-
81 castle
n. kasteel; toren--------v. burcht, slot, kasteel; rokeren (schaken)castle1[ ka:sl] 〈 zelfstandig naamwoord〉♦voorbeelden:¶ build castles in the air/Spain • luchtkastelen bouwen, dagdromen————————castle2〈 werkwoord〉 〈 schaakspel〉♦voorbeelden: -
82 commission
n. commissie; verlening van een acad. of andere graad--------v. opdracht; benoeming tot officiercommission1[ kəmisjn] 〈 zelfstandig naamwoord〉1 opdracht♦voorbeelden:————————commission2〈 werkwoord〉 -
83 cracking
n. proces waarin zware petroleummolekulen in koolwaterstof met laag moleculegewicht verbroken worden1 schitterend ⇒ uitstekend, geweldig, prima2 snel♦voorbeelden: -
84 dominion
n. domein, rijk; heerschappij, macht[ dəminniən]1 domein ⇒ (grond)gebied, rijk♦voorbeelden:♦voorbeelden:under his dominion • in zijn macht -
85 enthrone
-
86 fit
adj. geschikt; passend; waardig; bereid to; gezond; in goede vorm--------n. passen, pasvorm; stuip, toeval, beroerte, aanval, insult, vlaag, bevlieging--------v. passen, kloppen met; voorzien, uitrusten; aanbrengenfit1[ fit]1 vlaag ⇒ opwelling, inval♦voorbeelden:by/in fits (and starts) • bij vlagen2 a fit of coughing • een hoestaanval/buigive someone a fit • iemand de stuipen op het lijf jagen1 het (goed) passen/zitten ⇒ pasvorm♦voorbeelden:————————fit2〈 fitter〉1 geschikt ⇒ gepast, passend2 gezond ⇒ fit, in (goede) conditie♦voorbeelden:1 a fit person to do something • de geschikte/juiste persoon om iets te doenfit to print • geschikt om (af) te drukkena meal (that is) fit for a king • een koningsmaal2 as fit as a fiddle • kiplekker, zo gezond als een visII 〈 bijvoeglijk naamwoord, predicatief〉♦voorbeelden:1 think/see fit to do something • het juist/gepast achten (om) iets te doen, goeddunkennot fit to be seen • ontoonbaarit is not fit (that) • het hoort niet (dat)¶ work till you are fit to drop (dead) • werken tot je erbij neervalt, je doodwerken————————fit3〈fitted; Amerikaans-Engels in betekenis II 0.1 en 0.2 fit, fit〉1 geschikt/passend zijn ⇒ passen, goed/juist zitten♦voorbeelden:→ fit in fit in/II 〈 overgankelijk werkwoord〉2 (goed) geschikt/passend maken ⇒ aanpassen♦voorbeelden: -
87 hacking cough
-
88 hail
n. hagel, regen, stortvloed; (welkomst)groet--------v. hagelen; begroeten; toejuichenhail1[ heel]♦voorbeelden:1 a hail of bullets • een regen/hagel van kogels〈 formeel〉 all hail to Caesar! • heil en voorspoed aan Caesar!hail to you! • saluut!————————hail2♦voorbeelden:blows hailed down (up)on the boy's back • het regende slagen op de rug van de jongen→ hail from hail from/II 〈 overgankelijk werkwoord〉♦voorbeelden: -
89 happy
adj. blij, gelukkig[ hæpie] 〈 happiness〉♦voorbeelden:1 as happy as the day is long/a king/a lark • dolgelukkig, zo gelukkig als een kindII 〈 bijvoeglijk naamwoord, attributief〉♦voorbeelden:1 Happy Birthday • proficiat/hartelijk gefeliciteerd met je verjaardagHappy New Year • Gelukkig nieuwjaar〈 eufemistisch〉 happy event • blijde gebeurtenis, geboortehappy hour • borreluur(tje)the happy hunting-ground(s) • de eeuwige jachtveldenmany happy returns (of the day)! • nog vele jaren!♦voorbeelden: -
90 horror
n. verschrikking, gruwel, ontzetting[ horrə]1 (ver)schrik(king) ⇒ gruwel, ontzetting♦voorbeelden:horrors! • afschuwelijk!, gruwelijk!¶ you little horror! • klein kreng dat je bent! -
91 lacking
adj. zonder-; -vrij; ontbreekt aan--------prep. niet voorhanden, afwezig[ læking]1 niet voorhanden ⇒ afwezig, ontbrekend♦voorbeelden: -
92 leak
n. lek(kage); uitlekking (v. gegevens); (take a..) pissen--------v. lekken; uitlekken; binnendringen; laten uitlekken (van informatie)leak1[ lie:k] 〈 zelfstandig naamwoord〉1 lek(kage) ⇒ lek(king), ongewenste ontsnapping♦voorbeelden:1 spring a leak • lek raken/stoten————————leak21 (weg/naar binnen) lekken ⇒ door een lek stromen♦voorbeelden:1 lekken ⇒ lek zijn, (lekkend) doorlaten♦voorbeelden:♦voorbeelden: -
93 marking
-
94 networking
n. verbinding van contacten (op werk)[ netwə:king]1 〈 computer〉(het) werken met/in een netwerk(systeem) -
95 once
