-
1 slag
I 〈de〉♦voorbeelden:de slagen van het noodlot • les coups du destineen harde slag • un coup violentdat was een harde slag voor hem • c'était un coup dur pour luihij viel met een zware slag tegen de grond • il est tombé lourdement sur le solde klok gaf vier slagen • l'horloge a sonné quatre coupsmet één slag sloeg hij het aan stukken • il l'a brisé d'un seul coupmet elke slag van de hamer • à chaque coup de marteaude deur met een slag dichtdoen • claquer la porteop slag van tienen • à dix heures sonnantesmijn pendule is van slag • ma pendule décomptezonder slag of stoot • sans coup férirde slag bij Nieuwpoort • la bataille de Nieuport6 de slag van iets kwijtraken • perdre la main (pour faire qc.)de slag te pakken krijgen • prendre le coupeen slag maken • faire un pli12 iets een halve slag omdraaien • faire faire un demi-tour à qc.¶ iets met de Franse slag doen • faire qc. à la va-viteeen slag naar iets slaan • deviner qc.zijn slag slaan • réussir son coupaan de slag gaan • se mettre au travaildat boek maakte hem met één slag beroemd • ce livre l'a rendu célèbre d'un seul coupeen slag om de arm houden • se ménager une porte de sortiehij was op slag dood • il est mort sur le coupII 〈 het〉♦voorbeelden:mensen van hetzelfde slag • gens de la même espèce -
2 klokslag
-
3 klok
klok1〈de〉♦voorbeelden:1 iets aan de grote klok hangen • crier qc. sur les toitseen slaande klok • une horloge sonnantedat klinkt als een klok • c'est on ne peut mieuxstaande klok • horloge de parquet〈 figuurlijk〉 hij heeft de klok horen luiden, slaan (maar weet niet waar de klepel hangt) • il a entendu qc. mais il ne connaît pas le fin fond de l'histoirezich niet aan de klok houden • ne pas avoir d'heurede klok slaat zes uur • l'horloge sonne six heureshet is alles … wat de klok slaat • il, elle ne sait parler que de …de klok staat stil • la pendule s'est arrêtéede klok verzetten • décaler l'heurede klok rond • douze heures d'affiléede klok rond slapen • faire le tour du cadranmet de klok mee • dans le sens des aiguilles d'une montreop de klok kijken • regarder l'heurehij sprak een uur, op de klok af • il a parlé pendant une heure, montre en maintegen de klok in • dans le sens contraire des aiguilles d'une montrerace tegen de klok • course contre la montre————————klok21 glouglou! -
4 hij was op slag dood
hij was op slag dood -
5 klokke tien (uur)
klokke tien (uur) -
6 klokke
-
7 klokslag vier uur
klokslag vier uur -
8 op de klok van tien
op de klok van tien -
9 greep
♦voorbeelden:een blinde greep • un pur hasardneem maar een goede greep • sers-toi bieneen ijzeren greep • une poigne de ferhij heeft een vaste greep op de zaak • il maîtrise la situationhij deed een greep in de zak • il a fait main basse sur le sac(geen) greep krijgen op iets • (n')avoir (aucune) prise sur qc.een greep in het wilde weg • un coup au hasardin de greep van de vijand • sous le coup de l'ennemimet een enkele greep • d'un seul coupeen greep naar de macht • un coup de force3 dat was een gelukkige greep • j'ai (tu as, il a, etc.) eu la main heureuseeen greep doen uit de mogelijkheden • faire un choix parmi les possibilitéseen greep uit het leven • une tranche de vie4 iemand de greep afkijken • imiter le coup de main de qn.de greep leren • prendre le coup de mainde greep van iets weten • s'y connaître -
10 trappen
1 [de voet neerzetten] marcher (dans, sur)2 [de voet drukken] appuyer le pied (sur)3 [schoppen] donner des coups de pied (à qn.)4 [fietsen] pédaler♦voorbeelden:in de poep trappen • marcher dans la crottetegen een bal trappen • donner un coup de pied dans un ballontrap niet zo tegen de tafelpoot • arrête de donner des coups contre le pied de la tableje trapte tegen mijn been • tu m'as donné un coup de pied à la jambeII 〈 overgankelijk werkwoord〉1 [door trappen op een plaats, in een toestand brengen] écraser♦voorbeelden:hij is eruit getrapt • il s'est fait mettre à la porteeen stuk hout in de grond trappen • enfoncer un bout de bois dans le sol à coups de pied -
