-
1 corrompre
corrompre [korrõpr]1 (zedelijk) bederven ⇒ verderven, doen ontaarden2 omkopen1 ontaarden ⇒ slecht, verdorven worden1. v2) omkopen, corrumperen4) verontreinigen [lucht]5) vervalsen, verdraaien2. se corromprev1) slecht worden, ontaarden2) bederven, verrotten -
2 abîmer
abîmer [aabiemee]1 beschadigen ⇒ bederven, vernielen♦voorbeelden:1. v1) beschadigen, bederven, vernielen2. s'abîmerv1) zich storten (in), te gronde gaan2) stukgaan, bederven -
3 pourrir
pourrir [poerier]1 (ver)rotten ⇒ wegrotten, bederven2 verslechteren ⇒ achteruitgaan, ontaarden♦voorbeelden:pourrir en prison • in de gevangenis verkommerenII 〈 overgankelijk werkwoord〉1 bederven ⇒ rot maken, doen (ver)rotten2 besmetten ⇒ aanvreten, aantasten3 bederven ⇒ verwennen, verpesten1 (ver)rotten ⇒ wegrotten, bederven2 verslechteren ⇒ achteruitgaan, ontaarden -
4 altérer
altérer [aalteeree]♦voorbeelden:1. v1) veranderen [ten kwade]2) vervalsen, verdraaien5) verhogen/verlagen [muziek]2. s'altérerv1) veranderen, bederven, slechter/minder worden2) verschieten [kleur] -
5 détériorer
détériorer [deeteerjorree]2 bederven1. v1) beschadigen2) schaden, aantasten2. se détériorerv2) bederven -
6 gâter
gâter [gaatee]1 bederven ⇒ verknoeien, laten verrotten, ontsieren♦voorbeelden:1 elle est jolie et très riche, ce qui ne gâte rien! • ze is knap en schatrijk, wat ook nooit weg is!ils ne sont pas gâtés! • ze hebben ook niet veel geluk!1 bederven ⇒ verrotten, niet goed blijven♦voorbeelden:v1) bederven, verknoeien2) verwennen -
7 putréfier
putréfier [puutreefjee]1 doen rotten ⇒ bederven, tot ontbinding doen overgaan1 (ver)rotten ⇒ bederven, vergaan1. v(doen) rotten, bederven2. se putréfiervverrotten, vergaan -
8 barbouiller
barbouiller [baarboejee]〈 werkwoord〉1 bekladden ⇒ besmeren, volsmeren♦voorbeelden:avoir l'estomac barbouillé • misselijk zijnbarbouiller du papier • papier vermorsenv1) bekladden, besmeren2) uitstrijken [verf]3) neerkrabbelen [artikel]4) bederven -
9 décomposer
décomposer [deekõpoozee]1 ontbinden ⇒ ontleden, scheiden, oplossen3 doen rotten ⇒ uiteen doen vallen, tot ontbinding doen overgaan♦voorbeelden:4 visage décomposé • ontdaan, vertrokken gelaat1 tot ontbinding overgaan ⇒ rotten, bederven1. v1) ontbinden, ontleden2) langzaam uitvoeren [beweging]3) verwringen [gelaatstrekken]2. se décomposerv1) rotten, bederven2) verwrongen, vertrokken worden [gelaatstrekken] -
10 démoraliser
démoraliser [deemorraaliezee]1 demoraliseren ⇒ ontmoedigen, het moreel aantasten van1 ontmoedigd raken ⇒ moedeloos worden, het moreel verliezenv1) demoraliseren, ontmoedigen -
11 gâcher
gâcher [gaasĵee]〈 werkwoord〉♦voorbeelden:→ métierv1) beslaan, aanmaken2) bederven, verknoeien3) afraffelen4) vergallen -
12 pervertir
pervertir [pervertier]1 verderven ⇒ bederven, aantasten1 degenereren ⇒ slechter worden, achteruitgaanvverderven, bederven -
13 user
user [uuzee]1 (iets) gebruiken ⇒ aanwenden, zich bedienen (van), gebruik maken (van)♦voorbeelden:1 user d' un droit • een recht uitoefenen, doen geldenuser de menaces • bedreigingen uiten, dreigenusez, n'abusez pas • doe alles met mateII 〈 overgankelijk werkwoord〉2 verslijten ⇒ af-, uitslijten, uitslijpen3 verzwakken ⇒ ondermijnen, verminderen♦voorbeelden:2 user une pointe • een scherpe punt afstompen, stomp makenusé par l'âge • oud en versletenuser sa vue, ses yeux • zijn ogen bederven2 verminderen ⇒ afnemen, verzwakken♦voorbeelden:1. v1) gebruiken, aanwenden2) verbruiken3) verslijten4) verzwakken5) uitputten6) slijten, doorbrengen2. s'userv1) verslijten2) verminderen, verzwakken -
14 dégrader
dégrader [deegraadee]2 vernederen ⇒ onteren, verlagen3 beschadigen ⇒ vernielen, bederven♦voorbeelden:♦voorbeelden:1. v1) degraderen2) vernederen3) vernielen2. se dégraderv1) verzwakken, achteruitgaan -
