-
1 been
3 [bot; stof waaruit botten bestaan] os 〈m.〉4 [gebeente] os 〈 meervoud〉♦voorbeelden:dat paard staat hoog op de benen • ce cheval a de longues jambesop het verkeerde been gezet worden • être pris à contre-piedmet het verkeerde been uit bed gestapt zijn • s'être levé du pied gauche〈 figuurlijk〉 iemand tegen het zere been schoppen • toucher qn. au vifeen been breken • se casser la jambede benen nemen • prendre ses jambes à son coumijn been slaapt • j'ai des fourmis dans les jambesde benen strekken • se dégourdir les jambesmet zijn been trekken • tirer la jambeal de hele dag op de been zijn • être sur pied toute la (sainte) journéeer was veel volk op de been • il y avait beaucoup de mondeik kan niet meer op mijn benen staan • je ne tiens plus sur mes jambesiemand weer op de been helpen • remettre qn. sur piedvast op z'n benen staan • être d'aplombslecht ter been zijn • avoir de mauvaises jambeszijn benen uit zijn lijf lopen • se démenerik heb geen benen meer om op te staan • je n'ai plus de jambesbenen als een ooievaar hebben • être monté sur des échasses〈 spreekwoord〉 het zijn sterke benen die de weelde kunnen dragen • ±il faut de plus grandes vertus pour soutenir la bonne fortune que la mauvaise -
2 water
♦voorbeelden:dat kan al het water van de zee niet afwassen • rien ne pourra (jamais) laver cette fautehard water • eau calcairehet heilige water • l'eau bénitehoog water • marée hautehoog water hebben • avoir un besoin pressantlaag water • marée basseopen water • eau(x) libre(s)diamant van het zuiverste water • diamant de la plus belle eauhij is bang zich aan (koud) water te branden • il a peur de se mouillerwater bij de wijn doen • mettre de l'eau dans son vinwater naar de zee dragen • 〈m.b.t. tevergeefs werk〉 porter de l'eau à la mer; 〈m.b.t. geschenk〉 offrir des fleurs à un fleuristede planten water geven • arroser les planteszijn water laten lopen • être incontinenthet water liep hem langs de rug • il était en nageer moet nog veel water door de Rijn stromen voor … • il passera de l'eau sous les ponts avant que …het water staat mij aan de lippen • je suis dans les difficultés jusqu'au couhij keek of hij water zag branden • il avait l'air de tomber des nuesonder water staan • être inondéonder water zetten • inondereen schip te water laten • lancer un navire→ link=geld geld -
3 dood
dood1〈de〉♦voorbeelden:een natuurlijke dood sterven • mourir de mort naturelleeen zachte dood • une mort douceaan de dood ontkomen • échapper à la mortiemand de dood injagen, insturen • envoyer qn. à la mortergens de dood vinden • trouver la mort qp.ten dode (toe) opgeschreven zijn • être un homme mortiemand ter dood brengen • mettre à mort, exécuter qn.iemand ter dood veroordelen • condamner qn. à mortgetrouw tot in de dood • fidèle jusqu'à la mortals de dood voor (van) iets zijn • avoir une peur bleue de qc.om de (dooie) dood niet! • jamais de la vie!〈 spreekwoord〉 de een zijn dood is de ander zijn brood • le malheur des uns fait le bonheur des autres————————dood21 mort♦voorbeelden:1 wat een dooie boel! • (ce que) c'est mort, ici!een dode hoek • un angle morteen dooie vent • un type pas drôledode vingers • doigts gourdsdood of levend • mort ou vifdood en begraven • mort et enterréplotseling dood blijven • mourir subitementzich dood houden • faire le mortiemand dood steken • tuer qn. d'un coup de couteaumeer dood dan levend • plus mort que vifik ben half dood van de kou • je suis à moitié mort de froidiemand voor dood laten liggen • laisser qn. pour morthij is op sterven na dood • il est à deux doigts de la mort→ link=broertje broertjezich dood vervelen • s'ennuyer à mourirzich dood werken • se tuer au travail -
