-
101 conscience
conscience [kõsjãs]〈v.〉♦voorbeelden:avoir, prendre conscience de qc. • zich iets bewust zijn, wordenperdre conscience • 't bewustzijn verliezenexamen de conscience • gewetensonderzoekliberté de conscience • gewetens-, geloofsvrijheidmauvaise conscience • slecht gewetenavoir la conscience large • een ruim geweten hebbenavoir bonne conscience • een goed geweten hebbenopprimer les consciences • de gewetensvrijheid onderdrukkenen conscience • in alle oprechtheid3 conscience professionnelle • plichtsbesef, beroepsethiekf1) geweten2) besef, bewustzijn -
102 contenir
contenir [kõtnier]1 be-, omvatten ⇒ inhouden, behelzen, tellen2 een oppervlakte, inhoud hebben van ⇒ kunnen bevatten3 in bedwang houden ⇒ weerhouden, onderdrukken♦voorbeelden:1 que contient cette lettre? • wat staat er in die brief?armoire contenant du linge • kast met linnengoed1. v1) bevatten, inhouden2) kunnen bevatten, plaats hebben (voor)3) in bedwang houden, onderdrukken2. se contenirv -
103 contrebalancer
contrebalancer [kõtrəbaalãsee]1 compenseren ⇒ opwegen tegen, een tegenwicht vormen voor♦voorbeelden:¶ s'en contrebalancer • er lak aan hebben, zich er geen barst van aantrekken1. vopwegen (tegen), compenseren2. s'en contrebalancerv -
104 corde
corde [kord]〈v.〉2 snaar 〈 ook figuurlijk〉 ⇒ 〈 meervoud〉 snaarinstrumenten ⇒ 〈 van orkest〉 strijkinstrumenten, strijkers7 〈 van hout〉vadem, vaam♦voorbeelden:corde lisse • klimtouwcorde raide • gespannen koordêtre, marcher, danser sur la corde raide • zich in een precaire situatie bevindensauter à la corde • touwtjespringentirer les cordes • de touwtjes in handen hebbencorde à noeuds • klimtouwcorde à sauter • springtouwfaire jouer, faire vibrer, toucher la corde sensible de qn. • iemands gevoelige snaar rakenen, de corde • touwen, touw-tenir la corde • de binnenbocht houdenusé jusqu'à la corde • tot op de draad versleten〈 spreekwoord〉 il ne faut pas parler de corde dans la maison d'un pendu • in het huis van de gehangene spreekt men niet over de stropil ne vaut pas la corde pour le pendre • hij is geen schot kruid waardc(h)orde dorsale • ruggenstrengcordes vocales • stembandenil pleut des cordes • het regent pijpenstelentirer sur la corde • misbruik maken van een voordeel, van iemandtirer trop sur la corde • de zaken te ver doordrijven, iemand tot het uiterste drijvenavoir plus d'une corde, plusieurs cordes à son arc • meer dan één pijl op zijn boog hebbenargument usé jusqu'à la corde • afgezaagd argumentc'est dans mes cordes • dat kan ik wel (aan)1. f1) touw, koord, kabel, lijn2) snaar3) zijkant van de binnenbaan [sport]5) vadem [hout]6) strop, galg2. cordesf pl2) strijkinstrumenten, strijkers3) bespanning [racket] -
105 crédit
crédit [kreedie]〈m.〉2 krediet ⇒ tegoed, lening♦voorbeelden:faire crédit à qn. • iemand krediet gevenà crédit • op afbetaling, op kredietcrédit foncier • grondkrediet8 faire crédit à qn., qc. • vertrouwen in iemand stellen, in iets hebbenjouir d'un grand crédit auprès de qn. • een groot gezag bij iemand hebbenm2) kredietbank3) creditzijde, tegoed4) vertrouwen, geloofwaardigheid5) invloed, aanzien -
106 déplaire
