-
1 make head or tail of it
kon er (geen) touw aan vastknopen -
2 I could not make head or tail of it
English-Dutch dictionary > I could not make head or tail of it
-
3 cannot make head or tail of
snapt er niets van,begrijpt er niets van -
4 cannot make head or tail of it
kan het niet begrijpen, kan er met zijn hoofd niet bij -
5 head
adj. belangrijkste, hoofdzaak--------n. hoofd; (in computers) kop, het onderdeel dat leest van, en schrijft naar de harde schijf of diskettes--------v. leiden, aan het hoofd staan; afstotenhead1[ hed] 〈zelfstandig naamwoord; meervoud: in betekenis 0.15 head〉1 hoofd ⇒ kop, hoofdlengte9 (opname/wis)kop 〈van band/videorecorder〉♦voorbeelden:have something hanging over one's head • iets boven het hoofd hebben hangen 〈 voornamelijk figuurlijk〉head first/foremost • voorovertaller by a head • een kop groterget/take something into one's head • zich iets in het hoofd zettenthe success has gone to/turned his head • het succes is hem naar het hoofd gestegenput one's heads together • de koppen bij elkaar stekenput something into someone's head • iemand iets suggererenthat is above/over my head • dat gaat boven mijn peta head for mathematics • een wiskundeknobbeloff/out of one's head • gek, niet goed bij zijn verstand3 heads or tails? • kruis of munt?4 £1 a head • £1 per persooncome to a head • een kritiek punt bereikenbang one's head against a brick wall • met het hoofd tegen de muur lopenhead over ears/heels • tot over zijn orenfrom head to foot • van top tot teenbury one's head in the sand • de kop in het zand stekenI could not make head or tail of it • ik kon er geen touw aan vastknopenkeep one's head above water • het hoofd boven water houdenbeat/knock someone's head off • iemand totaal verslaanbite/snap someone's head off • iemand afsnauweneat one's head off • eten als een wolf〈 slang〉 give someone head • iemand beffen/pijpenhold one's head high • z'n hoofd niet laten hangenkeep one's head • zijn kalmte bewarenkeep one's head down • zich gedekt houdenlaugh one's head off • zich een ongeluk lachenscream/shout one's head off • vreselijk tekeergaanhave one's head screwed on straight/right • verstandig zijn, niet gek zijnshe could do it standing on her head • het was voor haar een fluitje van een centbe promoted over one's head • gepasseerd worden————————head21 gaan ⇒ gericht zijn, koers zetten♦voorbeelden:the plane headed north • het vliegtuig zette koers naar het noorden→ head for head for/II 〈 overgankelijk werkwoord〉♦voorbeelden:the procession was headed by the mounted police • de stoet werd voorafgegaan door de bereden politie→ head off head off/ -
6 make someone's head spin
-
7 make neither head nor tail of
begrijpen -
8 good
adj. goed; aangenaam; plezierig; eerlijk, rechtschapen; waard zijn--------adv. goed, op een goede manier--------n. goedheid; winst; goederengood1[ goed]1 goed ⇒ welzijn, voorspoed4 goedheid ⇒ verdienste, deugd(zaamheid)♦voorbeelden:for the common good • voor het algemeen welzijnit will do him all the good in the world • hij zal er erg van opknappen/opkikkerenhe will come to no good • het zal slecht met hem aflopenfor his (own) good • om zijn eigen bestwilwhat is the good of it? • wat voor nut heeft het?it's no good • het heeft geen zin, het wordt niks〈 vaak ironisch〉 much good may it do you! • dat het je wel bekome!, geluk ermee!