-
1 broder
broder [broddee]1 overdrijven ⇒ verfraaien, opsmukken♦voorbeelden:II 〈 overgankelijk werkwoord〉1 borduren♦voorbeelden:v1) borduren2) verfraaien, versieren3) voortborduren (op), overdrijven -
2 décorer
-
3 festonner
festonner [festonnee]〈 werkwoord〉1 met festoenen, slingers versieren ⇒ met festons tooienv2) festonneren -
4 fleurir
fleurir [flurrier]II 〈 overgankelijk werkwoord〉1 met bloemen, met een bloem versieren♦voorbeelden:fleurir une table • een bloemetje op tafel zettenv1) bloeien -
5 garnir
garnir [gaarnier]1 voorzien (van) ⇒ uitrusten (met), bezetten (met), versieren (met)2 vullen (met) ⇒ bezetten (met), volstoppen (met)♦voorbeelden:1 garnir d' un revêtement • bekleden, overtrekkengarnir une robe de dentelles • een jurk met kant afzetten♦voorbeelden:v(de)2) vullen (met) -
6 garnissage
garnissage [gaarniesaazĵ]〈m.〉1 (het) garneren ⇒ (het) versieren, (het) bekleden, (het) stofferen2 bekleding ⇒ garnering, stoffering, voeringm1) (het) garneren, versieren2) bekleding, voering -
7 panacher
panacher [paanaasĵee]〈 werkwoord〉 -
8 annexer
-
9 cuisse
cuisse [kŵies]〈v.〉♦voorbeelden:se croire sorti de la cuisse de Jupiter • het hoog in de bol hebbenf1) dij2) bout, bil -
10 draguer
draguer [draagee]1 op de versiertoer gaan ⇒ achter de vrouwtjes, de kerels aangaanII 〈 overgankelijk werkwoord〉v2) vangen met een schrobnet, dreggen3) uitbaggeren4) ruimen, vegen [mijn] -
11 écailler
écailler1 [eekaajee],écaillère [eekaajer]〈m., v.〉1 oesterverkoper, -verkoopster♦voorbeelden:————————écailler2 [eekaajee]v( s'écailler) afbladderen -
12 embellir
embellir [ãbellier]→ croîtreII 〈 overgankelijk werkwoord〉1 verfraaien ⇒ mooier maken, versieren, opluisteren♦voorbeelden:embellir une histoire • een verhaal opsmukkenv1) verfraaien -
13 enjoliver
-
14 enluminer
-
15 enrichir
-
16 fesse
fesse [fes]〈v.〉♦voorbeelden:montrer ses fesses • een naaktscène spelendonner sur les fesses à un enfant • een kind voor de billen geven〈 informeel〉 gare tes fesses! • hoepel eens op!il y a de la fesse ce soir • er valt vanavond iets te versieren→ peau1. f 2. fessesf pl -
17 lever
lever1 [ləvee]〈m.〉♦voorbeelden:au lever du rideau • bij het opgaan van het doek————————lever2 [ləvee]II 〈 overgankelijk werkwoord〉1 (op)heffen ⇒ oprichten, optillen2 opheffen ⇒ een einde maken aan, wegnemen♦voorbeelden:lever un fardeau • een last optillenlever les glaces • de raampjes omhoogdraaienlever les lettres • de brievenbus lichtenlever le poing • zijn vuist opheffenlever les yeux, la tête, le visage, le nez • opkijkenlever des impôts • belastingen heffenlever un lièvre • een haas opjagen♦voorbeelden:→ pied1. m2) (het) opkomen [zon]3) opslag, opmaat [muziek]4) opmeting2. v1) rijzen [deeg]2) ont-kiemen3) opheffen5) opmeten6) oproepen3. se leverv1) opstaan, gaan staan2) omhooggaan3) opkomen [zon, maan]5) opsteken [wind] -
18 orner
orner (de) [ornee]〈 werkwoord〉1 (ver)sieren (met) ⇒ verfraaien (met), tooien (met), verlevendigen (met)♦voorbeelden:v(de) versieren (met) -
19 parer
