-
1 reculer
reculer [rəkuulee]1 achteruitgaan ⇒ achteruitlopen, -rijden, terugwijken2 terrein verliezen ⇒ teruggaan, achteruitgaan♦voorbeelden:reculer pour mieux sauter • een afwachtende houding aannemen, toegeven om later meer te vragenII 〈 overgankelijk werkwoord〉1 achteruit-, terugzetten ⇒ achteruit-, terugplaatsen♦voorbeelden:1 reculer les frontières • de grenzen verleggen, uitbreidenv2) terugdeizen (voor), terugschrikken4) uitstellen -
2 décliner
décliner [deeklienee]2 achteruitgaan ⇒ verzwakken, afnemenII 〈 overgankelijk werkwoord〉♦voorbeelden:v1) ondergaan [zon]2) achteruitgaan, afnemen3) afwijken [magneet]4) afslaan, afwijzen5) verbuigen [woord] -
3 dégrader
dégrader [deegraadee]2 vernederen ⇒ onteren, verlagen3 beschadigen ⇒ vernielen, bederven♦voorbeelden:♦voorbeelden:1. v1) degraderen2) vernederen3) vernielen2. se dégraderv1) verzwakken, achteruitgaan -
4 dépérir
dépérir [deepeerier]〈 werkwoord〉1 (weg)kwijnen ⇒ verkommeren, achteruitgaan2 te gronde gaan ⇒ vervallen, ineenstorten♦voorbeelden:v1) (weg)kwijnen, achteruitgaan2) ineenstorten -
5 pourrir
pourrir [poerier]1 (ver)rotten ⇒ wegrotten, bederven2 verslechteren ⇒ achteruitgaan, ontaarden♦voorbeelden:pourrir en prison • in de gevangenis verkommerenII 〈 overgankelijk werkwoord〉1 bederven ⇒ rot maken, doen (ver)rotten2 besmetten ⇒ aanvreten, aantasten3 bederven ⇒ verwennen, verpesten1 (ver)rotten ⇒ wegrotten, bederven2 verslechteren ⇒ achteruitgaan, ontaarden -
6 altérer
altérer [aalteeree]♦voorbeelden:1. v1) veranderen [ten kwade]2) vervalsen, verdraaien5) verhogen/verlagen [muziek]2. s'altérerv1) veranderen, bederven, slechter/minder worden2) verschieten [kleur] -
7 perdre
perdre [perdr]2 afnemen ⇒ verminderen, zwakker worden♦voorbeelden:y perdre • erop achteruitgaanperdre sur une marchandise • verlies lijden op een artikelII 〈 overgankelijk werkwoord〉1 verliezen ⇒ kwijtraken, erbij inschieten2 verspillen ⇒ verknoeien, verspelen3 ruïneren ⇒ te gronde richten, in zijn goede naam aantasten♦voorbeelden:sans perdre une syllabe • zonder ook maar één woord te missenn'avoir rien à perdre, mais tout à gagner • nee heb je, ja kun je krijgentu ne le connais pas? tu n'y perds rien • ken je hem niet? daar mis je niets aanperdre de vue • uit het oog verliezen2 vous ne perdez rien pour attendre! • u komt heus nog wel aan uw trekken!vous n'auriez pas un instant à perdre? • hebt u niet een ogenblikje voor me?♦voorbeelden:v1) verliezen2) afnemen, zwakker worden3) lekken4) vloeien [vrouw]5) kwijtraken6) verspillen7) ruïneren -
8 pervertir
pervertir [pervertier]1 verderven ⇒ bederven, aantasten1 degenereren ⇒ slechter worden, achteruitgaanvverderven, bederven -
9 reculons
reculons [rəkuulõ]♦voorbeelden:aller, marcher à reculons • achteruitgaan, achteruitlopenadv( à reculons) achteruit -
10 rétrograder
-
11 atrophier
atrophier [aatrofjee]2 achteruitgaan ⇒ aangetast worden, verzwakt worden -
12 déchoir
-
13 délabrer
délabrer [deelaabree]1 doen vervallen ⇒ havenen, beschadigen2 verwoesten ⇒ bederven, te gronde richten1 vervallen ⇒ achteruitgaan, slechter worden -
14 étioler
étioler [eetie.ollee]2 〈 iemand〉bleek, zwak doen worden2 bleek, zwak worden ⇒ verkommeren, wegkwijnen -
15 aller, marcher à reculons
aller, marcher à reculonsachteruitgaan, achteruitlopenDictionnaire français-néerlandais > aller, marcher à reculons
-
16 régresser
-
17 y perdre
y perdre
Перевод: с французского на все языки
со всех языков на французский- Со всех языков на:
- Французский
- С французского на:
- Нидерландский