11 klap
klap1〈de〉♦voorbeelden:1 een grote klap krijgen • 〈 verlies〉 essuyer un sérieux revers; 〈 teleurstelling〉 en prendre un sale couper vielen rake klappen • les coups pleuvaient secik kan mezelf wel een klap geven • je pourrais me battreiemand een klap verkopen • administrer une gifle à qn.een boek met een klap dichtslaan • refermer un livre avec un bruit seciemand een klap op, voor zijn muil geven • foutre un coup de poing dans la gueule à qn.in één klap • d'un seul couphet interesseert hem geen klap • il s'en moque éperdumentgeen klap uitvoeren • ne rien ficherhet was de klap op de vuurpijl • c'était le bouquet→ link=vlieg vlieg————————klap21 clac! -
12 haal
♦voorbeelden:met een flinke haal trok hij het schip aan de wal • d'une secousse énergique il tira le bateau sur la rivein één haal • d'un seul traiteen haal met de zaag • un coup de sciede hond kreeg een haal van de kat • le chat a donné un coup de griffe au chienaan de haal zijn • faire la noce -
13 trap
♦voorbeelden:de trap afgaan • descendre l'escalierde trap opgaan • monter l'escalierop de trap • dans l'escalierop één trap wonen • habiter sur le même palieriemand een trap geven • donner un coup de pied à qn.〈 figuurlijk〉 iemand een trap nageven • donner le coup de pied de l'âne à qn.een hoge trap van ontwikkeling • un haut niveau de civilisationde overtreffende trap • le superlatifde vergrotende, vergelijkende trap • le comparatif5 op de hoogste trap van de maatschappelijke ladder staan • se trouver au plus haut degré de l'échelle sociale -
14 veeg
veeg1〈de〉♦voorbeelden:geef hier nog een veeg(je) • donne encore un petit coup ici————————veeg2♦voorbeelden: -
15 aankomen
1 [arriveren; naderen] arriver2 [het doel treffen] atteindre son but3 [komen aanzetten] s'amener4 [bij toeval aanraken] heurter (qc. contre qc.); 〈 zachtjes〉 effleurer (qc. de qc.)5 [in gewicht toenemen] prendre du poids7 [genezen] reprendre des forces♦voorbeelden:een botsing zien aankomen • prévoir un accidentde bus komt er aan • voilà le bus qui arriveeven bij iemand aankomen • faire un saut chez qn.je hoeft met dat plan bij hem niet aan te komen • inutile de lui soumettre ce projetmet een voorstel aankomen • présenter une propositioniets op het laatste ogenblik laten aankomen • attendre le dernier moment pour faire qc.het op een scheiding laten aankomen • risquer le divorceII 〈 onpersoonlijk werkwoord〉1 [gelden, betreffen] s'agir (de)♦voorbeelden:1 nu komt het erop aan op te treden • maintenant, il s'agit, il importe d'intervenirnu komt het erop aan • c'est le moment ou jamaishet komt niet op vijf minuten aan • nous n'en sommes pas à cinq minutes près -
16 wis
♦voorbeelden:1 iemand van een wisse dood redden • sauver qn. d'une mort certainewis en waarachtig • à coup sûrwis en waarachtig niet • certainement paswel wis en zeker doe ik dat • je le ferai à coup sûr -
17 glas
♦voorbeelden:dubbel glas • doubles vitresgewapend glas • verre armékogelvrij glas • verre pare-ballesmat glas • verre mateen stevig glas (wijn) drinken • boire un bon coupglas blazen • souffler du verrezijn glas heffen • lever son verreeen glaasje (te veel) op hebben • avoir bu un coup de tropeen glas achterover slaan • faire cul seceen ets achter glas • une gravure sous verreiets bespreken onder een glas wijn • discuter qc. autour d'un verre de vineen asbak van glas • un cendrier en verrede zaak is zo helder, klaar als glas • l'affaire est claire comme de l'eau de rocheglas in lood • vitrailde glazen wassen • laver les vitres -
18 been
