-
1 shot put
werpen van stalen kogel (richting in zware atletiek, zover mogelijk weggooien van kogel) -
2 throw
n. worp, gooi--------v. werpen; toegooien; afgooien; gooien metthrow1[ θroo] 〈 zelfstandig naamwoord〉♦voorbeelden:————————throw2II 〈 overgankelijk werkwoord〉2 richten ⇒ (toe)werpen, toezenden7 snel op zijn plaats brengen ⇒ werpen, leggen, maken8 verslaan9 maken ⇒ hebben, organiseren♦voorbeelden:1 throw dice • dobbelstenen gooien, dobbelenthe horse threw him • het paard wierp hem afthrow its feathers • ruiensnakes throw their skins • slangen werpen hun huid afthrow oneself at someone • zich op iemand storten/werpen; zich aan iemand opdringenthrow oneself into something • zich ergens op werpen, zich enthousiast ergens in stortenhe was thrown into prison • hij werd in de gevangenis geworpenthrow a cape over one's shoulders • zich een cape over de schouders gooienbe thrown (back) upon one's own resources • op zichzelf worden teruggeworpenhe threw us a sarcastic look • hij wierp ons een sarcastische blik toethrow the switch to ‘off’ • de schakelaar op ‘uit’ zettenthrow someone into confusion/into a fit • iemand in verwarring brengen/een stuip bezorgenthey were thrown out of work • ze waren ineens zonder werkthrown upon each other • op elkaar aangewezen→ throw about throw about/, throw around throw around/, throw away throw away/, throw back throw back/, throw down throw down/, throw in throw in/, throw off throw off/, throw out throw out/, throw over throw over/, throw overboard throw overboard/, throw together throw together/, throw up throw up/ -
3 fling
n. worp, gooi; uitspatting, verzetje; avontuurtje--------v. werpen; gooien; uitbarstenfling1[ fling] 〈 zelfstandig naamwoord〉♦voorbeelden:2 Highland fling • Schotse dans, Schotse driepashave a fling (at) • een poging wagen, een gooi doen (naar)————————fling21 gooien ⇒ (weg)smijten, (af)werpen2 wegstormen ⇒ (boos) weglopen/weggaan♦voorbeelden:fling down a challenge • uitdagenfling off one's pursuers • zijn achtervolgers afschuddenfling on/off one's clothes • in/uit zijn kleren schietenfling up one's hands/arms in horror • zijn handen/armen van afschuw/afgrijzen omhoog steken/in de lucht gooienfling an accusation at someone • iemand een beschuldiging naar het hoofd slingerenfling the past in someone's face/teeth • met iemands verleden komen aandragenfling oneself into something • zich ergens op werpenfling out of/from the house • boos weglopen van huis→ dirt dirt/ -
4 cast
n. een groep acteurs (die deelnemen in een toneelstuk of musical); gips; scheel kijken--------v. gooien, werpen; vastzetten; nonsens vertellencast1[ ka:st] 〈 zelfstandig naamwoord〉2 〈 benaming voor〉 iets wat geworpen wordt ⇒ lijn 〈 met kunstvlieg als aas〉; braakbal; afgeworpen huid3 gietvorm ⇒ model; afdruk5 neiging ⇒ hang, zweem(pje)♦voorbeelden:————————cast2♦voorbeelden:→ cast about cast about/, cast around cast around/1 (be/uit)rekenen ⇒ (be)cijferen, calculeren; optellen; trekken 〈 horoscoop〉♦voorbeelden:1 〈 benaming voor〉 werpen ⇒ (van zich) afwerpen; weggooien, uitgooien; laten vallen; afwerpen 〈 huid van dier〉; verliezen 〈 hoefijzer〉; neerkwakken; (ontijdig) bevallen van♦voorbeelden:cast ashore • op de kust/het strand werpena man cast in the right mold • iemand uit het goede hout gesneden -
