-
61 asseoir
asseoir [aaswaar]♦voorbeelden:1 faire asseoir qn. • iemand doen, laten plaatsnemenje l'ai assis sur mes genoux • ik heb hem op mijn schoot gezet4 ça m'assoit, j'en suis assis • ik sta perplex, paf♦voorbeelden:1 veuillez vous asseoir • neemt u alstublieft plaats, gaat u zittens'asseoir à table • aan tafel gaan (zitten)s'asseoir par terre • op de grond gaan zitten1. v1) neerzetten2) vestigen2. s'asseoirv -
62 mettre
mettre [metr]1 plaatsen ⇒ leggen, zetten, stellen5 teweegbrengen ⇒ veroorzaken, stichten 〈zie voor uitdrukkingen die hier niet vermeld zijn de betreffende zelfstandige naamwoorden〉♦voorbeelden:mettre longtemps à cuire • lang moeten kokenles mettre • 'm smeren, ervandoor gaanqu'est-ce qu'il lui met! • die geeft hem van katoen!mettre qn. dedans • iemand erin laten lopenmettre de la bonne volonté à faire qc. • zijn goede wil bij iets tonen〈 informeel〉 mettez, mettons que 〈+ aanvoegende wijs〉 • laten we (nu eens) aannemen dat, stel dat, aangenomen dat→ vue1 zich plaatsen, zetten ⇒ gaan staan, liggen, zitten2 〈+ à〉beginnen (met, te)3 aantrekken ⇒ aandoen, opzetten 〈zie voor uitdrukkingen die hier niet vermeld zijn de betreffende zelfstandige naamwoorden〉♦voorbeelden:se mettre debout • opstaan, overeind komense mettre dans une situation délicate • zich in een lastig parket brengense mettre en avant • zich op de voorgrond plaatsens'y mettre • aan de gang, slag gaanle tout c'est de s'y mettre • alleen het begin is moeilijkne plus savoir où se mettre • in een moeilijk parket zittense mettre après qn. • iemand plagen, voor de gek houdense mettre au beau • mooi (weer) wordense mettre avec qn. • met iemand gaan samenwonense mettre en quatre pour qn. • zich voor iemand uit de naad lopenqu'est-ce qu'on s'est mis! • wat hebben we geschranst!v1) plaatsen, zetten, leggen2) aantrekken [kleding]4) aanzetten [verwarming, radio]5) veroorzaken -
63 monter
monter1 [mõtee]〈m.〉————————monter2 [mõtee]2 instappen ⇒ opstappen, gaan (zitten) in, gaan (staan) op♦voorbeelden:monter sur, à un arbre • in een boom klimmenla mer monte • het wordt vloedle ton monte • het gesprek raakt verhitmonter de 10 pour cent • met 10 procent stijgenles larmes lui montaient aux yeux • de tranen schoten haar, hem in de ogenle vin lui monte à la tête • de wijn stijgt haar, hem naar het hoofdII 〈 overgankelijk werkwoord〉1 bestijgen ⇒ beklimmen, opgaan3 naar boven brengen ⇒ omhoog halen, optrekken5 uitrusten ⇒ geheel voorzien van, inrichten6 plaats nemen in, op ⇒ instappen in♦voorbeelden:v1) klimmen, naar boven gaan2) instappen3) toenemen4) opstijgen6) paardrijden9) reiken (tot)10) bestijgen11) hoger plaatsen13) in elkaar zetten14) uitrusten, inrichten15) dekken [koe]16) opkloppen [eiwit]17) hoger stemmen [muziek]18) ophitsen -
64 passe
passe [paas]II 〈v.〉6 〈jacht; plaats waar de dieren langs komen〉♦voorbeelden:être en passe de • op weg zijn om, op het punt staan tef1) trek [dier]2) kanaal3) vluggertje4) pass [sport]5) uitval [schermen] -
65 passé
-
66 pour
pour1 [poer]〈m.〉————————pour2 [poer]〈 voorzetsel〉7 wegens ⇒ vanwege, voor, om♦voorbeelden:pour le directeur • de directeur p(er) o(rder)un député pour tant d'habitants • één afgevaardigde op zoveel inwonerspour cent • percent, procentpour mille • promilleprendre qn. pour un autre • iemand voor een ander aanzienil a parlé pour moi • hij heeft namens mij gesprokenn'y être pour rien • er niets mee te maken hebbenpour rien • voor niets, voor nopêtre pour beaucoup, peu dans qc. • alles, weinig met iets te maken hebbenêtre pour (qc., qn.) • voor (iets, iemand) zijn, achter (iets, iemand) staans'accorder pour dire que • allebei, allemaal van mening zijn datce n'est pas pour dire • niet om het een of anderpour plaisanter, rire • voor