-
1 stuk
stuk1〈 het〉1 [deel] piece ⇒ part, fragment, 〈 land〉 lot, length 〈 stof, plank, koord〉 〈ook → link=stukje stukje〉2 [(grote) hoeveelheid] lot7 [document] document, paper10 [muziekstuk] piece (of music)13 [gestalte] stature, build♦voorbeelden:1 stukken en brokken • bits and pieces, odds and endsiets in stukken snijden • cut something up (into pieces)een stuk met iemand meelopen • accompany someone part of the way〈 figuurlijk〉 werken dat de stukken er af vliegen • work with a vengeance/at full tiltiets aan stukken slaan/gooien • knock/smash something to piecesiets in stukken scheuren • tear something to pieceshet perceel werd in drie stukken verdeeld • the parcel was divided into three lotseen stuk uit een boek voorlezen • read a passage/section from a book〈 figuurlijk〉 een man uit één stuk • a man of character/of honour, salt of the earthuit één stuk vervaardigd • made in/of one pieceeen goed stuk werk • a fine piece of workeen stuk beter • much/a lot betterstukken beter • quite a lot/far bettermijn klas is een heel stuk voor • my class is well aheadzij is een stuk afgeslankt • she has lost quite a bit of weightdat zou ons een stuk verder brengen • that would help us a lotiets/iemand met stukken slaan • defeat someone/something by a large marginop geen stukken na • not by a long way/shot/ 〈 Brits-Engels ook〉chalk, not nearly3 een stuk gereedschap • a piece of equipment, a tooleen stuk speelgoed • a toyeen groot stuk zeep • a large cake/tablet of soapsigaren van twee gulden per stuk • cigars of two guilders each/apiece/a pieceper stuk verkopen • sell by the piece/singlystuk voor stuk werden de onderdelen vervangen • the parts were replaced one by onehet zijn stuk voor stuk deugnieten • they're rascals, every one of themtwintig stuks vee • twenty head of cattlevier stuks bagage • four pieces of luggageeen stuk of tien appels • about ten/ten or so apples4 aangetekend stuk • registered mail/letter/item5 een lekker stuk • a nice bit of skirt/stuff/crumpetiets met de stukken kunnen bewijzen • have documents to prove something11 een stuk in een broek zetten • patch a pair of trousers/ Apantshij had stukken op zijn ellebogen • he had elbow patches〈 informeel〉 een raar stuk vreten • a rum customer, a right one13 klein van stuk • small, of small stature, shortstukken aan toonder • bearer securities¶ op zijn stuk blijven staan • hold one's ground, stick to one's gunsvan zijn stuk raken • lose one's head, be put off one's balanceiemand van zijn stuk brengen • unsettle/unnerve/disconcert someoneeen stuk in de kraag hebben • be tight/plasteredop het stuk van … • as far as … is concerned————————stuk21 [aan stukken] apart, to pieces3 [onder de indruk, ingenomen met] impressed (by)♦voorbeelden:het kopje viel stuk • the cup fell to pieces/fell and brokeiets stuk maken • break/ruin something -
2 beroerling
n. swine, pig (Derogatory Slang) -
3 blaasjesziekte
n. pig typhoid, Classical swine fever, (CSF) highly contagious disease of pigs and wild boar, hog cholera -
4 ever
n. wild boar, feral swine -
5 everzwijn
n. wild boar, feral swine -
6 geus
n. pig, hog, swine -
7 tapir
n. tapir, any of several large hoofed mammals that resemble swine (native to tropical America, the Malay Peninsula and Sumatra) -
8 varkensziekte
n. swine fever -
9 varkentje
n. piggy, piglet, young swine -
10 vlekziekte
n. swine pox -
11 zwijn
n. swine, pig, hog -
12 zwijnenhoeder
n. <I>(old spell.><B>zwijnehoeder</B>)</I> swineherder, one who tends a herd of swine -
13 zwijnenhoedster
n. <I>(old spell.><B>zwijnehoedster</B>)</I> swineherder, one who tends a herd of swine -
14 een stuk verdriet
een stuk verdrieta misery; a miserable sod/swineVan Dale Handwoordenboek Nederlands-Engels > een stuk verdriet
-
15 hond
♦voorbeelden:1 〈 figuurlijk〉 hij is (altijd) de gebeten hond • he always gets the blame, he can never do anything righter uitzien als een geslagen hond • have one's tail between one's legseen staande hond • a pointerdaar zouden de honden geen brood van lusten • even a dog would turn up its nose at thatpas op/wacht u voor de hond • beware of the doghonden niet toegelaten • no dogs (allowed)honden aan de lijn! • dogs must be kept on the leash!〈 figuurlijk〉 geen hond • not a soul, nobodyzo moe zijn als een hond • be dog-tiredhij was zo ziek als een hond • he was as sick as a dog/cat〈 spreekwoord〉 als twee honden vechten om een been, loopt de derde ermee heen • two dogs fight for a bone, and a third runs away with ithond in de goot! • dogs use the gutter2 ondankbare hond! • ungrateful swine!stomme hond • stupid fool/idiot -
16 ondankbare hond!
