-
1 col
col [kol]〈m.〉♦voorbeelden:col bleu • handarbeiderfaux col • losse boordle faux col d'une bière • de manchet van een biertjecol marin • matrozenkraagcol officier • staande kraagcol roulé • rolkraag, colpull à col roulé • coltruicol tenant • vaste boordcol de l'utérus • baarmoederhalsse pousser du col • deftig, opschepperig doenm1) kraag2) hals3) bergpas -
2 embarquer
embarquer [ãbaarkee]♦voorbeelden:II 〈 overgankelijk werkwoord〉♦voorbeelden:embarquer qn. dans sa voiture • iemand in zijn auto meenemen, een lift gevenv( s'embarquer) -
3 bord
bord [bor]〈m.〉1 rand ⇒ kant, oever, zoom♦voorbeelden:1 le bord de la mer • het (zee)strand, de kustle bord de la rivière • de rivieroeverle bord de la route • de kant van de weg, wegbermle bord d'un vêtement • de zoom van een kledingstukà pleins bords • overvloedig, volopà ras bord • tot aan de rand gevuldêtre au bord de • heel dicht bij zijn, op het punt staan van, om teêtre au bord de l'aveu • bijna bekennenau bord de la mer • aan zeeêtre au bord de la tombe • met één been in het graf staansur les bords • een beetje, lichtelijkbord au vent • loefzijdebord sous le vent • lijzijdem1) rand, kant2) oever, berm3) zoom [kleding]4) boord [schip] -
4 embarquement
embarquement [ãbaarkəmã]〈m.〉1 〈 van troepen, reizigers enz.〉 inscheping ⇒ (het) aan boord gaan ⇒ 〈 van goederen〉 inlading, (het) aan boord brengenm1) inscheping, inlading -
5 ourlet
-
6 faux col
-
7 flanc
flanc [flã]〈m.〉♦voorbeelden:se battre les flancs • zich overmatig inspannen〈 figuurlijk〉 être sur le flanc • ziek in bed liggen; uitgeput zijnmettre sur le flanc • uitputten, afjakkeren2 prêter le flanc à • zich blootstellen aan, vatbaar zijn voorflanc à flanc • boord aan boord, langszijde flanc • aan de zijkant¶ tirer au flanc • lijntrekken, zich drukken -
8 flanc à flanc
flanc à flancboord aan boord, langszij -
9 rembarquer
rembarquer [rãbaarkee]1 weer aan boord gaan ⇒ zich weer inschepen, weer aanmonsteren -
10 bâiller
bâiller [baajee]〈 werkwoord〉2 (half) openstaan ⇒ wijken, gapen♦voorbeelden:la porte bâille • de deur staat op een kierv1) gapen, geeuwen -
11 bateau
bateau1 [baatoo]〈m.〉1 boot ⇒ schip, vaartuig♦voorbeelden:bateau à rames • roeibootbateau de rivière • binnenschipbateau à vapeur • stoombootbateau à voiles • zeilbooten bateau • met de boot————————bateau2 [baatoo]1. mboot, schip2. adj -
12 charger
charger [sĵaarzĵee]1 (be-, op-, in)laden ⇒ bevrachten, bepakken4 getuigen tegen ⇒ ten laste leggen, belasteren♦voorbeelden:charger une valise sur son épaule • een koffer op zijn schouder nemennavire qui charge pour Londres • schip dat een vracht voor Londen aan boord neemt♦voorbeelden:¶ se charger de qc. • zich met iets belasten, iets op zich nemense charger de qn. • iemand onder zijn hoede nemenv1) (be-, op-, in)laden, bevrachten2) overladen, belasten (met)3) getuigen (tegen), belasteren4) overdrijven5) aanvallen -
13 chaud
chaud [sĵoo]〈bijvoeglijk naamwoord; ook bijwoord〉4 warm ⇒ hartstochtelijk, enthousiast5 levendig ⇒ fel, hevig♦voorbeelden:avoir eu chaud • in de rats gezeten hebbenfaire chaud • warm (weer) zijncela ne me fait ni chaud ni froid • dat laat me koudtenir au chaud • warm houdensouffler le chaud et le froid • alles voor het zeggen hebbenattraper, prendre un chaud et froid • kou vatten, een kou oplopen3 du lait tout chaud • melk, vers van de koenouvelle toute chaude • nieuwtje heet van de naalddu pain tout chaud • ovenvers broodchaude discussion • verhitte discussieadj, adv1) warm, heet2) koortsig3) vers, pas gebeurd4) enthousiast5) levendig, fel, hevig6) meeslepend, ontroerend -
14 descendre
descendre [dessãdr]1 naar beneden gaan, komen ⇒ afdalen, zakken, aflopen2 uit-, afstappen ⇒ afstijgen, van boord gaan3 gaan (naar, in)♦voorbeelden:descendre d' un arbre • uit een boom klimmendescendre dans le détail, jusqu'aux détails • in bijzonderheden tredendescendre de la voiture • uit de auto stappendescendre chez son oncle • bij zijn oom gaan logerendescendre dans le Midi • naar het zuiden gaanla police est descendue dans le café • de politie heeft een inval in het café gedaanII 〈 overgankelijk werkwoord〉1 afgaan ⇒ afdalen, aflopen, afzakken2 naar beneden brengen ⇒ laten zakken, lager hangen♦voorbeelden:v1) afdalen, zakken, aflopen2) uitstappen3) gaan (naar, in)6) laten zakken, lager hangen7) neerschieten8) doden -