4 belangstelling
♦voorbeelden:in de belangstelling staan • être au centre de l'intérêtmet belangstelling iets aanhoren • écouter qc. avec intérêtvoor dit artikel bestond grote belangstelling • cet article suscitait un vif intérêt -
5 in zijn kuif gepikt zijn
in zijn kuif gepikt zijn -
6 kuif
♦voorbeelden: -
7 doordringen
doordringen11 [penetreren] pénétrer2 [volkomen overtuigen] convaincre (profondément)♦voorbeelden:2 van iets doordrongen zijn • (s')être pénétré de qc.iemand van iets doordringen • convaincre qn. de qc.————————doordringen2♦voorbeelden:1 tot iets doordringen • pénétrer jusqu'à qc.het drong niet tot hem door dat hij brutaal was • il ne se rendait pas compte qu'il était insolenttot de kern van de zaak doordringen • entrer dans le vif du sujet -
8 gepikeerd
♦voorbeelden:gauw gepikeerd zijn • être facilement vexé -
9 iemand wel kunnen villen
iemand wel kunnen villenêtre d'humeur à écorcher qn. vif -
10 kruis
♦voorbeelden:iemand het heilig kruis (achter)nageven • souhaiter bon vent à qn. 〈 ironisch〉het Rode Kruis • la Croix-Rougeieder moet zijn eigen kruis dragen • chacun doit porter sa croix〈figuurlijk; Algemeen Zuid-Nederlands〉 een kruis maken over iets • 〈 het opgeven〉 faire une croix sur qc.; 〈 er niet meer over praten〉 passer l'éponge sur qc.met een kruisje ondertekenen • signer d'une croixeen kruis slaan • se signerhet grondvlak van de kerk vormt een kruis • le plan de l'église est cruciformeiemand aan het kruis slaan • crucifier qn.iemand aan het kruis nagelen • clouer qn. sur la croixzich in zijn kruis getast voelen • 〈 gekrenkt〉 se sentir piqué au vif; 〈 onheus bejegend〉 avoir l'impression de s'être fait rouler→ link=huis huis -
11 leven
leven1〈 het〉♦voorbeelden:een bruin leven • une vie de cocagneeen dubbel leven leiden • mener une vie doublehet leven wordt steeds duurder • (le coût de) la vie ne cesse d'augmenterzijn eigen leven leiden • vivre sa viedat verhaal is een eigen leven gaan leiden • ce récit est devenu un tout indépendant du contexteeen lekker leventje leiden • se la couler doucedat is een lekker leventje • c'est la belle vieals je leven je lief is • si ta vie t'est précieuseeen lui leventje • une petite vie pépèrenieuw leven inblazen • revitalisereen nieuw leven beginnen • refaire sa viehet ongeboren leven • la vie foetaleeen ongeregeld leven leiden • mener une vie de bâton de chaiseeen teruggetrokken leven leiden • mener une vie retiréeeen verdorven leven leiden • mener une vie dissolueeen vrolijk leventje leiden • mener joyeuse viehij danste alsof zijn leven er van afhing • il dansait comme si c'était une question de vie ou de mortzich het leven benemen, zich van het leven beroven • se suiciderals vrijgezel door het leven gaan • être célibatairezijn leven hangt aan een zijden draad(je) • sa vie pend à un filhet leven erbij inschieten • y laisser la viezo is het leven • c'est la vieiemand het leven laten • laisser la vie sauve à qn.iemand het leven ontnemen • ôter la vie à qn.zijn leven redden • sauver sa viehet leven schenken aan • donner la vie àhoe staat het leven? • comment ça va?voor zijn leven strijden • défendre sa peauzijn leven wagen • risquer sa viemijn leven lang • ma vie durantbij, tijdens zijn leven • de son vivantzich door het leven slaan • se débrouiller dans la viein leven • en vieiets in het leven roepen • mettre qc. sur piedhet leven in het hiernamaals • (la vie de) l'au-delàmet zijn leven spelen • risquer sa vieiemand naar het leven staan • attenter à la vie de qn.om het leven komen • trouver la mortiemand om het leven brengen • tuer qn.uit het leven gegrepen • pris sur le vifvan zijn leven niet • jamais de la vieheb