¶ for good (and all) • voorgoed, voor eeuwig (en altijd)→ bad bad/II 〈 meervoud〉4 〈vaak attributief; voornamelijk Brits-Engels〉 goederen 〈 voor treinvervoer〉 ⇒ 〈 voornamelijk Amerikaans-Engels〉 vracht♦voorbeelden:¶ by goods • per/met de goederentrein————————good21 goed ⇒ kwaliteitsvol; knap, kundig2 goed ⇒ prijzenswaardig; correct, juist3 goed ⇒ fatsoenlijk, betrouwbaar4 aardig ⇒ lief, goed; gehoorzaam5 goed ⇒ aangenaam, voordelig; lekker, smakelijk, gezond♦voorbeelden:good looks • knapheidgood sense • gezond verstandgood soil • vruchtbare bodem/grondgood for you, 〈Brits-Engels; gewestelijk〉good on you • goed zo, knap (van je)good English • goed/correct Engelsmy watch keeps good time • mijn horloge loopt gelijkall in good time • alles op zijn tijdmake good • het er goed afbrengen, het maken, slagen 〈 voornamelijk financieel〉; goedmaken; vergoeden 〈 schulden〉; nakomen, vervullen 〈 belofte〉 • herstellen 〈 schade〉be good for a laugh • grappig zijn, een lachje waard zijn(in) good faith • (te) goede(r) trouwmake good one's escape • slagen in een ontsnappinggood humour • opgewektheidgood nature • goedaardigheidput in a good word for, say a good word for • een goed woordje doen voor, aanbevelenbe good enough (to) • wees zo vriendelijk, gelievebe so good as to • wees zo vriendelijk, gelieveit's good of you to help him • het is aardig van u om hem te helpen5 beer is not good for her/her health • bier is niet goed/gezond voor haargood buy • koopje, voordeeltjethrough the good offices of • door de goede diensten van, met behulp vangood afternoon • goedemiddaggood evening • goedenavondgood morning • goedemorgengood night • goedenacht, welterustenhave a good time • zich amuserengood times • goede/voorspoedige tijdenit is good to be alive • leve het leven, het leven is verrukkelijkkeep good • goed/vers blijventoo good to be true • te mooi om waar te zijn6 a good excuse • een goed/geldig excuusthis rule holds good • deze regel is van kracht/geldt (nog)stand a good chance • een goede kans makena good deal/many • heel wata good hour/ten miles • ruim een uur/tien mijla good while • een hele poos, geruime tijd¶ 〈 spreekwoord〉 a good tale is none the worse for being told twice • goed nieuws mag best vaak verteld worden〈 spreekwoord〉 there is many a good tune played on an old fiddle • iemands leeftijd zegt vaak niets over wat hij nog kan presterenbe in someone's good books • bij iemand in een goed blaadje staanthere's a good boy/girl/fellow • wees nu eens lief, toe nouGood Friday • Goede Vrijdaggood God! • goeie genade!, gossiemijne!as good as gold • erg braaf/lief 〈 van kind〉have a good head on one's shoulders • een goed verstand hebbengood heavens! • goeie/lieve hemel!neither fish, flesh, nor good red herring • vlees noch viskeep good hours • op tijd naar bed gaanmake someone appear in a good light • iemand in een gunstig daglicht stellengood luck • (veel) gelukstroke of good luck • buitenkansjehave a good mind to • veel zin hebben inthrow good money after bad • goed geld naar kwaad geld gooien, het ene gat met het andere stoppenin good spirits • opgewekt, blijit's a good thing that • het is maar goed datit's a good thing to … • het is verstandig om …a good thing too! • maar goed ook!, het is maar gelukkig ook!too much of a good thing • teveel van het goedemake good time • goed/lekker opschietendo someone a good turn • iemand een dienst bewijzengood old Harry • (die) goeie ouwe Harryas good as • zo goed als, nagenoegbe good at • goed/knap zijn inbe good for £100,000 • 100.000 pond kunnen betalen, goed zijn voor 100.000 pondbe good for another couple of years • nog wel een paar jaar meekunnen/meegaan————————good3〈 bijwoord〉 〈voornamelijk Amerikaans-Engels; informeel〉1 goed♦voorbeelden:1 she is doing good • ze doet het goed, ze gaat lekkerthings are going good • het gaat goed¶ good and … • heel erg … -
9 light