de grappour le moins • op zijn minst, minstenspour tout avantage • als enige voordeelpour toute réponse • bij wijze van antwoord, als enig antwoordpasser pour • doorgaan voorse faire passer pour • zich uitgeven voorpour ainsi dire • om zo te zeggen, bij wijze van sprekenpour de bon • werkelijk, echtpour de vrai • echt, menens5 c'est pour aujourd'hui ou pour demain? • komt er nog wat van?pour toujours pour jamais • voor eens en voor altijd6 pour ma part • wat mij betreft, voor mijn partpour ce qui est de • wat betreft, wat … aangaatpour moi • wat mij betreften tout et pour tout • slechts, alles bij elkaar, hoogstenspour quoi (faire)? • waarvoor?pour autant • daarompour si peu (de chose) • om zo'n kleinigheidpour être plus âgés, ils n'en sont pas plus prudents • ook al zijn ze ouder, ze zijn daarom nog niet voorzichtigerpour que 〈+ aanvoegende wijs〉 • opdat, ompour peu que 〈+ aanvoegende wijs〉 • mits, als … maar1. m 2. prép1) voor2) om te3) als4) wat betreft5) wegens, vanwege -
67 pousser
pousser [poesee]1 duwen ⇒ drukken, (op)dringen3 zijn weg vervolgen ⇒ doorgaan, -rijden, -reizen♦voorbeelden:2 faire pousser • verbouwen, telen, kwekenlaisser pousser sa barbe • zijn baard laten staan4 faut pas pousser! • je moet niet zo overdrijven!II 〈 overgankelijk werkwoord〉1 (voort)duwen ⇒ (voort)drijven, voortstuwen, schuiven2 aanzetten ⇒ aansporen, (aan)drijven4 uitstoten ⇒ slaken, uiten, zingen5 stimuleren ⇒ vooruitbrengen, bespoedigen6 vooruithelpen ⇒ begunstigen, steunen, pousseren8 voortgaan met ⇒ voortzetten, uitbreiden, verlengen♦voorbeelden:pousser la porte • de deur open-, dichtduwenpousser qn. dehors • iemand buiten (de deur) zettenpousser la plaisanterie trop loin • de scherts te ver drijvenpousser qc. à sa perfection • iets tot in de perfectie uitwerkenpousser l'amitié, la haine jusqu'à 〈+ onbepaalde wijs〉 • zover gaan met zijn vriendschap, zijn haat dat2 pousser un élève • een leerling vooruithelpen, stimulerenpousser des cris • een geschreeuw aanheffenpousser des gémissements • kermen, kreunen¶ pousser son avantage, ses succès • zijn voordeel uitbuiten, weten te benuttenpousser sa voix • zijn stem verheffen1 plaats maken ⇒ opschuiven, opschikken, opzij gaan3 zich opwerken ⇒ carrière, naam maken→ colv1) duwen, drukken2) groeien3) doorgaan4) overdrijven5) persen [bevalling]6) (voort)duwen7) aansporen8) uiten, slaken9) stimuleren10) krijgen [wortels]11) voortzetten -
68 remettre
remettre [rəmetr]1 weer op zijn plaats zetten ⇒ opnieuw, weer leggen, weer zetten2 overhandigen ⇒ ter hand stellen, (terug)geven, overdragen3 uitstellen ⇒ opschorten, verdagen♦voorbeelden:remettre qn. à sa place • iemand op zijn nummer zettenremettre à neuf une maison • een huis opknappen, restaurerenremettre qc. en esprit, en mémoire • iets in herinnering brengen1 weer gaan zitten, staan, liggen ⇒ zich weer neerzetten♦voorbeelden:se remettre avec qn. • weer goede vrienden worden met iemandallons, remettez-vous • kom, kom tot jezelfv1) terugleggen3) uitstellen5) weer aandoen7) overdoen8) herkennen -
69 vouloir
vouloir1 [voelwaar]〈m.〉 〈 formeel〉1 wil————————vouloir2 [voelwaar]1 graag willen ⇒ genoegen nemen (met), accepteren♦voorbeelden:il ne veut pas de nos excuses • hij wil onze verontschuldigingen niet accepterenne pas vouloir de qn. • niets van iemand willen wetenen vouloir à qn. de qc. • iemand iets kwalijk nemenen vouloir à qc. • het op iets gemunt hebbenen vouloir à la vie de qn. • iemand naar het leven staanne m'en veuille pas, ne m'en veuillez pas 〈 informeel〉, ne m'en veux pas, ne m'en voulez pas • neem mij niet kwalijkII 〈 overgankelijk werkwoord〉1 willen ⇒ verlangen, wensen2 vragen ⇒ eisen, willen bezitten3 beweren♦voorbeelden:vouloir qn. heureux • iemand gelukkig