je van je leven! • a-t-on jamais vu ça!voor zijn leven geborgen zijn • avoir du foin dans ses bottes pour le restant de ses jourshij is voor zijn leven ongelukkig • il est malheureux pour la vievoor het leven benoemd • nommé à viezij heeft geen leven bij die man • ce n'est pas une vie (pour elle) auprès de cet hommeeen leven als een luis op een zeer hoofd hebben • vivre comme un coq en pâte〈 spreekwoord〉 zolang er leven is, is er hoop • tant qu'il y a de la vie, il y a de l'espoir¶ dat brengt leven in de brouwerij • 〈 het wordt levendig〉 cela met de l'entrain; 〈 de zaken gaan vooruit〉 les affaires prennent tournuretoen begon het lieve leventje • …, ce qui mit le feu aux poudreswat is er een leven op straat! • quelle animation il y a dans la rue!leven maken • faire du tapagezij is in het leven • elle est prostituéenaar het leven tekenen • dessiner d'après natureeen leven als een oordeel • un tapage infernal————————leven21 vivre♦voorbeelden:leeft die vaas nog? • ce vase n'est toujours pas cassé?blijven leven • rester en viemen moet leven en laten leven • il faut vivre et laisser vivrewe moeten daar nog een jaar mee leven • il faudra supporter cela un an encorestil gaan leven • se retirer des affairesin angst leven • vivre dans l'angoissemet deze man valt niet te leven • cet homme est invivablenaar iets toe leven • se réjouir à l'idée de qc.leven tussen hoop en vrees • flotter entre l'espoir et la craintehij leeft van rijst • il vit de rizvan zijn rente leven • vivre de ses renteshij heeft genoeg om van te leven • il a de quoi vivrevan dit vak kun je niet leven • ce métier ne nourrit pas son hommezo waar als ik leef • aussi vrai que j'existezij leven langs elkaar heen • ils vivent chacun de leur côtémen moet ermee leren leven • il faudra bien s'y faire〈 spreekwoord〉 wie dan leeft, die dan zorgt • qui vivra, verra¶ leve de koningin! • vive la reine!dat portret leeft • ce portrait vitdeze romanpersonages leven • les personnages de ce roman sont vrais -
12 levendig
♦voorbeelden:levendige ogen • yeux pétillantslevendiger worden • s'animerlevendig van aard zijn • être très vivant par naturedat kan ik mij levendig voorstellen • je n'ai aucune peine à me l'imaginer -
13 na
na1〈 bijwoord〉♦voorbeelden:allen op één na • tous sauf unde goeden niet te na gesproken • à l'exception des bonser twee huizen op na houden • posséder deux maisons→ link=lang lang————————na2〈 voorzetsel〉1 après♦voorbeelden:na een jaar • un an aprèsna drie uur • après trois heuresna elkaar • l'un après l'autrena u! • après vous! -
14 open
2 [niet overdekt] 〈 bijvoeglijk naamwoord, bijwoord〉 en plein air; 〈bijvoeglijk naamwoord; van auto〉 décapotable♦voorbeelden:open kampioenschap • championnat opende deur staat open • la porte est ouverteopen water • eau libreopen wond • plaie à vifopen met iemand zijn • être franc avec qn.open en bloot • au vu et au su de tout le monde -
15 verbranden
1 [door branden vernietigen] brûler♦voorbeelden:1 zijn gezicht is door de zon verbrand • 〈 rood〉 son visage est brûlé par le soleil; 〈 bruin〉 son visage est bronzéhout tot as verbranden • réduire du bois en cendreseen ketter levend verbranden • brûler vif un hérétique1 [door vuur verteerd worden; ook m.b.t. huid] être brûlé2 [aanbranden] brûler♦voorbeelden:hij is bij dat ongeluk levend verbrand • il a péri carbonisé dans cet accident -
16 villen
1 écorcher♦voorbeelden:1 iemand wel kunnen villen • être d'humeur à écorcher qn. vif〈 schertsend〉 ik zal je villen! • je te mangerai tout cru!hij schreeuwde alsof hij levend gevild werd • il criait comme si on l'écorchait -
17 vinnig
