-
41 help
n. hulp; voordeel; hulp--------v. helpen; hulp bieden; genezen; maken; voordeel brengenhelp1[ help] 〈 zelfstandig naamwoord〉1 hulp ⇒ steun, bijstand2 help(st)er ⇒ dienstmeisje, werkster4 remedie♦voorbeelden:1 can we be of any help? • kunnen wij ergens mee helpen?fly to the help of • te hulp snellenit was not of much help to him • hij heeft er niet veel aan gehadhelp wanted • personeel/hulp gevraagd4 there is no help for it • er is niets aan/tegen te doen————————help2〈 werkwoord〉1 helpen ⇒ bijstaan, (onder)steunen, baten♦voorbeelden:help someone (to) clean/in cleaning • iemand helpen bij het schoonmakenhelp along/forward • vooruithelpen, bevorderenhelp someone off/on with his coat • iemand uit/in zijn jas helpen5 we could not help but smile • wij moesten wel glimlachen, of we wilden of nietI could not help myself • ik kon niet anders¶ he cannot help himself, that is the way he is • hij kan er niets aan doen, zo is hij nu eenmaal -
42 hold up
stoppen,uitstellen; overval,gewapende overval; weigering,uitstellinghold upII 〈 overgankelijk werkwoord〉3 ophouden ⇒ tegenhouden, vertragen♦voorbeelden:hold up to ridicule/scorn • bespotten -
43 indorse
v. endosseren; (iets) vermelden op de rugzijde van; aantekening maken op (rijbewijs); steunen, onderschrijven, bevestigen (mening)→ endorse endorse/ -
44 lean (up)on
lean (up)on -
45 lean on a friend
-
46 line up behind
line up behindpal staan achter, steunen -
47 line up
een rij vormen; in rij staanline up1 in de/een rij gaan staan♦voorbeelden:〈informeel; figuurlijk〉 line up behind • pal staan achter, steunenII 〈 overgankelijk werkwoord〉♦voorbeelden: -
48 maintain
v. onderhouden; doorgaan, verder gaan; zorgen voor-; passen op-; behouden; brood winnen; voorzien van-[ meenteen]1 handhaven ⇒ behouden, in stand houden♦voorbeelden:maintain a correspondence • een correspondentie aanhoudenmaintain life • in leven blijvenmaintain order • de orde bewarenmaintain war • oorlog (blijven) voeren -
49 on
adj. aan--------adv. verder; vooruit; vooruitgaan--------prep. op; aan; over; langson1[ on] 〈zelfstandig naamwoord; the〉————————on2II 〈 bijvoeglijk naamwoord, predicatief〉2 aan de gang ⇒ gaande, te doen3 op 〈 toneel〉♦voorbeelden:what's on tonight? • wat is er vanavond te doen?, welke film draait er vanavond?, wat is er op tv vanavond?5 oil on to \\td16 • olie stijgt tot \\td16¶ I'm on! • okay, ik doe meeyour plan is not on • je plan(netje) gaat niet doorthe wedding is on • het huwelijk gaat dooryou're on • daar houd ik je aan!————————on3〈bijwoord; vaak predicatief〉1 in werking ⇒ aan, in functie4 〈plaats- of richtingaanduidend; ook figuurlijk〉op ⇒ tegen, aan, toe♦voorbeelden:what's going on? • wat is er aan de hand?have you anything on tonight? • heb je plannen voor vanavond?leave the light on • het licht aan latenput a record on • zet een plaat opturn the lights on • steek het licht aanput on your new dress • trek je nieuwe jurk aan3 five years on • vijf jaar na dato/latercome on! • schiet op!get a move on! • maak voort!go on! • ga maar door, toe!all clocks go on an hour tomorrow • morgennacht gaan alle klokken een uur vooruitthe circus is moving on • het circus trekt verderpass the news on • zeg het voortsend on • doorsturen, nazendenspeak on • door blijven pratenthey travelled on • ze reisden verderwalk on • doorlopenlater on • laterand so on • enzovoortwell on into the night • diep in de nachtwell on in years • op gevorderde leeftijd(talk) on and on • alsmaar door/zonder onderbreking (praten)on! • vooruit!from that moment on • vanaf dat ogenblikthey collided head on • ze botsten frontaalshe