-
1 aangezicht
face, figure, visage -
2 gelaat
face, figure, visage -
3 tegenover
1 [aan de overzijde van] en face de2 [in tegenstelling met] contrairement à3 [vergeleken met] comparé à♦voorbeelden:de afbeelding tegenover pagina drie • l'image à côté de la page troisde twee huizen staan tegenover elkaar • les deux maisons sont face-à-face〈 figuurlijk〉 je zult merken wie je tegenover je hebt! • tu vas trouver à qui parler!de huizen hier tegenover • les maisons d'en face2 daar staat tegenover dat je … • en revanche, tu …hier moet ik tegenover stellen dat … • en revanche, je dirai que …zij staan lijnrecht tegenover elkaar (in hun mening) • ils ont une opinion diamétralement opposée3 het nieuwe schip heeft ruimte voor 1600 passagiers, tegenover het oude 1100 • ce nouveau navire peut accueillir 1600 passagers, contre 1100 pour l'ancien4 hoe sta je tegenover die kwestie? • que penses-tu de cette question?sympathiek tegenover iets staan • être favorable à qc.tegenover mij is hij altijd beleefd • il est toujours poli avec moi¶ staat er nog iets tegenover? • y a-t-il qc. en échange? -
4 gezicht
♦voorbeelden:zijn gezicht komt me bekend voor • son visage me dit qc.zover het gezicht reikt • à perte de vuehet gezicht verliezen • perdre la vueop het eerste gezicht • à première vueop het eerste gezicht iets spelen • jouer qc. à vueiemand uit het gezicht verliezen • perdre qn. de vuedat is geen gezicht! • ça ne ressemble à rien!ik zie hier allemaal bekende gezichten • je suis ici en pays de connaissanceeen lelijk gezicht • un visage ingrathij heeft een sympathiek gezicht • il a une bonne têteergens zijn gezicht laten zien • faire acte de présenceiemand strak in het gezicht kijken • regarder qn. en facede zon schijnt mij in het gezicht • j'ai le soleil dans la figureiets (recht) in iemands gezicht zeggen • dire qc. en face à qn.iemand in zijn gezicht uitlachen • rire au nez de qn.iemand in het gezicht spuwen • cracher à la figure de qn.iemand op zijn gezicht geven, slaan • casser la figure à qn.op zijn gezicht krijgen • se faire casser la figureiemand van gezicht kennen • connaître qn. de vueiets van iemands gezicht aflezen • lire qc. sur le visage de qn.een gek gezicht trekken • faire une drôle de têtehij zet een lang, zuur gezicht • il fait une tête de six pieds de longmet een nors gezicht • l'air bourruhij trok een somber gezicht • son regard s'assombriteen stalen gezicht • un visage impassibleeen vies gezicht trekken • faire le dégoûtéeen vreemd gezicht opzetten • faire une drôle de têteje had zijn gezicht moeten zien! • si tu avais vu la tête qu'il faisait!gezichten trekken • faire des grimacesiemand met twee gezichten • une personne à deux visageseen gezicht als een oorwurm • une tête d'enterrement→ link=liefde liefdezijn gezicht verliezen • perdre la face -
5 oog
♦voorbeelden:het oog van de naald • le chas de l'aiguillemet andere ogen bekijken • voir (qc.) d'un autre oeileen blauw oog • un oeil au beurre noiriemand een blauw oog slaan • pocher un oeil à qn.(niet zichtbaar) met het blote, ongewapend oog • (imperceptible) à l'oeil nuhet boze oog • le mauvais oeilbruine ogen hebben • avoir les yeux marrondat is niet met droge ogen aan te zien • 〈 zonder tranen〉 on ne peut s'empêcher de pleurer; 〈 ongeroerd〉 c'est à faire pleurer les pierreseen glazen oog • un oeil de verregrote ogen opzetten • ouvrir de grands yeuxzijn ogen zijn groter dan zijn buik, maag • il a les yeux plus grands que le ventreiets met lede ogen aanzien • voir qc. d'un mauvais oeileen lui oog • un oeil paresseuxeen open oog voor iets hebben • être sensible à qc.geen oog dichtdoen • ne pas fermer l'oeilzijn ogen gebruiken • ouvrir l'oeilzijn ogen niet geloven, vertrouwen • ne pas en