-
1 проточный
stromend, vlietend -
2 running water
stromend water -
3 running
adj. rennend; wegvluchtend, vluchtend; deelnemend aan (bv verkiezingen); vloeibaar--------n. hardlopen; wedstrijd; deelnemer zijn; beweging; vloeibaarrunning1[ running] 〈 zelfstandig naamwoord〉♦voorbeelden:1 out of/in the running • kansloos/met een goede kans (om te winnen)————————running21 hardlopend ⇒ rennend, hollend3 (door)lopend ⇒ continu, opeenvolgend♦voorbeelden:〈 boekwezen〉 running head(line) • hoofdregel, kopregelrunning stitch • rijgsteekfive times running • vijf keer achter elkaarin running order • goed werkend〈 slang〉 take a running jump • maak dat je weg komt! -
4 courant
courant1 [koerã]〈m.〉♦voorbeelden:1 courant d'air • luchtstroom, tochtcourant de marée • getijdebeweging, vloed-, ebstroomcourant de pensée • filosofische stroming, denkrichtingcourant continu • gelijkstroomremonter le courant • stroomopwaarts gaanmettre au courant • op de hoogte brengense tenir au courant de qc. • zich van iets op de hoogte houden→ prise————————courant2 [koerã]1 stromend4 lopend♦voorbeelden:courant février • in de loop van februarimonnaie courante • gangbaar, wettig betaalmiddelproblème courant • veel voorkomend probleem1. m1) stroom, stroming2) loop [tijd]3) lopende termijn [rente]2. adj1) stromend2) gangbaar3) actueel4) lopend -
5 проточная вода
adjgener. stromend water -
6 flush
adj. vloed, (plotselinge) stroom; (water)spoeling; weelderig groei; opwinding, roes; blos; flush (kaartspel); rijkelijk voorzien; doorspoelen, doortrekken (v. toilet); kleuren, blozen; onder water zetten--------n. rood aangelopen (van blozen); wegspoeling, afspoeling; verlossing; stroom water; vooruitstrevenheid; enthousiasme, opwinding; kracht--------v. blozen; rood worden; weg stromen (met water), doortrekken (toilet), snel stromend; ophitsen; (in computers) een deel van het geheugen vrijmaken, het geheugen schonen (legen)flush1[ flusj] 〈 zelfstandig naamwoord〉1 vloed ⇒ (plotselinge) stroom, vloedgolf2 (water)spoeling ⇒ het door/om/schoonspoelen5 opwinding ⇒ uitgelatenheid, roes6 frisheid ⇒ bloei, kracht7 blos♦voorbeelden:→ royal royal/————————flush2〈bijvoeglijk naamwoord; voornamelijk predicatief〉♦voorbeelden:————————flush33 op/wegvliegen♦voorbeelden:2 flush up • kleuren, blozenflush with shame • rood worden van schaamteII 〈 overgankelijk werkwoord〉1 (schoon)spoelen ⇒ om/uit/doorspoelen3 doen kleuren/blozen4 opwinden ⇒ opgetogen maken, aanvuren5 doen op/wegvliegen ⇒ op/verjagen♦voorbeelden:flushed with victory • in een overwinningsroes————————flush4〈 bijwoord〉♦voorbeelden:1 fit flush into • gelijk vallen/zijn met, één vlak vormen met -
7 gushy
adj. dweperig, overdreven; spuitend; gutsend; stromend[ gusjie] 〈 gushiness〉 -
8 running water
-
9 stagnant
adj. stilstaand; niet stromend; beschimmeld; gaat niet vooruit; ontwikkelt zich niet[ stægnənt] -
10 swift-flowing
swift-flowing1 snelvlietend/stromend -
11 water
adj. bij het water behorend--------n. water; vloeistof; water hoogstand; regenwater, zeewater, rivierwater etc; waterbron; helderheid (bij juweel)--------v. water geven; wateren; sproeien; vollopen met speeksel (mond); water aanvoer; verdunnenwater1[ wo:tə]3 (oplossing in) water ⇒ watertje, eau5 urine♦voorbeelden:〈 scheepvaart〉 make/take water • water maken/in krijgenrunning water • stromend watertread water • watertrappelen4 at high/low water • bij hoog/laagwaterthat is water under the bridge • dat is verleden tijdrun like water off a duck's back • niet het minste effect hebbenhold water • steek houdenof the first water • van het eerste/zuiverste water 〈 ook figuurlijk〉II 〈 meervoud〉♦voorbeelden:→ still still/————————water21 tranen ⇒ lopen, wateren♦voorbeelden:II 〈 overgankelijk werkwoord〉3 van water voorzien ⇒ bespoelen, besproeien♦voorbeelden:a watered-down version • een verwaterde versie -
12 non-fluent
niet stromend, niet vloeiend, uitgeput -
