-
1 antediluvian
adj. voor de zondvloed; verouderd[ - dilloe:viən]1 〈 bijvoeglijk naamwoord〉 van vóór de zondvloed ⇒ voorwereldlijk, antediluviaans; 〈 schertsend〉 ouderwets -
2 boot
n. laars; (in computers) starten, de computer opnieuw starten; (in autos) bagageruimte; ontslag; schop--------v. schoppen; ontslaanboot1[ boe:t] 〈 zelfstandig naamwoord〉♦voorbeelden:3 give/get the boot • ontslag geven/krijgendie in one's boots/with one's boots on • in het harnas stervenlick someone's boots • iemands hielen likken, iemand vleien〈 slang〉 put the boot in • in elkaar trappen, erop inhakken→ big big/————————boot2〈 werkwoord〉♦voorbeelden: -
3 facetious
adj. (ongepast) grappig, schertsend, zogenaamd leuk1 (ongepast) geestig ⇒ grappig, schertsend -
4 feed
n. voedsel, eten, voer, maaltijd, voeding; brandstof; (in computers) invoer, toevoer van papier in de printer; nieuwe regel, nieuw vel, (in computers) het toevoeren van gegevens--------v. voeden, eten geven; te eten geven; zorg dragen voorfeed1[ fie:d]2 het voeren ⇒ aanvoer, toevoer♦voorbeelden:the cat is off its feed • de kat wil niet eten————————feed21 eten ⇒ zich voeden 〈 in het bijzonder van dieren en baby's〉; grazen, weiden; 〈 schertsend〉 kanen, schranzen♦voorbeelden:II 〈 overgankelijk werkwoord〉1 voeren ⇒ (te) eten geven, voederen4 〈 meestal techniek, technologie〉 aanvoeren 〈grondstof enz.〉 ⇒ toevoeren 〈 materiaal〉; op peil houden, doorgeven aan; op gang houden 〈 machine〉♦voorbeelden:can the child feed itself yet? • kan het kind al zelf eten?mothers feeding their children on rice only • moeders die hun kinderen alleen rijst te eten gevenfeed the fire • het vuur onderhouden〈 informeel〉 feed something into a computer • iets in de computer stoppen/invoerenfeed coins into the pay phone • munten in de telefoon stoppenfeed a wire through a pipe • een draad door een buis halen→ fed up fed up/ -
5 jocose
-
6 jocular
-
7 reprobate
v. verwerpen, verdoemen[ reprəbeet] -
8 wench
n. meisje, (boeren)deerne, prostituée--------v. achter de meiden aan zijnwench1[ wentsj] 〈 zelfstandig naamwoord〉————————wench2〈 werkwoord〉 〈 schertsend〉♦voorbeelden: -
9 yours truly
hoogachtend———————— -
10 yours
pron. van jou, van jullie[ jo:z]1 〈 predikatief gebruikt〉van jou/jullie ⇒ de/het jouwe, de/het uwe2 de/het jouwe/uwe♦voorbeelden:1 is this sock yours? • is deze sok van jou?take what is yours • neem wat van jou is〈 schertsend〉 what's yours? • wat wil je drinken?a friend of yours • een vriend van jouin reply to yours of the 25th • in antwoord op uw brief van de 25esincerely yours • met vriendelijke groeten〈 vulgair〉 up yours! • krijg de klere! -
11 Dutch
adj. Nederlands/Hollands, betr. Nederland--------n. Nederlands; Nederlanders; Nederlands(e taal)Dutch1[ dutsj]I 〈 eigennaam〉♦voorbeelden:¶ in Dutch • in de penarie/rotzooi→ double double/III 〈meervoud; the〉♦voorbeelden:————————Dutch2〈bijvoeglijk naamwoord; Amerikaans-Engels ook dutch〉♦voorbeelden:1 Dutch cheese • Edammer kaas, boerenkaas¶ Dutch auction • veiling/verkoping bij afslagDutch barn • kapschuurDutch cap • pessarium (occlusivum)Dutch comfort • schrale troostDutch doll • ledenpopDutch door • boerderijdeur, onder- en bovendeurDutch elm disease • iep(en)ziekteDutch fuck • het aansteken van de ene sigaret aan de andereDutch hoe • (duw)schoffelDutch oven • (braad)oven, bakovenDutch treat • feest/uitstapje waarbij ieder voor zich betaalttalk like a Dutch uncle • duidelijk zeggen waar het op staat————————Dutch3〈 bijwoord〉♦voorbeelden: -
12 Gallic
-
13 Liverpudlian
adj. mbt Liverpool (Engeland)--------n. inwoner van Liverpool (Engeland)[ livvəpudliən] 〈 schertsend〉 -
14 Neanderthal
adj. betr. de Neanderthaler--------n. Neanderthaler[ nie▪ændəta:l] -
15 Riot Act
-
16 Sabbath
-
17 Scottish
adj. Schots (betr. Schotland/Schotten/Schotse taal of dialect)--------n. de Schotten; Schots (taal/dialect) -
18 Sod's Law
Sod's Law〈Brits-Engels; informeel; schertsend〉1 de wet van ‘Sod’ 〈 als er iets fout kán gaan, gaat dat ook fout; zie ook Murphy's Law〉♦voorbeelden:1 oh God, Sod's Law again! • verdorie, alles wat maar kan, zit weer tegen! -
19 ablution
-
20 actual
adj. eigenlijk, werkelijk; actueel[ æktsjoeəl]1 werkelijk ⇒ feitelijk, eigenlijk♦voorbeelden:actual figures • reële cijfers〈 techniek, technologie〉 actual horsepower • effectief vermogen, effectieve paardenkrachtactual size • ware groottewhat were his actual words? • wat zei hij nou precies?〈Brits-Engels; vaak schertsend〉 your actual … • de echte/ware …
Перевод: с английского на все языки
со всех языков на английский- Со всех языков на:
- Английский
- С английского на:
- Нидерландский