5 glance
n. (vluchtige) blik; oogopslag--------v. gluren, snel bekijken; glanzen; schitterenglance1[ gla:ns] 〈 zelfstandig naamwoord〉1 (vluchtige) blik ⇒ oogopslag, kijkje2 flits ⇒ glinstering, flikkering♦voorbeelden:1 at a glance • met één oogopslag, onmiddellijk————————glance2〈 werkwoord〉♦voorbeelden:1 glance down/up • een blik naar beneden/boven werpenglance round • (even) rondkijkenglance at • vluchtig/even bekijken, een blik werpen opglance over/through • (even) inkijken/bekijken, doorkijken3 glance aside/off • afschampen, afstuitenglance off • afschampen op, afglijden van 〈 ook figuurlijk〉 -
6 leer
adj. zwak--------n. wellustige blik; wrede grijns, vuile blik--------v. glurenleer1[ liə] 〈 zelfstandig naamwoord〉————————leer2〈 werkwoord〉1 loeren ⇒ schuinse blikken werpen, grijnzen♦voorbeelden: -
7 plunge
n. duik, sprong--------v. zich werpen, duikenplunge1[ plundzj] 〈 zelfstandig naamwoord〉♦voorbeelden:¶ take the plunge • de knoop doorhakken, de sprong wagen————————plunge21 zich werpen ⇒ duiken, zich storten2 (plotseling) neergaan ⇒ dalen, steil aflopen♦voorbeelden:house prices have plunged • de prijzen van de huizen zijn gekelderdII 〈 overgankelijk werkwoord〉1 werpen ⇒ (onder)dompelen, storten♦voorbeelden:he was plunged into grief • hij werd door verdriet overmand -
8 shadow
n. schaduw; zweem; schemering--------v. schaduwen; een schaduw werpen op; achtervolgenshadow1[ sjædoo]2 schaduwplek ⇒ schaduwhoek; 〈 in het bijzonder〉 arcering, schaduw 〈 in schilderij〉; 〈 figuurlijk〉 kring 〈 onder ogen〉3 zwakke afspiegeling ⇒ schaduw, schim4 onafscheidelijke metgezel/kameraad5 (be)dreiging ⇒ voorspiegeling, somber voorteken6 iemand die schaduwt ⇒ spion, detective♦voorbeelden:beyond/without the shadow of a doubt, beyond/without a shadow of doubt • zonder ook maar de geringste twijfel1 schaduw ⇒ duister(nis), schemerduister♦voorbeelden:III 〈meervoud; the〉————————shadow2〈 werkwoord〉 -
9 bomb
n. bom--------v. bombarderenbomb1[ bom] 〈 zelfstandig naamwoord〉1 bom♦voorbeelden:————————bomb2II 〈 overgankelijk werkwoord〉♦voorbeelden:1 bomb out • door bombardement(en) dakloos maken/verdrijven -
10 dart
n. pijl(tje); steek, sprong--------v. (toe/weg)snellen/schieten/stuiven; (toe)werpen, plotseling richten opdart1[ da:t] 〈 zelfstandig naamwoord〉4 (plotselinge/scherpe) uitval 〈 ook figuurlijk〉 ⇒ steek, sprong♦voorbeelden:make a dart for the door • naar de deur springen/schieten————————dart21 (toe/weg)snellen/schieten/stuiven♦voorbeelden:dart along/away/out • langs/weg/naar buiten stuivenII 〈 overgankelijk werkwoord〉1 (toe)werpen ⇒ schieten, plotseling richten op♦voorbeelden:1 dart a glance/look at • een (plotselinge/scherpe) blik toewerpen -
11 farrow
adj. biggen werpend--------n. een stel pasgeboren varkentjes--------v. biggen werpenfarrow1[ færoo] 〈 zelfstandig naamwoord〉————————farrow2〈 werkwoord〉 -