looked on • ze keek toe¶ on and off • af en toe, (zo) nu en dan————————on41 〈plaats of richting; ook figuurlijk〉op ⇒ in, aan, bovenop5 over ⇒ met betrekking tot, aangaande, betreffende6 ten koste van ⇒ op kosten van, in het nadeel van♦voorbeelden:the sun revolves on its axis • de zon draait om haar aslive on bread and water • leven van water en broodride on a bus • met de bus gaanstand on the chair • op de stoel staanstay on course • koers houdena stain on her dress • een vlek op haar jurkthey marched on the enemy • ze marcheerden op de vijand affate smiled on Jill • het lot was Jill gunstig gezindshe hurt herself on the ledge • zij bezeerde zich aan de randpay off a sum on the loan • een som op de lening afbetalentravel on a plane • met het vliegtuig reizenwar on poverty • oorlog tegen de armoedeannounced on the radio • op de radio aangekondigdon the right road • op de juiste wega shop on the main street • een winkel in de hoofdstraatencounter trial upon trial • de ene beproeving na de andere doorstaanget on the train • instappenhang on the wall • aan de muur hangenI had no money on me • ik had geen geld op zaklean on a friend • steunen op een vriendon your right • aan de rechterkanta house on the river • een huis bij de rivierwinter is upon us • de winter staat voor de deurjust on sixty people • amper zestig mensenarrive on the hour • op het hele uur aankomenpay on receipt of the goods • betaal bij ontvangst van de goederenon the stroke of midnight • klokslag middernachtcome on Tuesday • kom dinsdagon opening the door • bij het openen van de deuron reading the letter she fainted • (net) toen ze de brief gelezen had, viel ze flauwbe on duty • dienst hebbenbe on fire • in brand staanon holiday • met vakantieon sick leave • met ziekteverlofbeer on tap • bier uit het vaton trial • op proefhave a monopoly on shoes • een monopolie hebben van schoenenagree on a solution • tot een akkoord komen over een oplossingthe joke was on Mary • de grap was ten koste van Maryhis work has nothing on Mary's • zijn werk haalt het niet bij dat van Maryshe has a year on her opponents in age • ze is een jaar ouder dan haar tegenkandidatenthe glass fell and broke on me • tot mijn ergernis viel het glas en brakthis round is on me • dit rondje is voor mij→ be on be on/ -
50 paternity suit
vaderschap proces (rechtsgeding tegen een man die weigert zijn zoon of dochter te erkennen en ze financieel te steunen)paternity suit〈 juridisch〉 -
51 predicate
-
52 promote
v. bevorderd worden, een hogere rang krijgen; initiatief nemen; aanmoedigen; bedienen; hulpgeven[ prəmoot]♦voorbeelden: -
53 rely on
zich verlaten op1 vertrouwen (op) ⇒ zich verlaten op, steunen op♦voorbeelden:can he be relied upon? • kun je op hem rekenen?don't rely on me for help • op mijn hulp hoef je niet te rekenen -
54 repose
n. rust, kalmte--------v. vertrouwen stellen in; uitrusten, rustenrepose11 rust ⇒ slaap, ontspanning♦voorbeelden:————————repose2〈 formeel〉II 〈 overgankelijk werkwoord〉♦voorbeelden: -
55 rest on
-
56 rest
n. rest; rust; het stilzetten--------v. rusten; restenrest1[ rest]1 rustplaats ⇒ verblijf, tehuis♦voorbeelden:give it a rest • laat het even rusten, hou er even mee oplay to rest • te ruste leggen, begraven; sussen, doen bedarenset someone's mind at rest • iemand geruststellenIII 〈zelfstandig naamwoord; werkwoord enkelvoud of meervoud; the〉1 de rest ⇒ het overige, de overigen♦voorbeelden:1 for the rest • voor de rest, overigensand the rest of it, all the rest of it • en de rest————————rest21 rusten ⇒ stil staan, slapen, pauzeren♦voorbeelden:I feel completely rested • ik voel me helemaal uitgerust2 rest assured • wees gerust, wees ervan verzekerdII 〈 overgankelijk werkwoord〉2 doen rusten ⇒ leunen, steunen♦voorbeelden:God rest his soul • God hebbe zijn ziel -