adv. eens, één keer; eenmaal--------conj. op moment dat, of ooit, eens--------n. een keeronce1[ wuns] 〈 zelfstandig naamwoord〉1 één keer/maal♦voorbeelden:that/this once • die/deze ene keer————————once2♦voorbeelden:1 Arthur, the once and future king • Arthur, koning voor eens en altijdthe once trade centre of the nation • het voormalige handelscentrum van het land————————once3〈 bijwoord〉1 eenmaal ⇒ eens, één keer♦voorbeelden:1 once again/more • opnieuw, nog eensonce too often • een keer teveelonce or twice • zo nu en dan, van tijd tot tijd(all) at once • tegelijk(ertijd), samen(just) for (this) once • (net) (voor) deze/die ene keeronce and for all • voorgoed, definitief; voor de laatste keeronce in a while • een enkele keer, zeldenonce upon a time there was … • er was eens …¶ at once • onmiddellijk, meteenall at once • plots(eling), ineens, opeens————————once4〈 voegwoord〉1 eens (dat) ⇒ als eenmaal, zodra♦voorbeelden:1 once she had noticed she distrusted them in everything • toen zij het gemerkt had wantrouwde zij hen in allesonce you are ready, we'll leave • zodra je klaar bent, zullen we gaan -
96 packing
-
97 parking
n. parkeerplaats[ pa:king]♦voorbeelden: -
98 pearly
-
99 phantom
n. spook, fantoom; naam v.e. Amerikaanse jachtbommenwerperphantom1[ fæntəm] 〈 zelfstandig naamwoord〉2 fantoom ⇒ (droom)beeld; hallucinatie♦voorbeelden:¶ he is only a phantom of a king • hij is slechts in naam/schijn (een) koning————————phantom21 spook- ⇒ spookachtig, schimmig♦voorbeelden: -
100 precedence
См. также в других словарях:
King — King, que en inglés significa rey, puede referirse a: Contenido 1 Lugares 2 Personas 2.1 Actores y cineastas 2.2 Artistas … Wikipedia Español
KING-TV — Seattle, Washington Branding KING 5 Slogan The Home Team (general) Coverage You Can Count On (news) Channels … Wikipedia
King — King, n. [AS. cyng, cyning; akin to OS. kuning, D. koning, OHG. kuning, G. k[ o]nig, Icel. konungr, Sw. konung, Dan. konge; formed with a patronymic ending, and fr. the root of E. kin; cf. Icel. konr a man of noble birth. [root]44. See {Kin}.] 1 … The Collaborative International Dictionary of English
King — /king/, n. 1. Billie Jean (Moffitt) /mof it/, born 1943, U.S. tennis player. 2. Clarence, 1842 1901, U.S. geologist and cartographer. 3. Ernest Joseph, 1878 1956, U.S. naval officer. 4. Martin Luther, Jr., 1929 68, U.S. Baptist minister: civil… … Universalium
King's X — Datos generales Origen Estados Unidos Estado … Wikipedia Español
King — (engl.: König) bezeichnet: King (Album), Album des Rappers T.I. King (Band), britische New Wave Band King (Familienname), Familienname King (Fernsehserie), eine kanadische Fernsehserie aus dem Jahre 2011 King (Mondkrater), Einschlagkrater auf der … Deutsch Wikipedia
King's X — est un groupe américain (Houston Texas) pratiquant une musique unissant le blues, le gospel, le rock, le metal et la pop. Grands admirateurs des Beatles, leurs chansons sont essentiellement axées sur les mélodies, et baignent en permanence dans… … Wikipédia en Français
King — King, Martin Luther King, William Lyon Mackenzie * * * (as used in expressions) Cole, Nat King Leslie Lynch King, Jr. King Cotton King George Sound, bahía King, B. B. Riley B. King King, Billie Jean … Enciclopedia Universal
king — [ kıŋ ] noun count *** 1. ) king or King a man who rules a country and is the senior male member of the royal family: Oswald became king in 634. King George VI 2. ) a man who is the best at doing a particular thing: king of: Elvis, the king of… … Usage of the words and phrases in modern English
king — W1 [kıŋ] n ▬▬▬▬▬▬▬ 1¦(ruler)¦ 2¦(the best)¦ 3¦(successful)¦ 4¦(chess)¦ 5¦(cards)¦ 6¦(important)¦ 7 a king s ransom ▬▬▬▬▬▬▬ [: Old English; Origin: cyning] 1.) … Dictionary of contemporary English
KING (G.) — KING GREGORY (1648 1712) Héraut du duché anglais de Lancastre et généalogiste, Gregory King est surtout connu pour un ouvrage, Natural and Political Observations and Conclusions upon the State and Condition of England in 1696 . Ce livre ne fut… … Encyclopédie Universelle