adj. licht; vlug; luchtig; vrolijk; vluchtig--------adj. lichtend; oplichtend; helder--------n. licht; verlichting; daglicht; verlichtend; bliksem; blik; vuur; stoplicht; voorbeeld--------v. verlichten; aansteken; in brand steken; (uit auto stappen); neerkomen; laten vallenlight1[ lajt]2 ruit(je)3 licht/vuurtoren♦voorbeelden:1 can you give me a light, please? • heeft u misschien een vuurtje voor me?1 licht ⇒ verlichting; openbaarheid♦voorbeelden:in a good light • bij goed licht/zichtbring/come to light • aan het licht brengen/komenreversing light • achteruitrijlampsee the light • het licht zien, tot inzicht komenshed/throw light (up)on • licht werpen op, klaarheid brengen inlight of one's eyes/life • iemands oogappel/hartendiefwithout light and shade • eentonig, kleurloosa shining light • een lichtend voorbeeldgo out like a light • onmiddellijk ingeslapen zijnin (the) light of this statement • in het licht van/gezien deze verklaring2 (geest)vermogens ⇒ inzichten, opvattingen♦voorbeelden:————————light21 licht ⇒ verlicht, helder♦voorbeelden:light clothing • lichte kledijlight food • licht (verteerbaar) voedsellight in the head • licht in het hoofdlight of heart • licht/luchthartiglight industry • lichte industrielight opera • operettelight reading • lichte lectuurlight traffic • geringe verkeersdruktemake light work of • zijn hand niet omdraaien voormake light of • niet zwaar tillen aan————————light3♦voorbeelden:II 〈 overgankelijk werkwoord〉♦voorbeelden:1 light a cigarette/fire/lamp • een sigaret/vuur/lamp aansteken→ light up light up/————————light4〈 bijwoord〉1 licht♦voorbeelden:travel light • weinig bagage bij zich hebben -
10 sweep
n. beurt, opruiming; veger, stoffer; zwaai, slag, draai, bocht; schoorsteen/ straatveger--------v. vegen; opvegen; voeren; schrijdensweep1[ swie:p]2 veger ⇒ bezem, stoffer4 veeg ⇒ haal (met een borstel), streek5 zwaai ⇒ slag, houw, riemslag; zwier, draai, bocht6 〈 benaming voor〉gebogen traject/lijn♦voorbeelden:make a clean sweep • schoon schip maken5 sweep of the eye • oogopslag, blikwide sweep • wijde draai/bochtmake a sweep • een bocht maken, draaienat one/a sweep • in één klap¶ sweep of mountain country • stuk bergland, berglandschapclean sweep • verpletterende overwinning3 beweging ⇒ stroom, golving♦voorbeelden:beyond/within the sweep of • buiten/binnen het bereik van————————sweep21 zich (snel) (voort)bewegen ⇒ spoeden, vliegen♦voorbeelden:sweep by/past • voorbijschietensweep down on • aanvallensweep on • voortijlensweep round • zich (met een zwaai) omdraaiensweep from/out of the room • de kamer uit stuivensweep into power • aan de macht komena wave swept over the ship • een golf sloeg over het schip1 vegen ⇒ aan/af/op/wegvegen2 (laten) slepen ⇒ slepen over, strijken langs/over♦voorbeelden:sweep the house clean/clear of dirt • het huis schoonvegen〈 figuurlijk〉 sweep the seas • de zeeën schoonvegen/zuiveren van piratensweep the dirt away • het vuil wegvegensweep up • aan/uitvegen, bijeenvegen2 mee/wegsleuren ⇒ meevoeren, afrukken3 doorkruisen ⇒ teisteren, razen over4 afzoeken ⇒ aftasten, afvissen♦voorbeelden:sweep someone a bow/curtsey • statig buigen voor iemand2 sweep along • meesleuren/slepenbe swept off one's feet • omvergelopen worden; 〈 figuurlijk〉 overdonderd worden; versteld staan, hals over kop verliefd wordenbe swept out to sea • in zee gesleurd wordena new fashion sweeping America • een nieuwe mode die Amerika verovert -
11 thing
