-
1 délivrer
délivrer [deelievree]II 〈 overgankelijk werkwoord〉2 (af)geven ⇒ overhandigen, uitreiken, bezorgenv2) overhandigen, bezorgen3) werpen [dieren] -
2 racheter
racheter [raasĵtee]2 afkopen5 weer goedmaken ⇒ boeten, uitdagen♦voorbeelden:1 het weer goedmaken ⇒ zich rehabiliteren, zijn goede naam terugkrijgen, vergoeden 〈 gebrek, tekortkoming〉v1) terugkopen2) afkopen3) vrijkopen4) verlossen5) weer goedmaken, compenseren6) corrigeren -
3 sauver
sauver [soovee]1 redden ⇒ behouden, ontrukken (aan)♦voorbeelden:sauver la face • z'n gezicht niet verliezensauver un malade • een zieke er weer bovenop halensauver qn. de la misère • iemand uit de ellende halen→ meuble♦voorbeelden:se sauver de prison • uit de gevangenis ontsnappen¶ sauve qui peut! • berg je maar!v1) redden2) verlossen3) saven [computer] -
4 accoucher
-
5 dépêtrer
dépêtrer [deepetree]1 bevrijden (uit) ⇒ verlossen (uit), redden (uit)1 zich bevrijden (uit) ⇒ zich redden (uit), zich losmaken (van)
См. также в других словарях:
Dutch language — Dutch Nederlands Pronunciation [ˈneːdərlɑnts] ( listen) … Wikipedia
Old Dutch — For the potato chip company, see Old Dutch Foods. Old Dutch Spoken in the Low Countries Era developed into Middle Dutch by the middle of the 12th century Language family Indo European … Wikipedia
Idioma neerlandés — Neerlandés Nederlands Hablado en Países Bajos Curazao … Wikipedia Español
Ziegel — 1. Bricht ein Ziegel, so stösst man einen andern. (Luzern.) – Schweiz, II, 243, 57. Niemand ist ganz unersetzlich, geht einer ab, tritt ein anderer an seinen Platz. Nur sind eben auch nicht alle Ziegel gleich gut. 2. Den Ziegel und den bösen Mann … Deutsches Sprichwörter-Lexikon