croire ses yeuxogen hebben van voren en van achteren • avoir des yeux derrière la têteoog hebben voor • avoir l'oeil pourzijn ogen in zijn zak hebben • avoir les yeux dans sa pochealleen oog hebben voor • n'avoir d'yeux que pourzij maakt haar ogen op • elle se fait les yeuxiemand de ogen openen • ouvrir les yeux à qn.de ogen openhouden • garder les yeux ouvertszich de ogen uit het hoofd schamen • mourir de hontehaar ogen schieten vuur • ses yeux lancent des éclairsde ogen ten hemel slaan • lever les yeux au ciel〈 figuurlijk〉 de ogen sluiten voor iets • fermer les yeux sur qc.zijn ogen uitkijken (aan iets) • ne pas détacher les yeux (de qc.)iemand de ogen uitkrabben • arracher les yeux à qn.iemand de ogen uitsteken • faire mourir qn. d'envieiemand de ogen uitsteken met zijn luxe • écraser qn. de son luxe〈 figuurlijk〉 iemand de ogen verblinden • éblouir qn.door iemands ogen zien • voir par les yeux de qn.door het oog van de naald kruipen • l'échapper belleoog in oog staan met • se trouver nez à nez avecheb je geen ogen in je hoofd? • tu n'as pas les yeux en face des trous?iemand recht in de ogen zien, kijken • regarder qn. en facemet de ogen spreken • avoir des yeux expressifsmet de ogen knipperen • cligner des yeuxiemand iets onder vier ogen zeggen • dire qc. à qn. entre quatre yeuxeen gesprek onder vier ogen • un tête-à-têteuit zijn ogen zien • 〈 opletten〉 ouvrir l'oeil (et le bon); 〈 op zijn hoede zijn〉 être sur le qui-vivevoor iemands ogen • sous les yeux (de qn.)groen en geel voor de ogen worden • être pris de vertigehet schemert mij voor de ogen • j'ai la vue troublezijn ogen aan iets te goed doen • repaître ses yeux de qc.zijn ogen uit zijn hoofd kijken • se repaître de, à la vue de (qc.)zijn ogen goed de kost geven • 〈 ironisch〉 ne pas avoir les yeux dans sa poche; 〈vooral m.b.t. mooie vrouwen〉 se rincer l'oeil〈 spreekwoord〉 oog om oog, tand om tand • oeil pour oeil, dent pour dent2 met een half oog iets zien • entrevoir qc.schele, scheve ogen maken, geven • faire des jalouxiemand met schele ogen aankijken • être jaloux de qn.het oog over iets laten gaan • promener son regard sur qc.〈 figuurlijk〉 het oog op iets laten vallen • avoir des desseins sur qc.zover het oog reikt • à perte de vue〈 figuurlijk〉 het oog slaan, laten vallen op iemand • jeter son dévolu sur qn.het oog treffen • frapper les yeuxaan het oog ontsnappen • se dérober à la vueiets aan het oog onttrekken • masquer qc. à la vuein het oog lopen • se faire remarquerin het oog lopend, vallend • manifestein het oog springen, vallen • sauter aux yeuxmet de ogen verslinden • dévorer (qn., qc.) des yeuxiets (de werkelijkheid) onder ogen zien • regarder qc. (les choses) en facede dood onder ogen zien • envisager la mortonder iemands ogen komen • se présenter devant qn.iets niet onder ogen willen zien • se mentir à soi-mêmeiets onder ogen hebben • avoir qc. sous les yeuxiemand iets onder het oog brengen • 〈 op iets wijzen〉 faire observer qc. à qn.; 〈 aan het verstand brengen〉 essayer de faire comprendre qc. à qn.op het oog • à première vuezo op het oog • à vue d'oeiliemand, iets op het oog hebben • avoir qn., qc. en vueuit het oog raken • disparaître (aux yeux)iets, iemand uit het oog verliezen • perdre qc., qn. de vue(ga) uit mijn ogen! • hors de ma vue!iets voor ogen stellen • 〈 doen zien〉 représenter qc.; 〈 een voorstelling hebben〉 se représenter qc.〈 figuurlijk〉 iets voor ogen houden • garder qc. à l'esprit〈 figuurlijk〉 iemand voor ogen staan • être présent à l'esprit de qn.〈 spreekwoord〉 uit het oog, uit het hart • loin des yeux, loin du coeurhij wierp, gooide zes ogen • il a jeté un six¶ in hun ogen betekent hij niet veel • à leurs yeux, il a peu de valeurmet het oog op • en vue demet het oog hierop • à cet effetiemand naar de ogen zien • ramper devant qn. -
