-
1 verkopen
1 [verkocht worden] sell♦voorbeelden:II 〈 overgankelijk werkwoord〉1 [tegen een prijs overdoen] sell2 [toedienen] give3 [ten beste geven] 〈zie voorbeelden 3〉♦voorbeelden:1 drugs verkopen • peddle/push drugsnee verkopen • give (someone) no for an answermet winst/verlies verkopen • sell at a profit/losséénmaal! andermaal! verkocht! • going! going! gone!¶ als je dat doet, ben je verkocht • if you do that, you're done for -
2 uitverkopen
v. sell off, sell out, sell, clear -
3 weggaan
2 [ontslag nemen] leave3 [verdwijnen] go away4 [verkocht worden] sell♦voorbeelden:plotseling weggaan • leave abruptlybij zijn vrouw weggaan • leave one's wifeweggaan zonder te betalen • leave without payingga weg! • go away!, get lost!; 〈 uiting van verbazing〉 you don't say, you're kiddingweggaan bij een firma • leave a companyde vlek gaat snel weg uit de jurk • the stain is coming off/will come off quickly from the dressweggaan voor een krats • sell for a mere song/for peanuts -
4 markten
v. market, sell; buy at a market; sell in a market; trade or deal at a market -
5 afbraak
♦voorbeelden:huizen voor afbraak • condemned houses -
6 hand
1 [lichaamsdeel] hand♦voorbeelden:in andere handen komen • change handsblote handen • bare handsdie zaak is in goede/slechte handen • that matter is in good/bad handsin goede/verkeerde handen vallen • 〈 figuurlijk〉 fall into the right/wrong handsiemand de helpende hand bieden • lend someone a (helping) handniet met lege handen komen • not come empty-handed〈 figuurlijk〉 uit de losse hand • roughly, in an improvised wayiets met vaste hand doen • do something with a sure touch〈 figuurlijk〉 met vaste/krachtige hand regeren • rule with a firm/iron handhij is in veilige handen • he is in safe handsiemand (de) handen vol werk geven • give someone no end of work/troublede handen vol hebben aan iemand/iets • have one's hands full with someone/somethinghij heeft de handen meer dan vol • he has enough/too much on his platedat kost handen vol geld • that costs lots of moneyiets aan vreemde handen toevertrouwen • entrust something to strangershij heeft de handen niet vrij • he does not have a free hand〈 figuurlijk〉 de vrije hand hebben/krijgen • have/acquire a free handergens zijn handen niet aan vuil willen maken • refuse to soil one's hands with something〈 figuurlijk〉 ik draai er mijn hand niet voor om • 〈 ik heb er geen moeite mee〉 I think nothing of it; 〈 het kan me niet schelen〉 I don't care a rap (for it)iemand de hand drukken/geven/schudden • give someone one's hand, shake hands with someonedan kunnen we elkaar de hand geven • we're in the same boat〈 figuurlijk〉 iemand de hand boven het hoofd houden • 〈 aan zijn kant staan〉 stand by someone; 〈 iemand beschermen die iets misdaan heeft〉 protect someone〈 figuurlijk〉 de handen op elkaar krijgen • earn/get applause〈 figuurlijk〉 de hand op iets/iemand leggen • lay hands on someone/somethingiemands hand lezen • read someone's palmde hand lichten met het reglement • disregard the regulationselkaar de hand reiken • hold out a hand to each other 〈 ook figuurlijk〉; 〈 figuurlijk〉 reach out to each otherhanden schudden • shake handshij steekt geen/nooit een hand uit • he never does a stroke of workde hand over het hart strijken • 〈 figuurlijk〉 be lenient/soft-heartedhij kan zijn handen niet thuishouden • he can't keep his hands to himselfdaar wordt vaak de hand mee gelicht • that is often skimped/not taken seriously(mijn) hand erop! • you have/here's my hand on it!handen omhoog! (of ik schiet) • hands up!/ 〈 informeel〉stick 'em up! (or I'll shoot)handen thuis! • hands off!