-
1 couver
couver [koevee]II 〈 overgankelijk werkwoord〉2 koesteren ⇒ vertroetelen, in de watten leggen♦voorbeelden:2 enfant couvé • troetelkind, moederskindjev1) broeien, smeulen2) (uit)broeden3) koesteren, vertroetelen4) beramen, zinnen (op) -
2 dorloter
dorloter [dorlottee]1 het zich gemakkelijk maken ⇒ zich niet al te zeer inspannen, een lekker gemakkelijk leventje leiden♦voorbeelden:1 ne reste pas à te dorloter tandis que tout le monde se donne beaucoup de mal pour t'aider • je kunt ook wel eens wat doen wanneer iedereen zich uitslooft om je te helpenvvertroetelen, verwennen -
3 gâter
gâter [gaatee]1 bederven ⇒ verknoeien, laten verrotten, ontsieren♦voorbeelden:1 elle est jolie et très riche, ce qui ne gâte rien! • ze is knap en schatrijk, wat ook nooit weg is!ils ne sont pas gâtés! • ze hebben ook niet veel geluk!1 bederven ⇒ verrotten, niet goed blijven♦voorbeelden:v1) bederven, verknoeien2) verwennen -
4 gâterie
gâterie [gaatrie]〈v.〉2 kleine attentie ⇒ verrassing, lekkernijf1) verwennerij2) verrassing [lekkernij] -
5 oignon
oignon [onjõ]〈m.〉♦voorbeelden:soigner qn. aux petits oignons • iemand vertroetelen→ rangm1) ui2) bloembol3) eeltknobbel4) knol [horloge] -
6 chouchouter
-
7 choyer
-
8 dorlotement
-
9 mitonner
mitonner [mietonnee]II 〈 overgankelijk werkwoord〉 -
10 soigner qn. aux petits oignons
soigner qn. aux petits oignonsDictionnaire français-néerlandais > soigner qn. aux petits oignons
Перевод: с французского на нидерландский
с нидерландского на французский- С нидерландского на:
- Французский
- С французского на:
- Нидерландский