n. ding, objekt; gebeuren; onderwerp; wezen; idee[ θing]3 schepsel ⇒ wezen, ding♦voorbeelden:1 sweet things • zoetigheid, snoep(goed)not a thing to wear • niks om aan te doen/trekkenit's a bad thing to • het is onverstandig omhave better things to do • wel wat beters te doen hebbena good thing too! • (dat is) maar goed ook!it's a good thing that • het is maar goed/gelukkig datit's a good thing to • je doet er goed aan (om)a lucky thing no one got caught • gelukkig werd (er) niemand gepaktnot the same thing • niet hetzelfdeget a thing done • iets gedaan krijgenmake a thing of • een kwestie/punt/zaak maken vanit didn't mean a thing to me • het zei me totaal nietstake things too seriously • alles te ernstig opnementaking one thing with another • alles bij elkaar genomenand another thing • bovendien, meer nogthe first thing that comes into her head • het eerste (het beste) dat haar te binnen schietfor one thing • in de eerste plaats, om te beginnen; immersa thing like you • iemand van jouw slag/soortknow a thing or two • niet van gisteren zijnknow a thing or two about • het een en ander weten overlet things rip/slide • de boel maar laten waaienbe seeing/see things • spoken zien, hallucinaties hebbenof all things • vreemd genoegwell, of all things! • wel heb ik ooit!I'll do it first thing in the morning • ik doe het morgenochtend meteenthe first thing I knew she had hit him • voor ik wist wat er gebeurde had ze hem een mep gegevenfirst things first • wat het zwaarst is moet het zwaarst wegenit is (just) one of those things • (zo) van die dingen, dat gebeurt nu eenmaal→ close close/, good good/, great great/, hot hot/, near near/, old old/, square square/, warm warm/II 〈niet-telbaar zelfstandig naamwoord; the〉1 (dat) wat gepast/de mode is3 het belangrijkste (punt/kenmerk)♦voorbeelden:be not (quite) the thing • niet passen/horenquite the thing • erg in (de mode/trek)the latest thing in ties • een das naar de laatste mode2 just the thing I need • juist/precies wat ik nodig hebthe thing about Stephen • wat Steven zo typeertthe thing is that • het is zaak/het belangrijkste is/het komt erop aan (om/dat)4 just for the fun of the thing • gewoon voor de grap/lol¶ and that sort of thing • en (zo meer) van die dingen, en zonot know the first thing about • niet het minste verstand hebben van→ sure sure/1 spullen♦voorbeelden:that would only make things worse • dat zou het allemaal alleen maar verergerenhow are things, 〈 informeel〉how's things? • hoe gaat het (ermee)?3 things political • de politiek/politieke wereld -
12 hair
n. Broadway toneelstuk en film over de tegencultuur en sociale kwesties van de 1960-er jarenhair1[ heə] 〈 zelfstandig naamwoord〉1 haar ⇒ haren, hoofdhaar♦voorbeelden:lose one's hair • kaal wordenput up one's hair • het haar opsteken¶ a hair of the dog (that bit one) • een glaasje tegen de kater/nadorsthang by a hair • aan een zijden draadje hangennot harm a hair on someone's head • iemand geen haar krenken〈 informeel〉 keep your hair on! • maak je niet dik!split hairs • haarkloventear one's hair (out) • zich de haren uit het hoofd trekken————————hair2〈 werkwoord〉→ hare hare/ -
13 hole
n. gat; hol--------v. gaten makenhole1[ hool] 〈 zelfstandig naamwoord〉♦voorbeelden:5 in a hole • in het nauw, in de knel→ square square/————————hole2II 〈 overgankelijk werkwoord〉1 een gat/opening maken in ⇒ doorboren2 in een gat plaatsen/slaan 〈 bijvoorbeeld bal〉 -
14 running
adj. rennend; wegvluchtend, vluchtend; deelnemend aan (bv verkiezingen); vloeibaar--------n. hardlopen; wedstrijd; deelnemer zijn; beweging; vloeibaarrunning1[ running] 〈 zelfstandig naamwoord〉♦voorbeelden:1 out of/in the running • kansloos/met een goede kans (om te winnen)————————running21 hardlopend ⇒ rennend, hollend3 (door)lopend ⇒ continu, opeenvolgend♦voorbeelden:〈 boekwezen〉 running head(line) • hoofdregel, kopregelrunning stitch • rijgsteekfive times running • vijf keer achter elkaarin running order • goed werkend〈 slang〉 take a running jump • maak dat je weg komt! -
15 spin