3 [bot; stof waaruit botten bestaan] os 〈m.〉4 [gebeente] os 〈 meervoud〉♦voorbeelden:dat paard staat hoog op de benen • ce cheval a de longues jambesop het verkeerde been gezet worden • être pris à contre-piedmet het verkeerde been uit bed gestapt zijn • s'être levé du pied gauche〈 figuurlijk〉 iemand tegen het zere been schoppen • toucher qn. au vifeen been breken • se casser la jambede benen nemen • prendre ses jambes à son coumijn been slaapt • j'ai des fourmis dans les jambesde benen strekken • se dégourdir les jambesmet zijn been trekken • tirer la jambeal de hele dag op de been zijn • être sur pied toute la (sainte) journéeer was veel volk op de been • il y avait beaucoup de mondeik kan niet meer op mijn benen staan • je ne tiens plus sur mes jambesiemand weer op de been helpen • remettre qn. sur piedvast op z'n benen staan • être d'aplombslecht ter been zijn • avoir de mauvaises jambeszijn benen uit zijn lijf lopen • se démenerik heb geen benen meer om op te staan • je n'ai plus de jambesbenen als een ooievaar hebben • être monté sur des échasses〈 spreekwoord〉 het zijn sterke benen die de weelde kunnen dragen • ±il faut de plus grandes vertus pour soutenir la bonne fortune que la mauvaise -
19 oog
♦voorbeelden:het oog van de naald • le chas de l'aiguillemet andere ogen bekijken • voir (qc.) d'un autre oeileen blauw oog • un oeil au beurre noiriemand een blauw oog slaan • pocher un oeil à qn.(niet zichtbaar) met het blote, ongewapend oog • (imperceptible) à l'oeil nuhet boze oog • le mauvais oeilbruine ogen hebben • avoir les yeux marrondat is niet met droge ogen aan te zien • 〈 zonder tranen〉 on ne peut s'empêcher de pleurer; 〈 ongeroerd〉 c'est à faire pleurer les pierreseen glazen oog • un oeil de verregrote ogen opzetten • ouvrir de grands yeuxzijn ogen zijn groter dan zijn buik, maag • il a les yeux plus grands que le ventreiets met lede ogen aanzien • voir qc. d'un mauvais oeileen lui oog • un oeil paresseuxeen open oog voor iets hebben • être sensible à qc.geen oog dichtdoen • ne pas fermer l'oeilzijn ogen gebruiken • ouvrir l'oeilzijn ogen niet geloven, vertrouwen • ne pas en croire ses yeuxogen hebben van voren en van achteren • avoir des yeux derrière la têteoog hebben voor • avoir l'oeil pourzijn ogen in zijn zak hebben • avoir les yeux dans sa pochealleen oog hebben voor • n'avoir d'yeux que pourzij maakt haar ogen op • elle se fait les yeuxiemand de ogen openen • ouvrir les yeux à qn.de ogen openhouden • garder les yeux ouvertszich de ogen uit het hoofd schamen • mourir de hontehaar ogen schieten vuur • ses yeux lancent des éclairsde ogen ten hemel slaan • lever les yeux au ciel〈 figuurlijk〉 de ogen sluiten voor iets • fermer les yeux sur qc.zijn ogen uitkijken (aan iets) • ne pas détacher les yeux (de qc.)iemand de ogen uitkrabben • arracher les yeux à qn.iemand de ogen uitsteken • faire mourir qn. d'envieiemand de ogen uitsteken met zijn luxe • écraser qn. de son luxe〈 figuurlijk〉 iemand de ogen verblinden • éblouir qn.door iemands ogen zien • voir par les yeux de qn.door het oog van de naald kruipen • l'échapper belleoog in oog staan met • se trouver nez à nez avecheb je geen ogen in je hoofd? • tu n'as pas les yeux en face des trous?iemand recht in de ogen zien, kijken • regarder qn. en facemet de ogen spreken • avoir des yeux expressifsmet de ogen knipperen • cligner des yeuxiemand iets onder vier ogen zeggen • dire qc. à qn. entre quatre yeuxeen gesprek onder vier ogen • un tête-à-têteuit zijn ogen zien • 〈 opletten〉 ouvrir l'oeil (et le bon); 〈 op zijn hoede zijn〉 être sur le qui-vivevoor iemands ogen • sous les yeux (de qn.)groen en geel voor de ogen worden • être pris de vertigehet schemert mij voor de ogen • j'ai la vue troublezijn ogen aan iets te goed doen • repaître ses yeux de qc.zijn ogen uit zijn hoofd kijken • se repaître de, à la vue de (qc.)zijn ogen goed de kost geven • 〈 ironisch〉 ne pas avoir les yeux dans sa poche; 〈vooral m.b.t. mooie vrouwen〉 se rincer l'oeil〈 spreekwoord〉 oog om oog, tand om tand • oeil pour oeil, dent pour dent2 met een half oog iets zien • entrevoir qc.schele, scheve ogen maken, geven • faire des jalouxiemand met schele ogen aankijken • être jaloux de qn.het oog over iets laten gaan • promener son regard sur qc.