12 flip
adj. ongepast, brutaal--------n. zachte klap; worp; gooi; een onderbroken beweging; drankje van wijn en eieren--------v. opzij werpen; werpen (van een munt); maken van onderbroken bewegingen; gek worden (slang)flip1[ flip] 〈 zelfstandig naamwoord〉1 tik ⇒ mep, (vinger)knip2 salto————————flip21 glad ⇒ ongepast, brutaal————————flip3〈 flipped〉2 boos worden ⇒ door het lint gaan, flippen♦voorbeelden:→ flip over flip over/II 〈 overgankelijk werkwoord〉♦voorbeelden:→ flip over flip over/, flip through flip through/ -
13 foal
n. veulen--------v. veulen werpenfoal1[ fool] 〈 zelfstandig naamwoord〉1 veulen♦voorbeelden:————————foal2〈 werkwoord〉 -
14 jettison
n. overboord geworpen lading; wegwerpen van lading van schip; prijsgeven, laten varen (hoop)--------v. overboord werpen; prijsgeven, laten varen (hoop)[ dzjettisn] -
15 launch
n. motorbarkas, motorsloep; tewaterlating; het lanceren--------v. te water laten, ken; overbruggen; versturen; aanvangen; openen met; (in computers) laten lopen, projekteren; in werking stellen; inwijden; uitbarsten; binnendringen; inbrekenlaunch1[ lo:ntsj] 〈 zelfstandig naamwoord〉————————launch21 〈vaak +out〉(energiek) iets (nieuws) beginnen/aanvatten ⇒ uitpakken/weiden, losbarsten♦voorbeelden:launch into • zich storten/zich werpen opII 〈 overgankelijk werkwoord〉1 lanceren ⇒ afvuren, (weg)werpen/slingeren/smijten2 lanceren ⇒ uitbrengen, de wereld insturen4 op gang brengen ⇒ (doen) beginnen, op touw zetten♦voorbeelden: -
16 litter
n. rommel, troep; (lig/stal)stro, afdekstro (v. planten); nest (jongen); draagkoets/stoel; draagbaar--------v. werpen, jongen; een rommel maken v.; rondstrooienlitter1[ littə] 〈 zelfstandig naamwoord〉1 rommel ⇒ rotzooi, troep3 stal/stromest5 draagkoets/stoel/zetel♦voorbeelden:4 have a litter of kittens • jongen, jongen krijgen————————litter2II 〈 overgankelijk werkwoord〉3 van stro voorzien ⇒ strooien, afdekken♦voorbeelden:3 litter down a horse/stable • een paard/stal strooien -
17 precipitate
adj. steil; haastig; onbezonnen--------n. precipiteren; storting; aparte stof--------v. neerslaan, bezinken; (neer)storten, (neer)werpenprecipitate1[ prissippittət] 〈 zelfstandig naamwoord〉————————1 overhaast ⇒ onbezonnen, plotseling————————precipitate3[ prissippitteet]II 〈 overgankelijk werkwoord〉♦voorbeelden:1 her death precipitated him into a state of total indifference • haar dood stortte hem in een toestand van totale onverschilligheid -
18 project
n. programma; projekt--------v. uitspringen; slingeren; projecteren (film); ontwerpen, plannen; voorstellen (beeld)project1[ prodzjekt] 〈 zelfstandig naamwoord〉————————project2[ prədzjekt]♦voorbeelden:II 〈 overgankelijk werkwoord〉♦voorbeelden:project one's voice • zijn stem richten -
19 prostrate
adj. uitgestrekt, nedergeworpen, uitgeput--------v. ter aarde werpen, neerwerpen, omverwerpen, in het stof doen buigen; uitputten; in het stof buigen voorprostrate1[ prostreet] 〈 bijvoeglijk naamwoord〉♦voorbeelden:————————prostrate2♦voorbeelden: -
20 smirch