〈 figuurlijk〉 iets aan de hand hebben • 〈 met iets bezig zijn〉 have something going/on; 〈 bij iets betrokken zijn〉 be involved in somethingaan de hand van deze berekeningen • on the basis of these calculationsiemand een middel aan de hand doen tegen huiduitslag • put someone on to a good remedy for a rashniks aan de hand! • there's nothing the matteraan de hand van deze ervaringen concludeer ik … • in view of these experiences I conclude …iets achter de hand hebben • 〈 figuurlijk〉 have something to fall back on; 〈 heimelijk〉 have something up one's sleevewat geld achter de hand houden • keep some money for a rainy dayik heb mijn gummetje altijd vlak bij de hand • I always have my rubber near at handin de handen klappen • clap one's handsiemand iets in handen spelen • put something someone's wayiemand iets in de hand duwen/stoppen • slip/thrust something into someone's hands; 〈 figuurlijk〉 palm/fob someone off with somethingeen bewijs in handen hebben • have evidencehet onderzoek is in handen van N. • the investigation is being conducted by N.de markt in handen hebben • control/have control of the marketde politie heeft de zaak nu in handen • the police have the case in handde macht in handen hebben • have powerde toestand in de hand hebben • have the situation in handin handen vallen van de politie/de vijand • fall into the hands of the police/enemy〈 figuurlijk〉 iets met beide handen aangrijpen • jump at something; 〈 aanbod, gelegenheid ook〉 seize (upon) somethingmet de hand gemaakt/geschreven • hand-made/handwritten〈 figuurlijk〉 iemand naar zijn hand zetten • force/mould/bend someone to one's will, manage someone, twist someone round one's (little) fingeriets om handen hebben • have something to do〈 figuurlijk〉 iemand onder handen nemen • take someone in hand/to taskiemand op (de) handen dragen • 〈 figuurlijk〉 worship/idolize someonehand over hand toenemen • increase hand over fist, gain ground rapidlyiemand iets ter hand stellen • hand something (over) to someoneiets ter hand nemen • take something up, take something in hand, undertake somethinger komt niets uit zijn handen • he doesn't get anything doneuit de hand lopen • get out of handiemand het werk uit (de) handen nemen • take work off someone's handsiets van de hand doen • sell/part with/dispose of somethingvan hand tot hand gaan • be passed from hand to handgoed/duur van de hand gaan • sell well/at high prices 〈 van koopwaren〉dat is de meest voor de hand liggende conclusie • that is the most obvious conclusiongeen hand voor iemand/iets uitsteken • not lift a finger for someone/somethinghij heeft er geen hand naar uitgestoken • 〈 niets aan gedaan〉 he hasn't done a stroke of work on it; 〈 niets van gegeten〉 he hasn't touched itgeen hand voor ogen kunnen zien • 〈 figuurlijk〉 not be able to see one's hand in front of one('s face)ik heb maar twee handen! • I have only (got) one pair of hands!een verhaal van de hand van • a story (written) by3 de zieke is aan de beterende hand • the patient is on the mend/getting betteraan mijn rechter/linker hand • on my right/left (hand/side)aan de winnende hand zijn • be winning〈 figuurlijk〉 iemand op zijn hand hebben/krijgen • have/get someone on one's side¶ wat is er daar aan de hand? • what's going on there?〈 figuurlijk〉 alsof er niets aan de hand was • as if nothing had happened/was wronger is iets aan de hand • there's something the matter/upiets/iemand in de hand werken • encourage something/someone; 〈 iets ook〉 make for something; 〈 iemand ook〉 play into someone's hands〈 van personen〉 zwaar op de hand zijn • be heavy/ponderousop handen zijn • be (near) at hand/imminent/forthcomingvan de hand in de tand leven • live from hand to moutheen verzoek/voorstel van de hand wijzen • refuse a request 〈 verzoek〉; turn down a proposal 〈 voorstel〉 -
7 levering
1 delivery♦voorbeelden:verkoop op levering • sell for future deliverylevering op krediet • sell on credit -
8 omzetten
3 [verzetten] move, shift6 [muziek] transpose (into)7 [scheikunde] convert♦voorbeelden:(voor) een miljoen omzetten • have a turnover of a millionzonlicht omzetten in elektrische energie • convert sunlight into electrical energy〈 juridisch〉 een terdoodveroordeling in levenslang omzetten • commute a sentence from death to life imprisonment -
