-
1 tread
n. tred, schrede, stap; trede; zool, loopvlak--------v. betreden, trappen, stappentread1[ tred] 〈 zelfstandig naamwoord〉1 tred ⇒ pas, gang♦voorbeelden:1 a heavy tread • een zware stap/gang————————tread21 treden ⇒ stappen, lopen, wandelen♦voorbeelden:tread in the mud • in de modder trappendon't tread on the grass • niet op het gras lopenII 〈 overgankelijk werkwoord〉1 betreden ⇒ bewandelen, begaan♦voorbeelden:tread the soil • de aarde aanstampentread out the fire • het vuur uittrappentread mud into the carpet • modder in het tapijt trappen -
2 freewheel
n. in de vrijloop een helling afgaan; fietsen zonder te trappen; zich nergens druk om maken--------v. in de vrijloop een helling afgaan; fietsen zonder te trappen; zich nergens druk om makenfreewheel -
3 kick
n. trap; schop; terugstoot; genot (spreektaal); gekheid die weer overgaat; kracht--------v. schoppen; eruit schoppen; eruit gooien; tijdelijk iemand van het internet verwijderen (in computers); aanmoedigen; laden (van een geweer); tegenstand bieden; klagen (slang); spartelenkick1[ kik]♦voorbeelden:3 do something for kicks • iets voor de lol/sensatie doen1 kracht ⇒ fut, energie♦voorbeelden:this martini has a lot of kick in it • deze martini is heel koppig————————kick2♦voorbeelden:3 kick against/at • protesteren/rebelleren tegenII 〈 overgankelijk werkwoord〉1 schoppen ⇒ trappen, wegtrappen♦voorbeelden:kick back • terugschoppenkick out • eruit schoppen/trappen, verstoten, ontslaan -
4 riot
-
5 trample
n. gestap, getrappel--------v. vertrappen, kapottrappen, trappen (op)[ træmpl]1 stampen ⇒ trappelen, stappen♦voorbeelden:1 trample about • rondstappen/marcherentrample on someone's feelings • iemands gevoelens kwetsenII 〈 overgankelijk werkwoord〉1 vertrapp(el)en ⇒ trappen op, vertreden♦voorbeelden: -
6 downstairs
adjective (, downstairs adverb on or towards a lower floor: He walked downstairs; I left my book downstairs; a downstairs flat.) ned(over) trappene, i etasjen under, nedenunderIadj. \/ˈdaʊnsteəz\/se ➢ downstairIIadv. \/ˌdaʊnˈsteəz\/1) ned trappen(e), nedover trappen(e), ned2) nedenunder, i etasjen under -
7 stair
steə((any one of) a number of steps, usually inside a building, going from one floor to another: He fell down the stairs.) trapp(etrinn)- stairwaytrappetrinnsubst. \/steə\/1) trappetrinn2) trappeoppgang3) fisketrapp4) landingsbrygge, flytebryggebelow stairs blant tjenestefolketflight of stairs trapp (innendørs)on the stairs i trappenstairs ( tar verb i entall eller flertall) trapp (spesielt innendørs) -
8 boot
n. laars; (in computers) starten, de computer opnieuw starten; (in autos) bagageruimte; ontslag; schop--------v. schoppen; ontslaanboot1[ boe:t] 〈 zelfstandig naamwoord〉♦voorbeelden:3 give/get the boot • ontslag geven/krijgendie in one's boots/with one's boots on • in het harnas stervenlick someone's boots • iemands hielen likken, iemand vleien〈 slang〉 put the boot in • in elkaar trappen, erop inhakken→ big big/————————boot2〈 werkwoord〉♦voorbeelden: -
9 drop kick
(Voetbal) tegen de bal trappen als het omhoog stuit nadat het uit de handen is gevallendrop kick〈rugby; American football〉 -
10 grind