déplaire [deepler]♦voorbeelden:cela ne me déplairait pas • dat zou ik best willen1 zich niet thuis voelen ⇒ niet kunnen aarden, niet gedijen1. v1) tegenstaan, niet bevallen2) ergeren2. se déplairev -
107 détester
-
108 devoir
devoir1 [dəvwaar]〈m.〉♦voorbeelden:rendre à qn. les derniers devoirs • iemand de laatste eer bewijzen————————devoir2 [dəvwaar]1 verschuldigd, schuldig zijn♦voorbeelden:2 cette famille ne veut devoir rien à personne • die familie wil tegen niemand dank je hoeven te zeggenl'homme devait tomber une heure plus tard • de man zou een uur later vallen♦voorbeelden:1. mplicht, verplichting2. devoirsm pl3. v3) moeten, behoren -
109 diable
diable [die.aabl]〈m.; ook bijvoeglijk naamwoord, tussenwerpsel〉1 duivel♦voorbeelden:avoir le diable au corps • van de duivel bezeten zijn; 〈 figuurlijk〉dol, doorgeslagen zijn, geen rust in zijn lijf hebbenc'est bien le diable si • het zou toch wel heel vreemd, gek zijn alsce n'est pas le diable • het is niet moeilijkfaire le diable à quatre • veel lawaai maken; 〈 figuurlijk〉zich moeite geven om iets te krijgen, te belettenque le diable t'emporte • loop naar de duiveltirer le diable par la queue • moeite hebben om rond te komenque diable va-t-il faire? • wat voor de duivel gaat hij doen?à la diable • onverzorgd, slordig, haastigau diable (vauvert) • erg ver (weg)allez au diable • loop naar de duivelenvoyer qn. au diable • iemand naar de duivel, maan wensendiable de • wonderlijk, vreemd, slechtun bruit de tous les diables • ontzettend lawaaidu diable • uitzonderlijk, uitermateen diable • erg, verschrikkelijkdiable! • du(i)vels!→ Dieuun pauvre diable • arme drommelm1) duivel3) drommel -
110 disposition
disposition [diespooziesjõ]〈v.〉1 indeling ⇒ schikking, inrichting4 neiging ⇒ stemming, zin♦voorbeelden:être dans de bonnes, mauvaises dispositions • een goed, slecht humeur hebben1. f1) indeling, inrichting2) beschikking3) bepaling4) neiging2. dispositionsf pl1) maatregelen2) aanleg, begaafdheid -
111 dominer
dominer [dommienee]1 (over)heersen ⇒ de overhand hebben, in de meerderheid zijn♦voorbeelden:II 〈 overgankelijk werkwoord〉1 overheersen ⇒ beheersen, bedwingen♦voorbeelden:dominer la situation • de toestand meester zijndominer le tumulte • boven het lawaai uitkomenil domine de beaucoup le reste de l'équipe • hij steekt met kop en schouders boven zijn ploeggenoten uitv1) (over)heersen, beheersen -
112 doute
doute [doet]〈m.〉1 twijfel ⇒ aarzeling, onzekerheid♦voorbeelden:1 avoir des doutes sur qn., qc. • bedenkingen hebben over iemand, ietsêtre dans le doute au sujet de qc. • z'n twijfels over iets hebbencela ne fait aucun doute • dat lijdt geen twijfelmettre en doute • in twijfel trekken, betwijfelen〈 spreekwoord〉 dans le doute, abstiens-toi • in gevallen van twijfel, onthoudt ucela est hors de doute • dat is buiten kijfsans doute • waarschijnlijk, (vast) welsans nul, aucun doute • ongetwijfeldnul doute que cela ne soit exact • het is beslist zeker dat dit juist is→ ombremtwijfel, onzekerheid -
113 école