9 overdoen
1 [nog eens doen] do again2 [verkopen] sell (off)3 [van het ene in het andere doen] transfer♦voorbeelden:1 een examen overdoen • Bresit an examination, Atake an exam again〈 figuurlijk〉 iets (nog eens) dunnetjes overdoen • give/have a repeat performance -
10 pari
-
11 stuk
stuk1〈 het〉1 [deel] piece ⇒ part, fragment, 〈 land〉 lot, length 〈 stof, plank, koord〉 〈ook → link=stukje stukje〉2 [(grote) hoeveelheid] lot7 [document] document, paper10 [muziekstuk] piece (of music)13 [gestalte] stature, build♦voorbeelden:1 stukken en brokken • bits and pieces, odds and endsiets in stukken snijden • cut something up (into pieces)een stuk met iemand meelopen • accompany someone part of the way〈 figuurlijk〉 werken dat de stukken er af vliegen • work with a vengeance/at full tiltiets aan stukken slaan/gooien • knock/smash something to piecesiets in stukken scheuren • tear something to pieceshet perceel werd in drie stukken verdeeld • the parcel was divided into three lotseen stuk uit een boek voorlezen • read a passage/section from a book〈 figuurlijk〉 een man uit één stuk • a man of character/of honour, salt of the earthuit één stuk vervaardigd • made in/of one pieceeen goed stuk werk • a fine piece of workeen stuk beter • much/a lot betterstukken beter • quite a lot/far bettermijn klas is een heel stuk voor • my class is well aheadzij is een stuk afgeslankt • she has lost quite a bit of weightdat zou ons een stuk verder brengen • that would help us a lotiets/iemand met stukken slaan • defeat someone/something by a large marginop geen stukken na • not by a long way/shot/ 〈 Brits-Engels ook〉chalk, not nearly3 een stuk gereedschap • a piece of equipment, a tooleen stuk speelgoed • a toyeen groot stuk zeep • a large cake/tablet of soapsigaren van twee gulden per stuk • cigars of two guilders each/apiece/a pieceper stuk verkopen • sell by the piece/singlystuk voor stuk werden de onderdelen vervangen • the parts were replaced one by onehet zijn stuk voor stuk deugnieten • they're rascals, every one of themtwintig stuks vee • twenty head of cattlevier stuks bagage • four pieces of luggageeen stuk of tien appels • about ten/ten or so apples4 aangetekend stuk • registered mail/letter/item5 een lekker stuk • a nice bit of skirt/stuff/crumpetiets met de stukken kunnen bewijzen • have documents to prove something11 een stuk in een broek zetten • patch a pair of trousers/ Apantshij had stukken op zijn ellebogen • he had elbow patches〈 informeel〉 een raar stuk vreten • a rum customer, a right one13 klein van stuk • small, of small stature, shortstukken aan toonder • bearer securities¶ op zijn stuk blijven staan • hold one's ground, stick to one's gunsvan zijn stuk raken • lose one's head, be put off one's balanceiemand van zijn stuk brengen • unsettle/unnerve/disconcert someoneeen stuk in de kraag hebben • be tight/plasteredop het stuk van … • as far as … is concerned————————stuk21 [aan stukken] apart, to pieces3 [onder de indruk, ingenomen met] impressed (by)♦voorbeelden:het kopje viel stuk • the cup fell to pieces/fell and brokeiets stuk maken • break/ruin something -
12 toonbank
♦voorbeelden: -
13 uitverkopen
-
14 verraden
3 [kenbaar maken] betray ⇒ give (oneself/the game) away♦voorbeelden:iemand aan de politie verraden • squeak/rat on someone2 een geheim verraden • betray/let out a secretniets verraden, hoor! • don't breathe a word!zijn achternaam verried dat hij uit Friesland kwam • his surname indicated that he came from Friesland -
15 voeren