willen zienveuillez poursuivre • wees zo goed om door te gaan〈 spreekwoord〉 vouloir c'est pouvoir • waar een wil is, is een wegje voudrais vous y voir • ik zou u wel eens op mijn plaats willen zienvous l'avez voulu, bien voulu! • bent u nu tevreden?veux-tu bien sortir? • wil je wel eens vlug naar buiten gaan?je veux bien que tu aies raison • je kunt best gelijk hebbenmoi, je veux bien • mij bestsi vous voulez bien • als u het ermee eens bentcomment voulez-vous que je fasse • wat kan ik eraan doenvouloir qc. à qn. • iemand iets toewensenvouloir du bien à qn. • het goede met iemand voorhebbensans le vouloir • per ongeluk, zonder opzetcomme vous voulez • zoals u wenstque tu le veuilles ou non • of je het nu wilt of nietque voulez-vous (que je fasse, que je dise)? • wat kan ik eraan doen?Dieu veuille • moge God het gevenque me voulez-vous? • wat wilt u van me?, wat wilt u dat ik doe?que veut dire ce gribouillis • wat moet dit gekrabbel voorstellen〈 informeel〉 je veux! • nou en of!♦voorbeelden:¶ s'en vouloir de qc. • zichzelf iets kwalijk nemen, zichzelf iets verwijten1. m 2. v1) graag willen, accepteren2) willen, wensen3) vragen, eisen4) beweren -
70 se mettre en position
se mettre en positionklaar gaan staan, zijn plaats innemen -
71 markt
♦voorbeelden:zwarte markt • marché noiringestorte markt • marché morthet gat in de markt • le créneau (commercial)op de markt kopen • acheter au marchéop de markt staan • vendre au marchéop de markt komen met een nieuw product • lancer un nouveau produitiets uit de markt nemen • retirer qc. du marchézich uit de markt prijzen • être trop chervan alle markten thuis zijn • s'y connaître dans tous les domaines -
72 staanplaats
-
73 uitkijk
♦voorbeelden: -
74 verbinding
6 [m.b.t. telefoon] communication♦voorbeelden:de verbinding van woorden tot zinnen • la combinaison de mots en phraseseen verbinding tot stand brengen • établir une liaison2 een verbinding leggen met … • se mettre en contact avec …in verbinding staan met • être en contact aveczich in verbinding stellen met • se mettre en rapport avec3 een directe verbinding • 〈 communicatie(media)〉 une communication en direct; 〈 weg〉 une route directeeen geregelde verbinding • une ligne régulièreeen plaats met goede verbindingen • une ville bien desserviede verbindingen met de stad zijn uitstekend • les communications avec la ville sont excellentesde verbinding verbreken • couper la communication -
75 verhevenheid
♦voorbeelden:de verhevenheid boven het alledaagse • l'élévation au-dessus du quotidien -
76 vertrekken
1 [afreizen] partir2 [een plaats verlaten] quitter♦voorbeelden:II 〈 overgankelijk werkwoord〉♦voorbeelden:de mond tot een grijns vertrekken • tordre la bouche en faisant une grimace→ link=spier spier -
77 afstaan
2 [tijdelijk geven] give up♦voorbeelden:1 [verwijderd staan/zijn van] stand away/back from♦voorbeelden: -
78 blijven
1 [voortgaan te bestaan] remain3 [niet verder gaan] be ⇒ keep4 [sterven] perish, be left/remain behind♦voorbeelden:het blijft altijd gevaarlijk • it is always/will always be dangerous2 twee commissieleden blijven, de rest neemt ontslag • two committee members are staying on, the rest are resigninghet antwoord schuldig blijven • have no answerblijven leven/logeren/eten/wonen • stay alive/the night/for dinner/on (in the house)blijven wachten/hopen • go on waiting/hopingik blijf werken • I'll go/keep on workingblijven zitten/liggen • remain sitting/lyingen daar blijft het bij! • and that's final!en daarbij bleef het • and that was it, and that ended the matterik blijf erbij, dat … • I still think that …blijft u even aan de lijn? • hold the line, pleasebij iets blijven • stick to somethinghet bleef bij plannen • it never got beyond the