n. zwaar werk; erosie; het vermalen--------v. ploeteren; knarsen, schuren; verbrijzelen, vermalengrind1[ grajnd] 〈 zelfstandig naamwoord〉1 geknars ⇒ schurend/knarsend geluid♦voorbeelden:be on the grind • ingespannen bezig zijn————————grind2♦voorbeelden:1 knarsen ⇒ schuren, krassen♦voorbeelden:3 slijpen♦voorbeelden:grinding poverty • schrijnende armoedepeople ground down by taxes/tyranny • mensen verpletterd onder de belastingdruk/onderdrukt door tirannie -
11 pedal
n. pedaal, trapper--------v. drukken/trappen op een pedaal; peddelen, fietsenpedal1[ pedl] 〈 zelfstandig naamwoord〉————————pedal2[ pedl] 〈 Brits-Engels pedalled〉 -
12 rag
n. lapje; vod; jool--------v. pesten; plagen; lol trappenrag1[ ræg] 〈 zelfstandig naamwoord〉2 lap(je) ⇒ vodje, stuk, flard4 〈Brits-Engels; informeel〉 herrie ⇒ keet, (studenten)lol; 〈 in het bijzonder〉 jaarlijkse studentenoptocht voor een goed doel♦voorbeelden:dressed in rags • in lompen gehuldI haven't a rag to put on • ik heb niets om aan te trekkencooked to rags • stukgekooktfor a rag • voor de gein, voor de lol→ wet wet/————————rag2II 〈 overgankelijk werkwoord〉♦voorbeelden: -
13 stamp
n. postzegel; stempel; soort--------v. stampen, trappen, uitroeien; onderdrukken; stempelen, persen, waarmerkenstamp1[ stæmp] 〈 zelfstandig naamwoord〉2 zegel ⇒ postzegel, waarmerk♦voorbeelden:leave one's stamp on • zijn stempel drukken op————————stamp2♦voorbeelden:II 〈 overgankelijk werkwoord〉1 stempelen ⇒ persen, waarmerken♦voorbeelden: -
14 tramp
n. trip; bedelaar; hoer, prostituée--------v. trappelen; met voeten treden, trappen op, vertreden, vertrappentramp11 getrappel ⇒ gestamp, zware tred3 tramp ⇒ zwerver, landloper4 tramp(boot) ⇒ vrachtzoeker, schip van de wilde vaart————————tramp21 stappen ⇒ marcheren, stampen2 lopen ⇒ trekken, een voettocht makenII 〈 overgankelijk werkwoord〉1 aflopen ⇒ afzwerven, doorlopen♦voorbeelden: -
15 trample on others
op iemands wonden trappen, op iem. blaren trappen -
16 treading on a corn
op een blaar trappen (op gevoelige plek trappen) -
17 clatter
1. nounKlappern, das2. intransitive verb1) klappern2) (move or fall with a clatter) poltern3. transitive verb* * *['klætə] 1. noun(a loud noise like hard objects falling, striking against each other etc: the clatter of pots falling off the shelf.) das Getrampel2. verb(to (cause to) make such a noise: The dishes clattered while I was washing them in the sink.) klappern mit* * *clat·ter[ˈklætəʳ, AM -t̬ɚ]I. vtII. vi1. (rattle) klappern* * *['kltə(r)]1. nKlappern nt, Geklapper nt; (of hooves also) Trappeln nt, Getrappel nt2. viklappern; (hooves also) trappelnthe box of tools went clattering down the stairs — der Werkzeugkasten polterte die Treppe hinunter
the cart clattered over the cobbles — der Wagen polterte or rumpelte über das Pflaster
3. vtklappern mit* * *clatter [ˈklætə(r)]A v/i1. klappern, rasseln2. poltern, klappern, trappen:3. fig plappern, schwatzen pejC s1. Geklapper n, Gerassel n2. Getrappel n, Getrampel n3. Krach m, Lärm m4. Geplapper n pej* * *1. nounKlappern, das2. intransitive verb1) klappern2) (move or fall with a clatter) poltern3. transitive verb* * *v.klappern v.rattern v. -
18 ascend
ə'send(to climb, go, or rise up: The smoke ascended into the air.) gå/stige opp, klatre, bestige- ascent
- ascend the throneverb \/əˈsend\/1) gå opp, stige opp2) klatre opp (til toppen), bestige3) ( overført) bevege seg oppover, stige i gradeneascend the throne bestige tronenascend to stige til -
19 clear