n. vlek; smet--------v. bevuilen; een smet werpen opsmirch1[ smə:tsj] 〈 zelfstandig naamwoord〉1 vlek————————smirch2〈 werkwoord〉1 bevuilen
См. также в других словарях:
Werpen — nennt man, wenn bei eingetretener Windstille das Schiff mit dem Wurfanker aus dem Hafen, od. an einen andern Platz fortbewegt wird, s.u. Anker … Pierer's Universal-Lexikon
Stein — 1. Auch ein kleiner Stein kann tödten, wenn er recht geworfen wird. 2. Auch ein Stein verwittert, wenn er lange genug liegt. Dem Zahn der Zeit widersteht nichts. Lat.: Ferreus assiduo consumitur annulus usu. (Ovid.) (Philippi, I, 154.) 3. Auf dem … Deutsches Sprichwörter-Lexikon
Staatsbosbeheer — is a Dutch organization founded in 1899 to control and conserve Dutch nature reserves.Staatsbosbeheer currently oversees over 250.000 hectares of land in the Netherlands. [nl icon [http://www.staatsbosbeheer.nl/shared/downloadMedia.asp?ID={E4BD43C… … Wikipedia
St.-Lucas-Kirche (Scheeßel) — Die St. Lucas Kirche von Südosten (2007) Die St. Lucas Kirche ist eine evangelisch lutherische Gemeindekirche im Zentrum des niedersächsischen Orts Scheeßel im Landkreis Rotenburg (Wümme). Sie ist nach dem Evangelisten Lukas benannt. Nachdem ein… … Deutsch Wikipedia
Druon Antigone — Druoon Antigoon Druoon Antigoon (ou Druon Antigoon ou Antigone) était un géant qui demandait un important péage à tous ceux qui voulaient remonter le cours de l Escaut. Ceux qui ne payaient pas voyaient leurs mains tranchées par le géant. Il… … Wikipédia en Français
Druon Antigoon — Druoon Antigoon Druoon Antigoon (ou Druon Antigoon ou Antigone) était un géant qui demandait un important péage à tous ceux qui voulaient remonter le cours de l Escaut. Ceux qui ne payaient pas voyaient leurs mains tranchées par le géant. Il… … Wikipédia en Français
Druoon Antigoon — (ou Druon Antigoon ou Antigone) était un géant qui demandait un important péage à tous ceux qui voulaient remonter le cours de l Escaut. Ceux qui ne payaient pas voyaient leurs mains tranchées par le géant. Il rencontra un jour un soldat romain,… … Wikipédia en Français
Warp — Wạrp 〈m. 1〉 1. Kettfaden 2. 〈Mar.〉 leichte Trosse [<engl. warp „Weberkette, Aufzug“] * * * 1Wạrp, der od. das; s, e [engl. warp = ↑ Kette (3), zu: to warp = sich wellen, sich werfen] (Textilind.): 1. fest gedrehter Kettfaden. 2. billiger,… … Universal-Lexikon
Perle — (Die) Perlen vor die Säue werfen: Edles, Gutes und Schönes dem bieten, der es nicht zu würdigen versteht. Die Redensart ist biblischen Ursprungs: »Ihr sollt das Heiligtum nicht den Hunden geben, und eure Perlen sollt ihr nicht vor die Säue werfen … Das Wörterbuch der Idiome
werpan — *werpan germ., stark. Verb: nhd. werfen, drehen; ne. throw (Verb), turn (Verb); Rekontruktionsbasis: got., an., ae., afries., anfrk., as., ahd.; Vw.: s … Germanisches Wörterbuch
Geld — 1. Ach, nun fällt mi all mîn klên Geld bî. (Brandenburg.) Ein Ausruf, der häufig erfolgt, wenn jemand durch irgendeinen Umstand an etwas erinnert wird, was er hätte thun sollen, aber bisher zu thun vergessen hat. 2. All wîr1 Geld, dat et Wîf nig… … Deutsches Sprichwörter-Lexikon