15 dépraver
dépraver [deepraavee]1 bederven ⇒ verderven, op het slechte pad brengenvverderven, op het slechte pad brengen -
16 dissiper
dissiper [diesiepee]2 verkwisten ⇒ verspillen, bederven♦voorbeelden:1 verdwijnen ⇒ zich oplossen, vervluchtigen♦voorbeelden:se dissiper en fumée • in rook opgaan1. v1) verdrijven, verjagen3) verkwisten4) afleiden, van het werk houden2. se dissiperv1) verdwijnen -
17 massacrer
massacrer [maasaakree]1 afslachten ⇒ afmaken, in de pan hakken3 verknoeien ⇒ bederven, vernielen♦voorbeelden:v1) afslachten, afmaken2) toetakelen3) verknoeien -
18 oeil
oeil1 [uj],yeux [jeu]〈m.〉3 oog ⇒ waakzame blik, aandacht4 oog ⇒ gevoelen, oordeel, mening♦voorbeelden:oeil de verre • kunstoogaux yeux bleus • met blauwe ogenregarder qn. entre les deux yeux • iemand scherp aankijkenfaire les yeux doux à qn. • iemand lief, verliefd aankijkenfaire qc. les yeux fermés • iets blindelings, met gesloten ogen doenles yeux grand(s) ouverts • met wijd opengesperde ogenil a les yeux plus grands que le ventre • zijn ogen zijn groter dan zijn maagfaire les gros yeux à qn. • iemand bestraffend aankijkenà l'oeil nu • met het blote oogoeil poché • blauw oogil a les yeux pochés • hij heeft wallen onder zijn ogen〈 informeel〉 tu n'as donc pas les yeux en face des trous? • heb je geen ogen in je hoofd?baisser les yeux • de ogen neerslaanne pas en croire ses yeux • zijn ogen niet (kunnen) gelovenne dormir que d'un oeil • licht slapense faire les yeux • z'n ogen opmakenne pas fermer l'oeil • geen oog dichtdoenavoir les yeux perdus dans le vague • doelloos voor zich uit starenpocher un oeil à qn. • iemand een blauw oog slaantaper dans l'oeil de qn. • het helemaal maken bij iemands'user, se casser les yeux (à lire) • zijn ogen (met lezen) bederven〈 spreekwoord〉 loin des yeux, loin du coeur • uit het oog, uit het hartde ses (propres) yeux • met eigen ogenpour les beaux yeux de qn. • om iemands mooie ogen〈 spreekwoord〉 oeil pour oeil, dent pour dent • oog om oog, tand om tandcouver des yeux • met de ogen verslinden, tedere blikken werpen opdébrider les yeux de qn. • iemand de ogen openenfermer les yeux sur qc. • de ogen voor iets sluitenfixer les yeux sur qn., qc. • de blik op iemand, iets vestigenjeter les yeux sur qc., qn. • zijn blik op iets, iemand richtenlever les yeux sur • het oog laten vallen op, begerenouvrez bien vos yeux! • houdt uw ogen goed open!ne pas quitter des yeux qn., qc. • de ogen niet van iemand, iets kunnen afwendensauter aux yeux • in het oog springensuivre qn. des yeux • iemand nakijkenses yeux tombèrent sur la lettre • zijn blik viel op de brief〈 spreekwoord〉 ce que les yeux ne voient pas ne fait pas mal au coeur • wat niet weet, wat niet deertmettre sous les yeux de qn. • iemand tonenavoir qc. sous les yeux • iets voor zich hebben (liggen)avoir l'oeil à tout • op alles lettenn'avoir pas les yeux dans sa poche • zijn ogen niet in z'n zak hebben (zitten)n'avoir d'yeux que pour • alleen oog hebben voorça crève les yeux • dat is zo klaar als een klontjeêtre tout yeux, tout oreilles • een en al oor en oog zijnfrapper l'oeil • meteen in het oog vallenouvrir l'oeil (et le bon) • zijn ogen goed open houdentenir qn. à l'oeil • iemand in 't oog houden4 regarder qn. d'un bon, d'un mauvais oeil • iemand gunstig, niet gunstig gezind zijnvoir qc. d'un bon, d'un mauvais oeil • iets gaarne, met lede ogen ziend'un oeil critique • kritischregarder qn. d'un oeil noir • iemand vuil aankijkenà mes yeux • in mijn ogen, volgens mijoeil électrique • foto-elektrische cel〈 informeel〉 mon oeil! • je tante!, ammehoela!n'avoir plus que les yeux pour pleurer • alles verloren hebbencoûter les yeux de la tête • peperduur zijnse rincer l'oeil • zijn ogen uitkijkentaper de l'oeil • slaap hebben, een tukje doentourner de l'oeil • flauwvallenentre quatre yeux • onder vier ogen————————〈m.〉 〈 ambachtelijk〉1 oog ⇒ gat, opening, boring1. m 2. yeuxm pl -