6 aangezicht
-
7 de twee huizen staan tegenover elkaar
de twee huizen staan tegenover elkaarDeens-Russisch woordenboek > de twee huizen staan tegenover elkaar
-
8 ertegenover
-
9 hiertegenover
1 [tegenover deze plaats] en face2 [tegenover deze zaak] par contre♦voorbeelden:2 hiertegenover staat, dat de voorwaarden gunstig zijn • par contre, les conditions sont favorables -
10 kruis
♦voorbeelden:iemand het heilig kruis (achter)nageven • souhaiter bon vent à qn. 〈 ironisch〉het Rode Kruis • la Croix-Rougeieder moet zijn eigen kruis dragen • chacun doit porter sa croix〈figuurlijk; Algemeen Zuid-Nederlands〉 een kruis maken over iets • 〈 het opgeven〉 faire une croix sur qc.; 〈 er niet meer over praten〉 passer l'éponge sur qc.met een kruisje ondertekenen • signer d'une croixeen kruis slaan • se signerhet grondvlak van de kerk vormt een kruis • le plan de l'église est cruciformeiemand aan het kruis slaan • crucifier qn.iemand aan het kruis nagelen • clouer qn. sur la croixzich in zijn kruis getast voelen • 〈 gekrenkt〉 se sentir piqué au vif; 〈 onheus bejegend〉 avoir l'impression de s'être fait rouler→ link=huis huis -
11 over
over11 [voorbij] passé♦voorbeelden:II 〈 bijwoord〉1 [van de ene plaats naar de andere] à travers2 [op een andere plaats] de l'autre côté♦voorbeelden:over en weer • de part et d'autreover en weer lopen • faire les cent paselkaar over en weer verwijten maken • se faire des reproches réciproquesmorgen gaan we over • on déménage demainmijn tante is gisteren over geweest • hier ma tante est venue nous voir〈 communicatie(media)〉 over! • terminé!→ link=reden redente over • plus qu'il n'en fautvoorbeelden te over • les exemples abondentgelegenheid te over! • les occasions ne manquent pas!————————over2〈 voorzetsel〉1 [algemeen] sur2 [via] par3 [boven, langs iets heen] au-dessus de4 [aan de andere kant van] de l'autre côté de5 [na verloop van] dans6 [meer, verder dan] plus de7 [tegenover] en face de♦voorbeelden:het nieuws verspreidde zich over het hele land • la nouvelle se répandit dans tout le paysover de straat lopen • marcher dans la ruezij heeft iets innemends over zich • elle a qc. d'avenantover de post • par la posteik heb het over de radio gehoord • je l'ai entendu à la radio3 over de grens komen • franchir, passer la frontièrevandaag over acht dagen • aujourd'hui en huitde temperatuur was over de 30° • il faisait plus de 30°het is over vieren • il est quatre heures passées→ link=wereld wereld -
12 toss
-
13 van aangezicht tot aangezicht met iemand
Deens-Russisch woordenboek > van aangezicht tot aangezicht met iemand
-
14 vermogen
vermogen1〈 het〉♦voorbeelden:dat kost een vermogen • cela coûte une fortunenaar vermogen bijdragen • contribuer selon ses moyenseffectief vermogen • rendement utileelektrisch vermogen • puissance électriquehet nuttig vermogen • le rendementeen vermogen van 60 pk • une puissance de 60 CVde verstandelijke vermogens • les facultés intellectuellesboven iemands vermogen gaan • dépasser les forces de qn.doen wat in zijn vermogen is • faire tout son possiblehet vermogen om te denken • la faculté de penserhaar vermogen tot relativeren • sa capacité de relativiser————————vermogen2♦voorbeelden:de medische wetenschap vermag hier niets • la médecine est impuissante face à ce maltegen hem vermag ik niets • je suis impuissant face à lui -
15 vlak