1 [venijnig] 〈bijvoeglijk naamwoord; m.b.t. uitingen〉 aigre ⇒ 〈m.b.t. toon〉 blessant ⇒ 〈m.b.t. kou〉 mordant 〈 bijwoord〉 aigrement♦voorbeelden:een vinnige opmerking • une remarque blessantevinnige woorden • paroles aigresvinnig kijken • lancer un regard noir¶ vinnig op iets zijn • être âpre à qc. -
18 vlees
♦voorbeelden:1 dat is vlees noch vis • ce n'est ni chair, ni poissonmager vlees • de la viande maigreeen broodje warm vlees • un sandwich de viande fumée chaudein het vlees snijden • couper dans le vifgoed in zijn vlees zitten • être bien en chaireen in het vlees gegroeide nagel • un ongle incarnéweten wat voor vlees men in de kuip heeft • 〈m.b.t. iets〉 savoir à quoi on a affaire; 〈m.b.t. iemand〉 savoir à qui on a affaire→ link=geest geestde zonde des vlezes • le péché de la chairde vlees geworden afgunst • la jalousie incarnée -
19 zich in zijn kruis getast voelen
zich in zijn kruis getast voelen→ link=huis huisDeens-Russisch woordenboek > zich in zijn kruis getast voelen
См. также в других словарях:
Avoir du vif-argent dans les veines, être du vif-argent — ● Avoir du vif argent dans les veines, être du vif argent se dit d une personne très vive, très remuante … Encyclopédie Universelle
vif — vif, vive [ vif, viv ] adj. et n. m. • 980; lat. vivus I ♦ 1 ♦ Vivant, en vie (dans quelques expr.). « Les prendre morts ou vifs » (Vigny). Plus mort que vif. Écorchée, brûlée vive. Fig. Un écorché vif. « La vestale impure est enterrée vive »… … Encyclopédie Universelle
vif-argent — [ vifarʒɑ̃ ] n. m. sing. • XIIIe; de vif « vivant » et argent ♦ Anciennt Mercure. L eau « miroitait comme du vif argent » (Gautier). Fig. C est du vif argent, se dit d une personne très vive. ● vif argent, vifs argents nom masculin ( … Encyclopédie Universelle
VIF — IVE. adj. Qui est en vie. L ordre porte qu il sera pris mort ou vif. Il fut rompu vif, brûlé vif, tout vif. Enterrer vif. Il est plus mort que vif. Cette carpe était encore toute vive quand on l a mise dans la poêle. Chair vive, en parlant D un … Dictionnaire de l'Academie Francaise, 7eme edition (1835)
vif — vif, vive (vif, vi v ) adj. 1° Qui est en vie. • Ayant ouvert la poitrine d un animal vif, DESC. Foetus, 2. • Mais que vif aux enfers je sois précipité, Si jamais je consens à cette lâcheté, MAIR. Sophon. IV, 3. • D un loup écorché vif… … Dictionnaire de la Langue Française d'Émile Littré
Vif-Argent (Vengeurs) — Vif Argent (comics) Vif Argent Personnage de Quicksilver Alias Pietro Maximoff, Pietro Frank Naissance Wundagore Mountain, Transia … Wikipédia en Français
Vif-argent (comics) — Vif Argent Personnage de Quicksilver Alias Pietro Maximoff, Pietro Frank Naissance Wundagore Mountain, Transia … Wikipédia en Français
être déluré — ● être déluré verbe passif Avoir l esprit vif, être dégourdi : Un enfant déluré. Avoir des manières trop libres, être effronté : Une fille délurée. ● être déluré (synonymes) verbe passif Avoir l esprit vif, être dégourdi Synonymes : astucieux… … Encyclopédie Universelle
Vif-Argent (comics) — Vif Argent Personnage de fiction apparaissant dans Quicksilver Alias Pietro Maximoff, Pietro Frank Naissance Wundagore Mount … Wikipédia en Français
être ravi — ● être ravi verbe passif Éprouver un grand contentement du fait de quelque chose, être très heureux que : Je suis ravi de ce cadeau. Témoigner d un vif plaisir, d une sorte de béatitude un peu niaise : Le visage ravi. ● être ravi (synonymes)… … Encyclopédie Universelle
être éberlué — ● être éberlué verbe passif Manifester un vif étonnement ; être ébahi : Un air éberlué. ● être éberlué (synonymes) verbe passif Manifester un vif étonnement ; être ébahi Synonymes : abasourdi ébahi ébaubi (littéraire) époustouflé (familier) … Encyclopédie Universelle