19 tuer
tuer [tuu.ee]1 doden ⇒ doodslaan, ombrengen, ter dood brengen2 slachten ⇒ doden, neerschieten3 kapotmaken ⇒ bederven, afstompen, doden4 afbeulen ⇒ afmatten, doodmoe, ziek maken♦voorbeelden:le cancer tue des milliers de personnes par an • jaarlijks sterven duizenden aan kankeril va se faire tuer • hij zoekt de dood op 〈 door waaghalzerij〉; hij breekt zijn nek nog eens, hij gaat zijn dood tegemoettuer à coups de pierre • stenigentuer qn. d' un coup de couteau • iemand neerstekentuer qn. d' un coup de fusil • iemand met een geweerschot dodenje suis tué • ik ben op, kapot♦voorbeelden:se tuer au, de travail • zich doodwerkenv1) doden2) slachten3) neerschieten4) afmatten -
20 avarier
- 1
- 2
См. также в других словарях:
bederven — pori … Woordenlijst Sranan
Germanic strong verb — In the Germanic languages, a strong verb is one which marks its past tense by means of ablaut. In English, these are verbs like sing, sang, sung. The term strong verb is a translation of German starkes Verb , which was coined by the linguist… … Wikipedia
Verbes irreguliers neerlandais — Verbes irréguliers néerlandais Infinif OVT Participe passé Traduction Bakken Bakte Gebakken Cuire Barsten Barstte Gebarsten Éclater Bederven Bedorf Bedorven Corrompre Bedriegen Bedroog … Wikipédia en Français
Verbes irréguliers néerlandais — Infinif OVT Participe passé Traduction Bakken Bakte Gebakken Cuire Barsten Barstte Gebarsten Éclater Bederven Bedorf Bedorven Corrompre Bedriegen Bedroog Bedrogen … Wikipédia en Français
Aehre — 1. Aehre auf Aehre gibt auch Brot. 2. Aus dieser Aehre ist weiter kein Korn zu dreschen. 3. Besser viel Aehren, als viel Quecken. 4. Die volle Aehre ist mehr werth, als der leere Halm. 5. Eine Aehre, die aufrecht steht, ist leer. 6. Eine… … Deutsches Sprichwörter-Lexikon
Fisch — 1. Abgestandene Fisch will Gott nicht haben auf seinen Tisch. – Parömiakon, 2653. 2. Alle fische im Meere stehen Gott zu gebot. – Petri, II, 5. 3. Alle Fische schnellen den Schwanz, selbst das Alte Weib1. – Wullschlägel. 1) Name eines Fisches. –… … Deutsches Sprichwörter-Lexikon
Gesellschaft — 1. An der Gesellschaft erkennt man die Leute, sagte die Henne, als sie Enten ausgebrütet hatte und am Hühnerstall vorüberging. 2. Aus der Gesellschaft (Gespielschaft) erkennt man der Leute Eigenschaft. – Fischart, Trostb. 3. Aus einer faulen… … Deutsches Sprichwörter-Lexikon
K — 1. Drei K hassen den Fortschritt in der Welt: Krebs, Kerker und Kirche. 2. Drei K muss eine gute Predigt han: Kürze, Klarheit, Kraft. Holl.: Preken moeten drie k g hebben; kort, klaar en krachtig. (Harrebomée, I, 369a.) 3. Drei K schmecken süsse … Deutsches Sprichwörter-Lexikon
Kind — 1. Ach, dass ich meine armen Kinder so geschlagen, klagte der Bauer, und sie waren des Pfaffen. – Eiselein, 375. 2. Alle Kinder werden mit Weinen geboren. Lat.: Clamabunt E et A quotquot nascuntur ab Eva. (Binder I, 193; II, 497; Seybold, 77.) 3 … Deutsches Sprichwörter-Lexikon
Koch — 1. An Kaak, diar Hongar starft, skal unn Ealdagh bigreewan weesh. (Nordfries.) – Johansen, 73; Lappenkorb; Firmenich, III, 4, 36; für Amrum; Haupt, VIII, 356, 91; hochdeutsch bei Masson, 16. Ein Koch, der vor Hunger stirbt, soll in den Feuerherd… … Deutsches Sprichwörter-Lexikon
Land — 1. Alle Lande seyn dess Weysen Vatterland. – Lehmann, II, 26, 4; Simrock, 6161; Körte, 3674; Braun, II, 2141; Masson, 351. Als man Sokrates fragte, was für ein Landsmann er sei, antwortete er: ein Weltbürger. Poln.: Tam dom, gdzie dobrze. – W… … Deutsches Sprichwörter-Lexikon