parer [paaree]1 voorzien (in) ⇒ maatregelen nemen (tegen), verhelpen♦voorbeelden:II 〈 overgankelijk werkwoord〉1 afwenden ⇒ pareren, afweren♦voorbeelden:→ plumev( se parer) zich mooi aankleden -
20 taper
taper [taapee]1 slaan (op) ⇒ kloppen (op), tikken (tegen, op)♦voorbeelden:taper à la porte • aankloppen〈 informeel〉 taper à côté • er naast zitten, 't mis hebbentaper dans le ballon • de bal een trap geventaper du pied • met zijn voet stampentaper sur un piano • op een piano rammen〈 informeel〉 taper dans • pikken uit, zich te goed doen aanII 〈 overgankelijk werkwoord〉♦voorbeelden:3 taper qc. à la machine, à l'ordinateur • iets typen, tikken, intikken op de computer♦voorbeelden:ton histoire, je m'en tape • dat verhaal van jou zal mij een zorg zijnv1) slaan (op), tikken (tegen)2) branden3) (uit)typen5) hameren7) dichtmaken
См. также в других словарях:
Versieren — (lat.), verkehren; versiert, in etwas bewandert … Meyers Großes Konversations-Lexikon
Versieren — (lat.), im Spiele sein, in Betracht kommen; versiert sein, geübt, bewandert sein … Kleines Konversations-Lexikon
versieren — ver|sie|ren <sw. V.; hat [lat. versari, zu: versare = drehen, wälzen, zu: vertere, ↑Vers] (veraltet): verkehren; sich mit etw. beschäftigen … Universal-Lexikon
versieren — ver|sie|ren [v...] <wohl nach lat. versari, vgl. ↑versiert> (veraltet) verkehren; sich mit etwas beschäftigen … Das große Fremdwörterbuch
In culpa versieren — In culpa versieren, ein schuldhaftes Verhalten an den Tag legen, wegen dessen man auf Entschädigung verklagt oder strafrechtlich belangt werden kann; vgl. Culpa … Meyers Großes Konversations-Lexikon
versiert — sachkundig; firm; routiniert; erfahren; klug; qualifiziert; professionell; kundig; kenntnisreich; fachkundig; bewandert; kompetent … Universal-Lexikon
Wieteke van Dort — Louisa Johanna Theodora (Wieteke) van Dort (Surabaya, Dutch East Indies, May 16, 1943) is a Dutch actress, comedienne, singer, writer and artist. She has appeared on many children’s television programs and is best known for her Dutch Indonesian… … Wikipedia
Liste falscher Freunde — Die Liste falscher Freunde listet eine Auswahl häufiger falscher Freunde (Übersetzungsfallen bzw. Verständnisprobleme) zwischen Deutsch und anderen Sprachen, dem in der Bundesrepublik Deutschland und in anderen Staaten gesprochenen Deutsch sowie… … Deutsch Wikipedia
Pepperoni — Die Liste falscher Freunde listet eine Auswahl häufiger falscher Freunde (Übersetzungsfallen bzw. Verständnisprobleme) zwischen Deutsch und anderen Sprachen, dem in der Bundesrepublik Deutschland und in anderen Staaten gesprochenen Deutsch sowie… … Deutsch Wikipedia
New Kids — Seriendaten Deutscher Titel New Kids Originaltitel New Kids (ab 3. Staffel) New Kids on the Block (1./2. Staffel) … Deutsch Wikipedia
versiert — ver|siert 〈 [vɛr ] Adj.〉 in einer Sache bewandert, erfahren, gut unterrichtet; ein versierter Fachmann [Etym.: Part. Perf. vom veralteten Verb versieren »sich mit etwas beschäftigen« <frz. versé <lat. versatus »vertraut«; zu versari… … Lexikalische Deutsches Wörterbuch