57 root for the team
root for the teamhet team toejuichen/steunen -
58 root
n. wortel; oorsprong--------v. wortel schieten; geworteld zijn; wroeten, woelen; te voorschijn halen, opscharrelenroot1[ roe:t] 〈 zelfstandig naamwoord〉1 oorsprong ⇒ wortel, basis♦voorbeelden:¶ root and branch • met wortel en tak, grondigpull up one's roots • een ander leven beginnenput down roots • zich vestigen, zich thuis gaan voelenstrike at the roots of • een vernietigende aanval doen op————————root23 wroeten ⇒ graven, woelen♦voorbeelden:¶ root for the team • het team toejuichen/steunenII 〈 overgankelijk werkwoord〉♦voorbeelden:→ root out root out/ -
59 second
adj. tweede; bijkomend, ander--------adv. op de tweede plaats, tweede--------n. seconde; moment; tweede; tweede versnelling; steun; hulp--------v. ondersteunen, bijstaansecond1[ sekkənd]♦voorbeelden:I'll be back in a second • ik ben zo terugupper second • met (zeer) veel genoegenII 〈 meervoud〉1 tweede kwaliteitsgoederen ⇒ tweede keus/klas(se)♦voorbeelden:2 who would like seconds? • wie wil er nog?————————second2[ sekkənd] 〈 werkwoord〉1 (onder)steunen ⇒ bijstaan, meewerken————————second3————————second4[ sekkənd] 〈telwoord; als voornaamwoord〉♦voorbeelden:second in line for promotion • tweede op de ranglijst voor promotiehe was second to none • hij was van niemand de mindere————————second5[ sekkənd] 〈 bijwoord〉2 → secondly secondly/♦voorbeelden:————————second6[ sekkənd] 〈telwoord; als determinator〉♦voorbeelden:in the second place • ten tweede, bovendienevery second day • om de andere dag -
60 shore up
shore up
См. также в других словарях:
Holländische Sprache — Niederländisch Gesprochen in Siehe unter „Offizieller Status“, des Weiteren in Indonesien und nur mundartlich in Frankreich (Nord Pas de Calais) und Deutschland (Nördlicher Niederrhein). Sprecher ca. 26 Millionen Linguistische Klassifikation … Deutsch Wikipedia
Niederländisch-Flämische Sprache — Niederländisch Gesprochen in Siehe unter „Offizieller Status“, des Weiteren in Indonesien und nur mundartlich in Frankreich (Nord Pas de Calais) und Deutschland (Nördlicher Niederrhein). Sprecher ca. 26 Millionen Linguistische Klassifikation … Deutsch Wikipedia
Niederländische Sprache — Niederländisch (Nederlands) Gesprochen in Siehe unter „Offizieller Status“, des Weiteren in Indonesien und nur dialektal in Frankreich (Nord Pas de Calais) und Deutschland (Nördlicher Niederrhein). Sprecher ca. 26 Millionen Linguistische… … Deutsch Wikipedia
Stöhnen — Stöhnen, verb. reg. neutr. welches das Hülfswort haben erfordert, anhaltend seufzend, mit Seufzen Athem holen, sowohl zum Zeichen großer Mattigkeit, als auch eines heftigen Schmerzens, welches von dem Ächzen wenig verschieden ist. Seufzen und… … Grammatisch-kritisches Wörterbuch der Hochdeutschen Mundart
Лукоки, Джоди — Джоди Лукоки Общая информация … Википедия
stöhnen — stöhnen: Die seit dem 16. Jh. bezeugte nhd. Form geht zurück auf mitteld. (14. Jh.) stenen, mnd. stenen »mühsam atmen, ächzen«, dem die gleichbedeutenden starken Verben mniederl. stenen, aengl. stenan entsprechen; vgl. auch ablautend niederl.… … Das Herkunftswörterbuch
Klage — 1. Das kann keine Klage heissen, da kein Richter bei Gericht ist. – Graf, 441, 334; Klingen, 28a, 2. Die Klage konnte rechtswirksam nur am Gerichtsorte und vor dem Richter gestellt werden, nicht in dessen Wohnung oder sonst irgendwo. 2. Die Klage … Deutsches Sprichwörter-Lexikon