-
1 to bring together
samenbrengen -
2 bring together
-
3 bringing together
samenbrengen,een ontmoeting organiseren -
4 concentrate
v. concentreren; coördinerenconcentrate1[ konsntreet] 〈 zelfstandig naamwoord〉————————concentrate22 bijeen/samenkomen in/op één punt ⇒ zich concentreren♦voorbeelden:2 the riots concentrated in the centre of town • de rellen concentreerden zich in het centrum van de stadII 〈 overgankelijk werkwoord〉2 concentreren ⇒ samentrekken, samenbrengen♦voorbeelden: -
5 twin
adj. gelijkend--------n. tweeling--------v. een tweeling krijgen; samenbrengen, samenkoppelen tot een paartwin1[ twin] 〈 zelfstandig naamwoord〉————————twin2♦voorbeelden:twin brother/sister • tweelingbroer/zustertwin towers • twee identieke torens naast elkaar————————twin3〈werkwoord; twinned〉♦voorbeelden: -
6 assemble
-
7 centralize
v. centraliserencentralize, centralise[ sentrəlajz] 〈zelfstandig naamwoord: centralization〉II 〈 overgankelijk werkwoord〉 -
8 centre
n. centrum, midden, middelpuntcentre1, 〈 Amerikaans-Engels spelling〉 center [ sentə] 〈 zelfstandig naamwoord〉 〈→ Sporttermen: RugbySporttermen: Rugby/〉1 midden ⇒ centrum, middelpunt 〈 ook figuurlijk〉; spil, as; 〈 politiek〉 centrumpartij; (zenuw)centrum; haard 〈 van storm, rebellie〉2 centrum ⇒ instelling, bureau4 → centre three-quarter centre three-quarter/♦voorbeelden:centre of gravity • zwaartepunt————————centre2♦voorbeelden:centre line • middellijn————————centre3♦voorbeelden:centre (up)on • zich concentreren opII 〈 overgankelijk werkwoord〉 -
9 concentrate all aliens in one part of a town
English-Dutch dictionary > concentrate all aliens in one part of a town
-
10 federalize
v. federaliseren, een verbond aangaanfederalize, federalise[ fedrəlajz]2 〈 politiek〉onder federaal toezicht/centraal gezag stellen -
11 federate
v. zich tot een bond verenigenfederate1[ fedrət] 〈 bijvoeglijk naamwoord〉1 verbonden ⇒ verenigd, federatief————————federate2[ feddəreet]1 zich (tot een federatie) verenigen ⇒ zich aaneensluiten, een bond vormenII 〈 overgankelijk werkwoord〉 -
12 gather
n. bijeenkomst; vouw (in kleding)--------v. verzamelen; verzamelen; binnenhalen; krijgen; samentrekken; opmaken; oogstengather1[ gæðə] 〈 zelfstandig naamwoord〉————————gather23 toenemen ⇒ (aan)groeien, stijgen5 plooien, rimpelen♦voorbeelden:gather round someone/something • zich rond iemand/iets scharenII 〈 overgankelijk werkwoord〉1 〈 benaming voor〉 verzamelen ⇒ samenbrengen, bijeenroepen; op(een)hopen, op(een)stapelen; vergaren, inzamelen; plukken, oogsten; oprapen4 opmaken ⇒ afleiden, concluderen5 opsommen♦voorbeelden:gather wood • hout sprokkelengather in • binnenhalen, oogsten; opstrijkengather together • verzamelen, bijeenroepengather up • oprapen, bij elkaar nemen, optrekken 〈 benen〉; opsteken 〈 haar〉; verzamelen 〈 gedachten〉gather oneself up/together • zich oprichten/vermannengather oneself for something • zich voor iets gereed maken4 he's gone to work, I gather • hij is naar z'n werk, begrijp ikgather from • afleiden/opmaken uitI gather that • ik krijg de indruk dat -
13 incorporate
adj. samengebonden, vastgebundeld; aangesloten (bij een zaak/vereniging)--------v. omvatten; verenigen; toelaten (van een lid); opzetten van een vennootschapincorporate1[ inko:pəreet] 〈zelfstandig naamwoord: incorporation〉2 een onderneming/naamloze vennootschap oprichtenII 〈 overgankelijk werkwoord〉1 opnemen ⇒ verenigen, incorporeren4 onder/samenbrengen in een naamloze vennootschap♦voorbeelden:————————incorporate2[ inko:prət] 〈 bijvoeglijk naamwoord〉→ incorporated incorporated/ -
14 join
n. aaneenvoeging, verbinding; naad--------v. verbinden, verenigen, samenkomen, in elkaar slaan; zich voegen bij, meedoen, komen bij; samenvoegenjoin1[ dzjojn] 〈 zelfstandig naamwoord〉1 verbinding(sstuk) ⇒ voeg, las, naad————————join21 samenkomen ⇒ zich verenigen, verenigd worden; elkaar ontmoeten, uitkomen op2 zich aansluiten ⇒ meedoen, deelnemen♦voorbeelden:1 join up (with) • samensmelten/fuseren (met)2 can I join in? • mag ik meedoen?join up • dienst nemen (bij het leger), lid worden, zich aansluiten (bij)II 〈 overgankelijk werkwoord〉2 zich aansluiten bij ⇒ meedoen met, deelnemen aan♦voorbeelden:join together/up (with) • samenvoegen, doen samensmelten/fuseren (met)join a man to/with a woman in marriage • een man met een vrouw in de echt verbindenjoin ship • aanmonsteren, aan boord gaanwill you join us? • doe/eet/ga je mee?, kom je bij ons zitten?I'll join you in a few minutes • ik kom zo bij je -
15 line up
een rij vormen; in rij staanline up1 in de/een rij gaan staan♦voorbeelden:〈informeel; figuurlijk〉 line up behind • pal staan achter, steunenII 〈 overgankelijk werkwoord〉♦voorbeelden: -
16 orchestrate
v. orkestreren[ o:kistreet] 〈zelfstandig naamwoord: orchestration〉1 orkestreren ⇒ voor orkest arrangeren; 〈 figuurlijk〉 (harmonieus/ordelijk) samenbrengen/combineren; organiseren -
17 real-estate agent
makelaar in onroerend goed (iem. die zich bezig houdt met het samenbrengen v. verkopers en eventuele kopers v. woningen tegen een percentage v.d. transactie)real-estate agent -
18 summon
v. op het matje geroepen worden; samenbrengen; oproepen, voor het gerecht dagen; verplicht verschijnen; eisen[ summən]1 bijeenroepen ⇒ oproepen, ontbieden, sommeren→ summon up summon up/ -
19 tannate
n. tanaat (in chemie-middel gebruik voor samenbrengen van huid en in geneeskunde)→ tannin tannin/ -
20 throw together
throw together♦voorbeelden:
- 1
- 2