13 snakehead
n. schildpadbloem, overblijvende plant uit Noord-Amerika met witte bloemen in de vorm van kop van schildpad en bij stromend water groeiend (Botanie); lange tropische vis met grote kop die in staat is atmosferische zuurstof in te ademen; (Slang) gebruikt in Hong Kong); illegale smokkelaar van illegale emigranten van China naar Hong Kong -
14 streamy
adj. stromend; vol stromen -
15 turtlehead
n. (Plantkunde) schildpadbloem, Noord Amerikaanse overblijvende plant met witte bloemen in de vorm van een schildpad en in omgeving van stromend water gevonden -
16 undogmatic
adj. niet dogmatisch (kleeft niet aan bepaalde principes, stromend) -
17 courir
courir [koerier]1 hard lopen ⇒ hollen, rennen3 in omloop zijn ⇒ zich verspreiden, in zwang zijn5 lopen ⇒ zich uitstrekken, gelegen zijn♦voorbeelden:les gens courent à ce spectacle • de mensen verdringen zich om deze voorstelling te ziencourir après le bonheur • geluk najagen, nastrevencourir après une femme • achter een vrouw aan zittencourir au devant de qn. • iemand tegemoet snellencourir d' aventure en aventure • zich van het ene avontuur in het andere stortencourir sur ses cinquante ans • tegen de vijftig lopenbrochures qui courent de main en main • brochures die van hand tot hand gaanles ragots qui courent sur son compte • de kletspraatjes die over hem, haar de ronde doenmains qui courent sur les touches • handen die over de toetsen glijdenlaisser courir qn. • iemand zijn gang laten gaan〈 informeel〉 tu peux toujours courir! • morgen brengen!, je kunt me wat!II 〈 overgankelijk werkwoord〉2 najagen ⇒ nastreven, trachten te krijgen3 doorlopen ⇒ doorkruisen, doorreizen♦voorbeelden:v1) hardlopen, rennen, hollen2) zich haasten3) zich verspreiden, in zwang zijn4) lopen [tijd]5) gelegen zijn6) deelnemen (aan een wedren, wedstrijd)9) najagen10) doorkruisen, doorreizen11) druk bezoeken13) de keel uithangen, vervelen -
18 eau
eau [oo]〈v.〉♦voorbeelden:1 〈 figuurlijk〉 s'en aller, tourner en eau de boudin • als een nachtkaars uitgaan, op niets uitdraaien〈 figuurlijk〉 eau du ciel • hemelwater, regeneau de Javel • bleekwaterun point d'eau • een tappunteau de roche • bergwatereau de rose • rozenwatereau de Seltz • sodawatereau de toilette • reukwater, eau de toilettec'est de l'eau claire • dat zijn banaliteiteneau courante • stromend watereau dentifrice • mondwatereau grasse • afwaswatereau plate • tafelwater zonder prikeau potable • drinkwatereau rougie • water met een scheut rode wijneau salée • zout watereau souterraine • grondwatereau thermale • water van warmwaterbronnenen disant cela, tu apportes de l'eau à son moulin • wat je daar zegt is koren op zijn molenen avoir l'eau à la bouche • ervan watertandenn'avoir pas inventé l'eau chaude • het buskruit niet hebben uitgevondenil coulera, passera de l'eau sous le(s) pont(s) • er zal nog veel water door de Rijn stromencuire qc. à l'eau • iets kokenêtre comme l'eau et le feu • water en vuur zijnêtre à l'eau, être dans l'eau • in het honderd gelopen zijnfaire venir l'eau à la bouche de qn. • iemand het water in de mond doen lopense jeter à l'eau • in het water springen 〈ook m.b.t. zelfmoord〉; 〈 figuurlijk〉 de sprong (in het duister) wagense jeter à l'eau de peur de la pluie • van de regen in de drup komenmettre l'eau à la bouche • doen watertandenpasser l'eau • het water overstekenporter de l'eau à la mer, à la rivière • water naar de zee dragen, uilen naar Athene dragentâter l'eau • z'n voelhoorns uitstekenaller à l'eau • het water ingaanaller sur l'eau • een boottochtje makenaller aux eaux, prendre les eaux • gaan kurenl'eau d'une perle • de helderheid van een parelbasses eaux • laagwatergrandes eaux • waterpartijenhautes eaux • hoogwatereaux industrielles • industrieel afvalwatereaux mortes • dood tijeaux résiduaires, usées • afvalwaternager entre deux eaux • de kool en de geit sparen, beide partijen te vriend houden1. f 2. eauxf pl1) kielwater2) vruchtwater3) kuur(oord)4) waterwerken [park] -