vlak1〈 het〉♦voorbeelden:een schuin vlak • une face obliquein het culturele vlak • sur le plan cultureleen hellend vlak • un plan inclinéeen lijn aanbrengen in een vlak • projeter une ligne sur un plan————————vlak21 [effen, glad] plat2 [met weinig contrasten] terne♦voorbeelden:1 iemand slaan met de vlakke hand • frapper qn. avec le plat de la maineen vlak land • un pays plathet vlakke veld • la rase campagneiets vlak maken • aplanir qc.; 〈 glad〉 lisser qc.II 〈 bijwoord〉1 [zonder helling] à plat2 [recht; zonder tussenruimte, tussenpoos] juste♦voorbeelden:vlak (van) tevoren • juste avantvlak aan de kant • juste au bordvlak bij de school • tout près de l'écolehet succes is vlak bij • le succès est en vuevlak langs de muren lopen • raser les mursvlak na iemand aankomen • arriver sur les pas de qn.hier vlak om de hoek • à quatre pas d'iciik kreeg de bal vlak tegen mijn voorhoofd • j'ai reçu le ballon en plein front -
16 bovenkant
mdessus m, face f supérieure -
17 munt
-
18 over
-
19 tegenover
-
20 Ajax kwam gelijk met Feyenoord
Ajax kwam gelijk met Feyenoord
См. также в других словарях:
face — face … Dictionnaire des rimes
face — [ fas ] n. f. • XIIe; lat. pop. °facia, class. facies 1 ♦ Partie antérieure de la tête humaine. ⇒ figure, tête, visage. « La face est le moyen d expression du sentiment » (Malraux). Une face large, pleine, colorée. « dans sa face rasée, ronde,… … Encyclopédie Universelle
face — FÁCE, fac, vb. III. a. tranz. I. 1. A întocmi, a alcătui, a făuri, a realiza, a fabrica un obiect. Face un gard. ♢ A procura un obiect, dispunând confecţionarea lui de către altcineva. Îşi face pantofi. 2. A construi, a clădi; a ridica, a aşeza.… … Dicționar Român
Face — (f[=a]s), n. [F., from L. facies form, shape, face, perh. from facere to make (see {Fact}); or perh. orig. meaning appearance, and from a root meaning to shine, and akin to E. fancy. Cf. {Facetious}.] 1. The exterior form or appearance of… … The Collaborative International Dictionary of English
Face of a — Face Face (f[=a]s), n. [F., from L. facies form, shape, face, perh. from facere to make (see {Fact}); or perh. orig. meaning appearance, and from a root meaning to shine, and akin to E. fancy. Cf. {Facetious}.] 1. The exterior form or appearance… … The Collaborative International Dictionary of English
face — FACE. s. f. Visage. Se couvrir la face. destourner sa face. regarder quelqu un en face. voir la face de Dieu. le voir face à face. Face, se dit aussi De la superficie des choses corporelles. La face de la terre. En ce sens on dit. en termes de l… … Dictionnaire de l'Académie française
face — [fās] n. [ME < OFr < VL facia < L facies, the face, appearance < base of facere, DO1] 1. the front of the head from the top of the forehead to the bottom of the chin, and from ear to ear; visage; countenance 2. the expression of the… … English World dictionary
face — ► NOUN 1) the front part of a person s head from the forehead to the chin, or the corresponding part in an animal. 2) an expression on someone s face. 3) the surface of a thing, especially one presented to the view or with a particular function.… … English terms dictionary
face — n Face, countenance, visage, physiognomy, mug, puss denote the front part of a human or, sometimes, animal head including the mouth, nose, eyes, forehead, and cheeks. Face is the simple and direct word {your face is dirty} {she struck him in the… … New Dictionary of Synonyms
face — n 1 a: outward appearance b: the surface or superficial reading or meaning of something (as a document or statute) that does not take into account outside information the face of [the] deed reveals that she had two purposes in mind State v. Rand … Law dictionary
Face — (f[=a]s), v. t. [imp. & p. p. {Faced}; p. pr. & vb. n. {Facing}.] 1. To meet in front; to oppose with firmness; to resist, or to meet for the purpose of stopping or opposing; to confront; to encounter; as, to face an enemy in the field of battle … The Collaborative International Dictionary of English