planning stageblijf bij de reling vandaan • keep clear of the railingsbij de tijd blijven • keep up with the timeshij blijft bij zijn weigering • he persists in his refusallaat dit onder ons blijven • let this go no furtherje moet op het voetpad blijven • you have to keep to the footpathhet wil niet blijven zitten/op zijn plaats blijven • it won't stay put/in its placewaar blijf je toch? • what's keeping you?waar blijf je nou met je bewijzen? • so where is your evidence?; 〈 bij weerlegging〉 so much for all your evidencewaar zijn wij gebleven? • where were we?waar is mijn portemonnee gebleven? • where has my purse got to?waar blijft het geld? • where does the money go?ik blijf daarbuiten • I'll keep out of thatblijf maar! • don't bother, I'll take/do it!blijf van mijn lijf • keep your hands to yourselfhij is op zee gebleven • he died at seaII 〈 koppelwerkwoord〉♦voorbeelden:1 het blijft de vraag of … • the question remains whether …beleefd blijven • remain politeernstig/rustig blijven • remain serious, keep quietdeze appel blijft lang goed • this apple keeps welljong blijven • stay younghet weer blijft mooi • the fine weather is holding -
79 centrum
1 [middelpunt; plaats, instelling, gebouw] centre2 [van een stad] (town/city) centre♦voorbeelden:centrum van een storm • eye of a storm〈 politiek〉 links/rechts van het centrum • left/right of centretoeristisch centrum • tourist centre -
80 controle
1 [inspectie] check (on) ⇒ checking, control, 〈 toezicht ook〉 supervision (of/over), surveillance, 〈 van gegevens ook〉 verification, inspection 〈 op kwaliteit〉, examination 〈 op kwaliteit〉, 〈 medicijnen, geneeskunde〉 checkup, 〈 medicijnen, geneeskunde〉 medical, 〈 van een continu proces〉 monitoring, 〈 boekhouden〉 audit(ing)3 [beheersing] control♦voorbeelden:de controle van de boekhouding • the audit of accounts/examination of the bookssociale controle • social controlonder strenge/voortdurende controle staan • be under strict/constant supervisionzij staat nog steeds onder (medische) controle • she is still under (medical) supervisionwe doen dat louter ter controle • this is just a routine checkhij kwam niet door de controle • he didn't get through/in/out, he didn't get past the gate3 zijn reacties/een brand onder controle hebben • have one's reactions/a fire under controlhij kon de bal niet onder controle krijgen • he was not able to get the ball under controlzij heeft de situatie volledig onder controle • she's in full command of the situationde controle over het stuur verliezen • lose control of the steering-wheel
См. также в других словарях:
Felix Timmermans — Leopold Maximiliaan Felix Timmermans (5 July 1886 ndash; 24 January 1947) is the most translated author of Flanders.Timmermans was born in the Belgian city of Lier, as the thirteenth of fourteen children in the family. He died in Lier, aged 60.… … Wikipedia
Felix Timmermans — Saltar a navegación, búsqueda Felix Timmermans Leopold Maximiliaan Felix Timmermans (5 de julio de 1886 – 24 de enero de 1947) es el autor más traducido de Flandes. Timmermans nació en la ciudad belga de Lier, decimotercer hijo entre catorce her … Wikipedia Español
Aufstehen — 1. Aufstehen früh hat Müh . 2. Beim Aufstehen von der Tafel erkennt man das Fest. 3. De upsteit, de sîn Ste(de) vergeit. (Oldenburg.) 4. De upsteit, verläst sien Stede. (Ostfries.) 5. Dem, der früh aufsteht, hilft Gott und leitet ihm die Hand. 6 … Deutsches Sprichwörter-Lexikon
Schiff — 1. Alle Schiffe sind gut, so lange sie auf der Werft liegen. Die Russen: So lange das Schiff auf der Werft ist, lobt es der Narr, wenn es vom Stapel lief, lobt es der Weise. (Altmann VI, 440.) 2. An Schiffen und Frauen ist immer was zu flicken. 3 … Deutsches Sprichwörter-Lexikon