15 faux
faux1 [foo]I 〈m.〉1 (het) valse ⇒ (het) onware, (het) onechte♦voorbeelden:3 〈 figuurlijk〉 s'inscrire en faux contre une interprétation • de juistheid van een interpretatie aanvechtenII 〈v.〉♦voorbeelden:————————faux2 [foo],fausse [foos]〈bijvoeglijk naamwoord; ook bijwoord〉1 vals ⇒ onwaar, onjuist, verkeerd2 ongegrond ⇒ vals, ijdel3 onecht ⇒ nagemaakt, vervalst, schijn-, imitatie-4 onoprecht ⇒ onwaarachtig, vals♦voorbeelden:faire un faux mouvement • een verkeerde beweging makenfaire un faux pas • een misstap doense trouver dans une fausse position • zich in een scheve positie bevindensituation fausse • dubbelzinnige situatiefrapper à faux • misslaanraisonnement qui porte à faux, en porte à faux • ongefundeerde redeneringfaux ami • vriend die geen vriend isc'est une fausse blonde • ze heeft geblondeerd haarfaux bonhomme • iemand die slechts in schijn goedaardig isfaux col • losse boordc'est une fausse maigre • zij lijkt magerder dan ze isfaire une fausse sortie • net doen alsof men weggaat1. m2) vervalsing3) bedrog2. fzeis [landbouw]3. faux/fausseadj, adv1) vals, onwaar, onjuist2) ongegrond3) onecht, nep4) onoprecht5) onzuiver, vals [muziek] -
16 franco
-
17 gratter
gratter [graatee]♦voorbeelden:II 〈 overgankelijk werkwoord〉1 (af-, om-, weg)krabben4 inhalen♦voorbeelden:♦voorbeelden:1. v2) zwoegen3) kraken4) krabben5) omwroeten6) kriebelen7) inhalen2. se gratterv -
18 plateau
plateau [plaatoo]〈m.〉1 (presenteer)blad ⇒ koffie-, theeblad♦voorbeelden:les hauts plateaux • het hooglandplateau d'un tourne-disques • draaitafel van een platenspelerm1) presenteerblad, dienblad2) plateau, hoogvlakte3) set [film]4) studio [tv]5) toneel [theater]6) schijf, boord [techniek] -
19 poignet
-
20 rallier
rallier [raaljee]1 verzamelen ⇒ herenigen, hergroeperen♦voorbeelden:le navire rallie la côte • 't schip vaart naar, bereikt de kust♦voorbeelden:1. v1) herenigen, verzamelen3) verenigen, bijeenbrengen2. se rallierv
- 1
- 2
См. также в других словарях:
boord — boord·ly; … English syllables
boord — boord(e obs. var. of board, borde, bourd … Useful english dictionary
Boord Guest House — (Стелленбос,Южно Африканская Республика) Категория отеля: 3 звездочный отель Адрес … Каталог отелей
Boord Baronets — The Boord Baronetcy, of Wakehurst Place in the County of Sussex, is a title in the Baronetage of the United Kingdom. It was created on 18 February 1896 for the Conservative politician Thomas Boord. His eldest son, the second Baronet, died… … Wikipedia
Boord olefin synthesis — The Boord olefin synthesis is an organic reaction forming alkenes from ethers carrying a halogen atom 2 carbons removed from the oxygen atom (β halo ethers) catalyzed by a metal such as magnesium or zinc. The reaction, discovered by Cecil E.… … Wikipedia
Boord — This surname may be either of Anglo Saxon or Old French origin. Boards is a patronymic form of Board, itself a metonymic occupational name for a maker of boards or tables, deriving from the Olde English pre 7th Century bord , board, plank of wood … Surnames reference
Sir Thomas Boord, 1st Baronet — Sir Thomas William Boord, 1st Baronet FSA JP VD (14 July 1838 ndash; 2 May 1912) was British Conservative politician.Boord was the son of Joseph Boord and his wife Mary Ann (née Newstead). He sat Member of Parliament for Greenwich between 1873… … Wikipedia
Síntesis de olefinas de Boord — La síntesis de olefinas de Boord es una reacción química orgánica que forma alquenos a partir de éteres que tienen un átomo de halógeno en la posición β relativa al átomo de oxígeno (β haloéteres), promovida por un metal como el magnesio o el… … Wikipedia Español
Ray Boord — Raymond (Ray) Boord (1907–1982) was a New Zealand politician of the Labour Party. He represented the Rotorua electorate from 1954 to 1960, when he was defeated by National s Harry Lapwood. He was a Cabinet minister.Reference:*citation |first… … Wikipedia
Oord Boord — Randbrett am Dachvorsprung … Hunsrückisch-Hochdeutsch
boordly — boord·ly … English syllables