chien, Lion, ou semblables, Palma pedis. Une herbe qu on appelle Patte de lion, Leontopetalon, Consiligo. On la nomme aussi Pommelée, Elebore noir. Patte d ours, voyez Branque Ursine, Acanthus. Patte de loup, non d herbe,… … Thresor de la langue françoyse
PATTE (P.) — PATTE PIERRE (1723 1814) Architecte et théoricien, Pierre Patte, élève de Boffrand, a pris une part considérable aux discussions sur l’architecture et l’urbanisme de son temps par ses très nombreux ouvrages: Monuments érigés en France à la gloire … Encyclopédie Universelle
patté — patté, ée (pa té, tée) adj. 1° Qui a une espèce de patte. 2° Terme de blason. Se dit des croix dont les extrémités s élargissent en forme de patte ouverte. HISTORIQUE XVIe s. • On peut avoir des poulets en hyver, par le moyen des pigeons … Dictionnaire de la Langue Française d'Émile Littré
Patte — Le nom est fréquent en Picardie, notamment dans la Somme, et dans le Nord Pas de Calais. On le rattache généralement au mot patte (= pied), ce serait un sobriquet pour un homme aux grands pieds ou un lourdaud (cf. le nom Pattou). À envisager… … Noms de famille
Patte — Patte, so v.w. Branke … Pierer's Universal-Lexikon
Patte — (franz.), Pfote, Tatze, Klaue, Bein, Fuß; auch Taschenklappe an einem Kleidungsstück … Meyers Großes Konversations-Lexikon
Patte — (frz.), Pfote; Klappe (an Kleidungsstücken, Briefumschlägen) … Kleines Konversations-Lexikon
patté — Patté, [patt]ée. adj. Il n est guere en usage que dans cette phrase de blason. Croix pattée … Dictionnaire de l'Académie française