19 torrentiel
torrentiel [torrãsjel]1 woest stromend ⇒ (als) van, als een bergstroom♦voorbeelden:pluie torrentielle • stortbui, wolkbreuk= torrentielle; adj -
20 vif
vif1 [vief]〈m.〉♦voorbeelden:être touché au vif • diep geraakt zijnprendre sur le vif • naar het leven afbeelden, beschrijven→ plaie————————vif2 [vief]1 levendig ⇒ vlug, helder, scherp, beweeglijk2 heftig ⇒ driftig, opvliegend, onstuimig3 fel ⇒ hevig, sterk4 levend♦voorbeelden:les forces vives de la nation • de productieve krachten van de natieregard vif • alerte blik3 air vif • frisse, prikkelende luchtà feu vif • op hoog vuurlumière vive • schel, scherp lichtà mon vif regret • tot mijn grote spijt4 chair vive • gezond weefsel; vlees zonder huidchaux vive • ongebluste kalkeau vive • stromend, levend waterforce vive • kinetische energie= vive; adj1) levendig2) vlug3) helder, scherp4) heftig, driftig5) fel, hevig6) levend
- 1
- 2
См. также в других словарях:
strömend — strö̲·mend 1 Partizip Präsens; ↑strömen 2 Adj; nur attr, nicht adv ≈ stark, heftig <Regen> … Langenscheidt Großwörterbuch Deutsch als Fremdsprache
Überströmen — Überströmen, verb. regul. act. 1. Ǘberströmen, ich ströme über, übergeströmt, über zu strömen, strömend überfließen, das Ziel der Höhe strömend überschreiten mit Verschweigung dieses Zieles. Die Donau strömet über. Wie strömten mein Herz und… … Grammatisch-kritisches Wörterbuch der Hochdeutschen Mundart
reißend — rei|ßend [ rai̮sn̩t] <Adj.>: 1. wild, heftig strömend: ein reißender Fluss; in der reißenden Strömung konnte das Schiff nicht gesteuert werden. 2. sehr schnell (zu verkaufen): die Zeitung fand reißenden Absatz. * * * rei|ßend 〈Adj.〉 1.… … Universal-Lexikon
Autogenes Training — Das Autogene Training (von gr. αὐτό, selbst und lat. gen , erzeugen ) ist eine auf Autosuggestion basierende Entspannungstechnik. Es wurde vom Berliner Psychiater Johannes Heinrich Schultz aus der Hypnose entwickelt, 1926 erstmals vorgestellt und … Deutsch Wikipedia
Deutschland [3] — Deutschland, I. (Weltlage). D. liegt in der Mitte Europas, ist das Herz, der Mittelpunkt des ganzen Erdtheils, in unmittelbarer Berührung u. Verbindung mit den bedeutendsten Ländern desselben: es grenzt im N. an Dänemark u. Skandinavien, die ganz … Pierer's Universal-Lexikon
abströmen — ablaufen; absickern; auslaufen; versiegen; (sich) leeren; versickern; abfließen * * * ạb||strö|men 〈V. intr.; ist〉 1. ausströmen 2. wegströmen, abfließen ( … Universal-Lexikon
fließen — strömen; rauschen (umgangssprachlich); rinnen; fluten; quellen * * * flie|ßen [ fli:sn̩], floss, geflossen <itr.; ist: (von flüssigen Stoffen, besonders von Wasser) sich gleichmäßig fortbewegen: ein Bach fließt durch die Wiesen; Blut floss aus … Universal-Lexikon
einschießen — ein||schie|ßen 〈V. 213〉 I 〈V. tr.; hat〉 1. durch Beschuss zerstören, zertrümmern (Fenster) 2. Brot einschießen in den Ofen zum Backen schieben 3. Fäden einschießen durchziehen, durch die Kettfäden 4. Geld einschießen einlegen, als Einlage geben 5 … Universal-Lexikon
anströmen — ạn|strö|men <sw. V.; ist: 1. strömend heranfließen: anströmende Kaltluft. 2. in großer Zahl herbeikommen: <meist im 2. Part. in Verbindung mit »kommen«:> viele kamen angeströmt. * * * ạn|strö|men <sw. V.; ist: 1. strömend… … Universal-Lexikon
Dao De Jing — Das Daodejing (chin. 道德經, Dàodéjīng?/i) (ältere Umschrift: Tao Te King) ist eine Sammlung von Spruchkapiteln, die dem legendären Weisen Lǎozǐ zugeschrieben wird. Die Entstehungsgeschichte ist ungewiss und Gegenstand sinologischer Forschung.… … Deutsch Wikipedia
Daode zhenjing — Das Daodejing (chin. 道德經, Dàodéjīng?/i) (ältere Umschrift: Tao Te King) ist eine Sammlung von Spruchkapiteln, die dem legendären Weisen Lǎozǐ zugeschrieben wird. Die Entstehungsgeschichte ist ungewiss und Gegenstand sinologischer Forschung.… … Deutsch Wikipedia