♦voorbeelden:1 wat voert u hierheen? • what brings you here?dat zou (mij) te ver voeren • that would be getting too far off the subjectde reis voert naar Rome • the trip goes to RomeII 〈 overgankelijk werkwoord〉1 [vervoeren] transport2 [verrichten, bezigen] 〈zie voorbeelden 2〉3 [dragen, meevoeren] 〈zie voorbeelden 3〉5 [van voering voorzien] line6 [eten geven] feed7 [informeel] [op stang jagen] bait8 [verkopen, handelen in] carry, sell♦voorbeelden:een proces voeren • go to court (over)(met) graan/maïs voeren • corn-feed(met) gras voeren • grass-feedde kleine moet nog gevoerd worden • the baby still has to be fediemand dronken voeren • get/make someone drunk8 een bepaald merk voeren • carry/sell a particular brand -
16 voor afbraak verkopen
voor afbraak verkopenVan Dale Handwoordenboek Nederlands-Engels > voor afbraak verkopen
-
17 ziel
1 [geest, persoon, bezieler] soul♦voorbeelden:(arme) ziel • poor soul/creatureeen goede ziel • a good soulzielen/zieltjes winnen • make convertsmet zijn ziel onder de/zijn arm lopen • be at a loose end, mope abouteen kerkelijke gemeente van 6000 zielen • a parish of 6000 soulstwee zielen, één gedachte • two minds with a single thoughtGod hebbe zijn ziel • God rest his soul¶ christene zielen! • goodness gracious!, crikey!, Ajeepers! -
18 zijn winkel wegdoen
Van Dale Handwoordenboek Nederlands-Engels > zijn winkel wegdoen
-
19 afzetten
v. take off; sell, trade; swindle, shortchange, diddle (Slang); demarcate, delimit, delineate; cut, remove -
20 annonceren
v. advertize, publicize, promote, draw attention to (generally in order to sell goods or services); publicly announce
См. также в других словарях:
sellənmə — «Sellənmək»dən f. is … Azərbaycan dilinin izahlı lüğəti
şellənmə — «Şellənmək»dən f. is … Azərbaycan dilinin izahlı lüğəti
sell — W1S1 [sel] v past tense and past participle sold [səuld US sould] ▬▬▬▬▬▬▬ 1¦(give something for money)¦ 2¦(make something available)¦ 3¦(make somebody want something)¦ 4¦(be bought)¦ 5 sell like hot cakes 6¦(idea/plan)¦ 7 sell yourself 8 sell… … Dictionary of contemporary English
Sell — ist der Familienname folgender Personen: Brian Sell (* 1978), US amerikanischer Leichtathlet Christian Sell (1831–1883), deutscher Maler Colin Sell (* 1948), britischer Pianist Eric Sell (* 1983), namibischer Musiker Friedrich L. Sell (* 1954),… … Deutsch Wikipedia
sell — [sel] vt. sold, selling [ME sellen < OE sellan, to give, offer, akin to Goth saljan, to offer (sacrifice): caus. formation in sense “to cause to take” < IE base * sel , to take, grasp > SALE, Gr helein, to take] 1. to give up, deliver,… … English World dictionary
sell on — To sell (what one has bought) to someone else • • • Main Entry: ↑sell * * * ˌsell ˈon [transitive] [present tense I/you/we/they sell on he/she/it sells o … Useful english dictionary
sell — ► VERB (past and past part. sold) 1) hand over in exchange for money. 2) deal in (goods or property). 3) (of goods) attain sales. 4) (sell out) sell all of one s stock of something. 5) (sell up) sell all of one s proper … English terms dictionary
sell — vb sold, sell·ing vt 1: to transfer ownership of by sale compare barter, convey, give 2: to offer for sale … Law dictionary
sell — O.E. sellan to give, from P.Gmc. *saljanan (Cf. O.N. selja to hand over, deliver, sell; O.Fris. sella, O.H.G. sellen to give, hand over, sell; Goth. saljan to offer a sacrifice ), perhaps a causative form of the root of O.E. sala sale. One of the … Etymology dictionary
Sell — (s[e^]l), v. t. [imp. & p. p. {Sold} (s[=o]ld); p. pr. & vb. n. {Selling}.] [OE. sellen, sillen, AS. sellan, syllan, to give, to deliver; akin to OS. sellian, OFries. sella, OHG. sellen, Icel. selja to hand over, to sell, Sw. s[ a]lja to sell,… … The Collaborative International Dictionary of English
Sell — (s[e^]l), v. i. 1. To practice selling commodities. [1913 Webster] I will buy with you, sell with you; . . . but I will not eat with you. Shak. [1913 Webster] 2. To be sold; as, corn sells at a good price. [1913 Webster] {To sell out}, to sell… … The Collaborative International Dictionary of English