ondankbare hond!ungrateful swine!Van Dale Handwoordenboek Nederlands-Engels > ondankbare hond!
-
17 parel
♦voorbeelden:valse/onechte parels • imitation pearlsze is een parel van een vrouw • she is a jewel -
18 parels voor de zwijnen gooien
parels voor de zwijnen gooienVan Dale Handwoordenboek Nederlands-Engels > parels voor de zwijnen gooien
-
19 secreet
-
20 varken
3 [spaarpot] piggy bank♦voorbeelden:1 〈 figuurlijk〉 wij zullen dat varken(tje) wel wassen • we'll soon sort that one out, we'll deal with that (little) matterzo lui als een varken • bone idle/lazy
- 1
- 2
См. также в других словарях:
Swine — Swine, n. sing. & pl. [OE. swin, AS. sw[=i]n; akin to OFries. & OS. swin, D. zwijn, G. schwein, OHG. sw[=i]n, Icel. sv[=i]n, Sw. svin, Dan. sviin, Goth. swein; originally a diminutive corresponding to E. sow. See {Sow}, n.] (Zo[ o]l.) Any animal… … The Collaborative International Dictionary of English
swine — [swaın] n [: Old English; Origin: swin] 1.) plural swine or swines informal someone who behaves very rudely or unpleasantly ▪ Leave her alone, you filthy swine! 2.) old use a pig … Dictionary of contemporary English
swine — [ swaın ] noun count 1. ) (plural swine or swines) INFORMAL an extremely unpleasant or cruel man 2. ) (plural swine) an old word meaning a pig … Usage of the words and phrases in modern English
swine — O.E. swin pig, hog, from P.Gmc. *swinan (Cf. O.S., O.Fris. M.L.G., O.H.G. swin, M.Du. swijn, Du. zwijn, Ger. Schwein), neuter adjective (with suffix * ino ) from PIE *su (see SOW (Cf. sow) (n.)). The native word, largely ousted by PIG (Cf … Etymology dictionary
swine — swine; swine·man; … English syllables
swine — [swīn] n. pl. swine [ME swin < OE, akin to Ger schwein < IE base * su , pig, sow > Gr hys,SOW1, L sus] 1. any of a family (Suidae) of omnivorous, artiodactylous mammals with a bristly coat and elongated, flexible snout; esp., a… … English World dictionary
Swine — Swine, der mittlere der drei Ausflüsse der Oder in die Ostsee im Kreise Usedom Wollin des Regierungsbezirks Stettin (Preußische Provinz Pommern), trennt die Inseln Usedom u. Wollin, bildet bei Swinemünde den Hafen … Pierer's Universal-Lexikon
Swine — Swine, die mittlere Ausmündung der Oder in die Ostsee, trennt die Inseln Usedom und Wollin … Kleines Konversations-Lexikon
Swine — Swine, mittlerer Ausfluß des Stettinerhaffs, trennt die Inseln Usedom u. Wollin, fließt bei Swinemünde in die Ostsee … Herders Conversations-Lexikon
Swine — die, polnisch Śwịna [ ɕfina], Mündungsarm der Oder zwischen den Inseln Usedom und Wollin, Woiwodschaft Szczecin (Stettin), Polen, verbindet das Stettiner Haff mit der Ostsee, etwa 16 km lang, 100 1 000 m breit und 9 17 m tief, für Seeschiffe… … Universal-Lexikon
swine — swīn n any of various stout bodied short legged mammals (family Suidae) with a thick bristly skin and a long mobile snout esp a domesticated member of a species (Sus scrofa) that occurs wild in the Old World … Medical dictionary