〈 figuurlijk〉 het oog op iets laten vallen • avoir des desseins sur qc.zover het oog reikt • à perte de vue〈 figuurlijk〉 het oog slaan, laten vallen op iemand • jeter son dévolu sur qn.het oog treffen • frapper les yeuxaan het oog ontsnappen • se dérober à la vueiets aan het oog onttrekken • masquer qc. à la vuein het oog lopen • se faire remarquerin het oog lopend, vallend • manifestein het oog springen, vallen • sauter aux yeuxmet de ogen verslinden • dévorer (qn., qc.) des yeuxiets (de werkelijkheid) onder ogen zien • regarder qc. (les choses) en facede dood onder ogen zien • envisager la mortonder iemands ogen komen • se présenter devant qn.iets niet onder ogen willen zien • se mentir à soi-mêmeiets onder ogen hebben • avoir qc. sous les yeuxiemand iets onder het oog brengen • 〈 op iets wijzen〉 faire observer qc. à qn.; 〈 aan het verstand brengen〉 essayer de faire comprendre qc. à qn.op het oog • à première vuezo op het oog • à vue d'oeiliemand, iets op het oog hebben • avoir qn., qc. en vueuit het oog raken • disparaître (aux yeux)iets, iemand uit het oog verliezen • perdre qc., qn. de vue(ga) uit mijn ogen! • hors de ma vue!iets voor ogen stellen • 〈 doen zien〉 représenter qc.; 〈 een voorstelling hebben〉 se représenter qc.〈 figuurlijk〉 iets voor ogen houden • garder qc. à l'esprit〈 figuurlijk〉 iemand voor ogen staan • être présent à l'esprit de qn.〈 spreekwoord〉 uit het oog, uit het hart • loin des yeux, loin du coeurhij wierp, gooide zes ogen • il a jeté un six¶ in hun ogen betekent hij niet veel • à leurs yeux, il a peu de valeurmet het oog op • en vue demet het oog hierop • à cet effetiemand naar de ogen zien • ramper devant qn. -
20 aanschoppen
1 [een schop geven tegen] donner un coup de pied (à)⇒ lancer (qc.) d'un coup de pied2 [kritiek leveren] taper (sur)⇒ critiquer (qn., qc.)
См. также в других словарях:
Sur le coup — ● Sur le coup au moment où l événement a eu lieu … Encyclopédie Universelle
Sur le coup de 10 heures — ● Sur le coup de 10 heures à cette heure … Encyclopédie Universelle
Mourir sur le coup — ● Mourir sur le coup instantanément, dès que le coup a été reçu … Encyclopédie Universelle
Mettre quelqu'un sur un coup — ● Mettre quelqu un sur un coup l associer à une entreprise profitable … Encyclopédie Universelle
Être sur un coup — ● Être sur un coup participer à une affaire qui peut rapporter un profit … Encyclopédie Universelle
coup — [ ku ] n. m. • colp 1080; lat. pop. colpus, class. colaphus, gr. kolaphos I ♦ 1 ♦ Mouvement par lequel un corps vient en heurter un autre; impression (ébranlement, bruit...) produite par ce qui heurte. ⇒ choc, ébranlement, heurt, tamponnement.… … Encyclopédie Universelle
Coup d'Etat au Honduras de 2009 — Coup d État de 2009 au Honduras Manuel Zelaya, le président déposé par le coup d Etat du 28 juin 2009 … Wikipédia en Français
Coup d'Etat de 2009 au Honduras — Coup d État de 2009 au Honduras Manuel Zelaya, le président déposé par le coup d Etat du 28 juin 2009 … Wikipédia en Français
Coup d'état au Honduras — Coup d État de 2009 au Honduras Manuel Zelaya, le président déposé par le coup d Etat du 28 juin 2009 … Wikipédia en Français
Coup De Tête De Zidane — Zinedine Zidane avant son coup de tête en finale de Coupe du monde de football (Berlin, 9 juillet 2006). Le 9 juillet 2006, lors de la finale de la coupe du monde de football opposant la France à l Ita … Wikipédia en Français
Coup de boule de Zidane — Coup de tête de Zidane Zinedine Zidane avant son coup de tête en finale de Coupe du monde de football (Berlin, 9 juillet 2006). Le 9 juillet 2006, lors de la finale de la coupe du monde de football opposant la France à l Ita … Wikipédia en Français