kliə 1. adjective1) (easy to see through; transparent: clear glass.) klar, gjennomsiktig2) (free from mist or cloud: Isn't the sky clear!) klar3) (easy to see, hear or understand: a clear explanation; The details on that photograph are very clear.) klar, tydelig, skarp4) (free from difficulty or obstacles: a clear road ahead.) klar, åpen, ryddig5) (free from guilt etc: a clear conscience.) rein (samvittighet)6) (free from doubt etc: Are you quite clear about what I mean?) klar over, sikker på, uten tvil7) ((often with of) without (risk of) being touched, caught etc: Is the ship clear of the rocks? clear of danger.) klar8) ((often with of) free: clear of debt; clear of all infection.) fri for, uten2. verb1) (to make or become free from obstacles etc: He cleared the table; I cleared my throat; He cleared the path of debris.) rydde, rense, renske2) ((often with of) to prove the innocence of; to declare to be innocent: He was cleared of all charges.) renvaske(s), frikjenne(s)3) ((of the sky etc) to become bright, free from cloud etc.) klarne opp4) (to get over or past something without touching it: He cleared the jump easily.) klare, komme/hoppe over•- clearing
- clearly
- clearness
- clear-cut
- clearway
- clear off
- clear out
- clear up
- in the clearklar--------tydeligIsubst. \/klɪə\/bare i uttrykkin the clear frikjent, renvasket i smult farvann, i åpent hav, utenfor fare (overført)gjeldfri, solvent ( også in clear) i klartekst (ikke kodet)IIverb \/klɪə\/1) gjøre klar, klargjøre, klare, renske, rense2) ( om vær) klarne, lysne, letne3) frita (fra skyld), erklære\/bevise uskyldig, renvaske, frikjenne4) spre seg, lette, forsvinne, gi seg5) befri, løsne6) rydde, rense, rydde av7) tømme(s), bli tom8) (skogbruk, om tre) kviste9) rømme, forlate11) passere forbi, passere over, ta• can your horse clear that hedge?14) gå klar av18) selge ut, selges19) fremlegge for godkjenning, godkjenne20) gi klarsignal forclear a bill of exchange innfri en vekselclear away rydde unna, få unna, ta vekk, rydde vekk, rense vekk, ta av, ta utdra vekk, spre seg, lette, forsvinneclear in(wards) ( sjøfart) innklarereclear land rydde jord, rydde landclear one's mind of something riste av seg noeclear off kvitte seg med, betale( hverdagslig) forlate hurtig, forsvinne rydde avclear off! eller clear out! ( hverdagslig) stikk!, forsvinn!clear one's throat se ➢ throatclear out rense ut\/bort, få unna, tømme, rense( hverdagslig) gå sin vei, stikke• they are after you, you'd better clear outde er etter deg, så det er best du stikker kaste\/jage ut( hverdagslig) gjøre lutfattig, blakkeclear out(wards) ( sjøfart) utklarereclear somebody sikkerhetskontrollere noen, bevitne at noen har gjennomgått en sikkerhetskontrollclear somebody's name renvaske noenclear the air ( overført) rense luften (fjerne misforståelser eller misstemning)clear the ball ( sport) klarere ballen, få ballen ut av målområdetclear the way bane vei gå av veien, gi plassclear through customs fortolle, tollbehandleclear up ordne, få orden i, rydde opp i, rydde vekk( om gåte eller mysterium) oppklareclear with klarere med forelegge til godkjenning hosIIIadj. \/klɪə\/1) klar, lys, ren, frisk, glinsende, gjennomsiktig2) ( meteorologi) klar, skyfri3) klar, tydelig, åpenbar, utvetydig• I don't want any problems, is that clear?jeg vil ikke ha noen problemer, er det oppfattet?4) ( om tankegang) klar, logisk5) sikker, uten tvil6) ren, plettfri, uskyldig7) fri (uten hindring), klar, åpen• is