n. ritje; vrille; ommetje (korte rit)--------v. spinnen; draaien; verdraaien; omdraaienspin1[ spin] 〈 zelfstandig naamwoord〉♦voorbeelden:¶ in a (flat) spin • in paniek, van de kaart————————spin2♦voorbeelden:II 〈 overgankelijk werkwoord〉♦voorbeelden:2 spin a story • een verhaal spinnen/verzinnen -
16 stand
n. standaard, voet, stel; tribune; plaats; plaats voor taxi's--------v. staan; doen staan; opstaan; aanleunen; erop staan; leed dragen; waarderenstand1[ stænd] 〈 zelfstandig naamwoord〉3 plaats ⇒ positie, post4 stander ⇒ statief, standaard♦voorbeelden:————————stand22 zich bevinden ⇒ staan, liggen6 zijn ⇒ (ervoor) staan, zich in een bepaalde situatie bevinden♦voorbeelden:as I stand here • zowaar ik hier sta4 stand and deliver! • je geld of je leven!he stands at nothing • hij staat nergens voorstand at thirty degrees • op dertig graden staanas it stands • momenteel, zoals het nu isknow where he stands • weten waar hij aan toe isstand to lose something • waarschijnlijk/zeker iets zullen verliezenstand aloof • zich op een afstand houdenstand apart • zich afzijdig houdenstand easy! • op de plaats rust!stand well with someone • met iemand op goede voet staanstand in (for someone) • (iemand) vervangenstand on • aandringen opstand on ceremony • aan plichtplegingen hechtenstand over • toezicht houden opstand upon • staan op→ stand aside stand aside/, stand back stand back/, stand by stand by/, stand down stand down/, stand for stand for/, stand off stand off/, stand out stand out/, stand up stand up/II 〈 overgankelijk werkwoord〉♦voorbeelden:
См. также в других словарях:
make head or tail of — To find any sense in • • • Main Entry: ↑make * * * (or heads or tails) [usu. with negative] understand at all we couldn t make head or tail of his answer … Useful english dictionary
make head or tail of usu. with negative — understand at all. → head … English new terms dictionary
make head or tail of — ► make head or tail of understand at all. Main Entry: ↑head … English terms dictionary
make head or tail of — {v. phr.}, {informal} To see the why of; finding a meaning in; understand. Used in negative, conditional, and interrogative sentences. * /She could not make head or tail of the directions on the dress pattern./ * /Can you make head or tail of the … Dictionary of American idioms
make head or tail of — {v. phr.}, {informal} To see the why of; finding a meaning in; understand. Used in negative, conditional, and interrogative sentences. * /She could not make head or tail of the directions on the dress pattern./ * /Can you make head or tail of the … Dictionary of American idioms
make\ head\ or\ tail\ of — v. phr. informal To see the why of; finding a meaning in; understand. Used in negative, conditional, and interrogative sentences. She could not make head or tail of the directions on the dress pattern. Can you make head or tail of the letter? … Словарь американских идиом
make head or tail of — verb a) To understand even minimally. See if you can make head or tail of this chapter. Im baffled. b) To determine to be good or bad … Wiktionary
make head nor tail of smth — understand, find meaning in something We couldn t make head nor tail of what he was trying to say during his speech … Idioms and examples
make head(s) or tail(s) of — idi make head(s) or tail(s) of, to understand or interpret to even a small extent (often used in the negative) … From formal English to slang
make head — phrasal 1. to make progress especially against resistance 2. to rise in armed revolt … New Collegiate Dictionary
make head — phrasal 1. : to make progress especially against resistance 2. : to rise in armed revolt 3. : to build up pressure (as in a steam boiler) … Useful english dictionary