the road clear for traffic?8) frigjort, løs, som ikke sitter fast9) ( sjøfart) klar11) hel, fullall clear! faren over!as clear as day soleklar, klar som dagenbe clear (of) ( sjøfart) gå klar (av)be clear as to something eller be clear about something være sikker på noebe clear that være klart at ( om person) være på det rene medclear as mud ( hverdagslig) uklarclear of fri for, fri frakeep a clear head holde hodet kaldtmake clear klargjøremake oneself clear eller make one's meaning clear uttrykke seg klart, klargjøre hva man menerIVadv. \/klɪə\/1) klart, tydelig2) helt, fullstendigclear to (amer.) helt tilget clear of komme løs fra, bli fri fra, gå klar av (sjøfart)get clear over komme over uten å henge fastkeep\/stay clear of unngå, avholde seg fra, ikke blande seg bort istand clear of gå ut av veien for, se opp for, ikke stå i veien forstear clear of ( hverdagslig) gå klar av, holde seg unna -
20 Galahad
subst. \/ˈɡæləhæd\/edel ridder, edel mann• he happened to pass by and played Sir Galahad by carrying her suitcases up the stairshan passerte tilfeldigvis og spilte rollen som edel ridder ved å bære koffertene hennes opp trappen
См. также в других словарях:
Trappen — Rüppelltrappen (Eupodotis rueppellii) Systematik Unterstamm: Wirbeltiere (Vertebrata) Klasse … Deutsch Wikipedia
Trappen — Trappen, verb. regul. welches in doppelter Gattung üblich ist. 1. Als ein Neutrum mit dem Hülfsworte haben, im Gehen derb auftreten, wofür zuweilen auch wohl tappen gebraucht wird. Getrappt kommen. Die Treppe herauf trappen. 2. * Als ein Activum … Grammatisch-kritisches Wörterbuch der Hochdeutschen Mundart
trappen — »laut auftreten, stampfen«: Das im 17. Jh. aus dem Niederd. ins Hochd. übernommene Verb geht auf gleichbed. mnd. trappen zurück, das mit niederl. trappen »treten« und schwed. mdal. trappa »trippeln« verwandt ist. Diese Sippe ist – wie auch das… … Das Herkunftswörterbuch
Trappen — (Otidĭdae), Familie der Sumpfvögel, große Arten mit mittellangem, dem der Hühner ähnlichen Schnabel, mittellangen Flügeln und Schwanz, langen, kräftigen Läufen, dreizehigen Füßen mit kurzen, breiten Zehen, scheue, unbeholfen fliegende, über… … Kleines Konversations-Lexikon
trappen — trappen:⇨stapfen … Das Wörterbuch der Synonyme
trappen — Vsw Trappe2 … Etymologisches Wörterbuch der deutschen sprache
trappen — trạp|pen 〈V. intr.; ist〉 mit schwerem Schritt geräuschvoll gehen [lautmalend] * * * trạp|pen <sw. V.; ist [aus dem Niederd. < mniederd. trappen, urspr. lautm.]: mit kurzen u. hörbaren Schritten gehen. * * * Trappen, Otididae, den… … Universal-Lexikon
Trappen — eininiai statusas T sritis zoologija | vardynas atitikmenys: lot. Otididae angl. bustards vok. Trappen rus. дрофиные pranc. otididés; outardes ryšiai: platesnis terminas – eininiai paukščiai siauresnis terminas – afrikiniai einiai siauresnis… … Paukščių pavadinimų žodynas
Trappen (Begriffsklärung) — Trappen ist der Name einer Vogelfamilie aus der Ordnung der Kranichvögel, siehe Trappen Trappen ist auch der Familienname folgender Personen Alfred Trappen (1828–1908), deutscher Maschinenbauingenieur Paul Trappen (1887–1957), deutscher… … Deutsch Wikipedia
Trappen-Kampfwachtel — Steppenläufer Steppenläufer (Pedionomus torquatus) Systematik Klasse: Vögel (Aves) … Deutsch Wikipedia
trappen — trạp|pen (schwer auftreten) … Die deutsche Rechtschreibung