école [eekol]〈v.〉1 school 〈 ook schoolgebouw, de gezamenlijke scholieren al dan niet met inbegrip van de leerkrachten〉 ⇒ onderwijs, leerschool♦voorbeelden:Ecole des Arts et Métiers •〈 tertiaire opleiding voor ingenieurs〉jeunesse des écoles • schooljeugdécole de secrétariat • secretaressenopleidingêtre à bonne école • in goede handen zijnfaire l'école buissonnière • spijbelengrandes écoles •〈 instellingen op universitair niveau en opleidend voor een beroep〉école libre • katholieke schoolécole maternelle • kleuterschoolécole nationale professionnelle • lagere technische schoolécole nationale d'administration •〈 hogeschool voor topambtenaren〉école normale supérieure •〈 hoogste universitaire lerarenopleiding in Frankrijk〉école normale primaire • pedagogische academieécole primaire, primaire élémentaire • basisschoolavoir été à rude école • een harde leerschool achter de rug hebbenécole secondaire • middelbare schoolécole supérieure • hogeschoolenfant en âge d'aller à l'école • kind dat leerplichtig, schoolrijp isfaire l'école • voor de klas staanfréquenter une école • ergens op school zittenrenvoyer qn. à l'école, conseiller à qn. de retourner à l'école • iemand zijn schoolgeld terug laten halen 〈 figuurlijk〉sentir l'école • iets schoolmeesterachtigs hebbentenir école • les geven, school houdenécole du soldat • rekrutenopleidingà l'école de • onder leiding van→ rentrée3 haute école • hogeschool, hogere dressuurf -
114 employer
employer [ãplwaajee]1 gebruiken ⇒ zich bedienen van, aanwenden2 in dienst hebben ⇒ werk geven aan, te werk stellen♦voorbeelden:employer toute son énergie à qc. • al z'n energie aan iets bestedenv1) gebruiken, aanwenden -
115 empoigner
empoigner [ãpwaanjee]1 grijpen ⇒ vastpakken, (beet)pakken2 aangrijpen ⇒ hevig interesseren, boeien♦voorbeelden:1 elkaar in de haren vliegen ⇒ vechten, op de vuist gaan, slaags raken2 ruzie hebben ⇒ een heftige woordenwisseling hebben, elkaar uitscheldenv2) boeien, hevig interesseren -
116 entraîner
entraîner [ãtrennee]3 trainen ⇒ oefenen, coachen♦voorbeelden:entraîner qn. à faire qc. • iemand overhalen iets te doen3 être entraîné à qc. • in iets getraind, bedreven zijn1. v1) meeslepen3) trainen, oefenen2. s'entraînervtrainen, zich oefenen (om) -
117 espérance
espérance [espeerãs]〈v.〉♦voorbeelden:1 espérance de vie • levensverwachting, gemiddelde levensduuravoir des espérances • een erfenis te wachten hebbendonner des espérances, de grandes espérances • veelbelovend zijntrahir les espérances de qn. • niet aan iemands verwachtingen beantwoordenavoir en espérance • in het vooruitzicht hebbenfhoop, verwachting -
118 essuyer
essuyer [esŵiejee]2 〈 iets onaangenaams〉 (te) verduren (hebben) ⇒ ondergaan, ondervinden ⇒ 〈 belediging〉 moeten slikken ⇒ 〈 verlies〉 lijden♦voorbeelden:essuyer ses pieds • z'n voeten vegenessuyer la poussière • stof afnemen→ plâtrev1) (af)drogen, (af-, weg)vegen -
119 explication
explication [ekspliekaasjõ]〈v.〉1 uitleg ⇒ uiteenzetting, verklaring2 rekenschap ⇒ opheldering, verantwoording♦voorbeelden:explications jointes à un texte • verklarend commentaar bij een tekstdemander des explications à qn. sur qc. • iemand vragen om iets uit te leggendonner l'explication de qc. • iets verklarenfournir des explications • uitleg gevenje n'ai pas d'explication à vous donner • ik ben u geen verantwoording schuldigdemander des explications à qn. sur qc. • iemand ter verantwoording roepenje vous dois des explications • ik ben u een verklaring schuldigpas d' explication, obéis • niet tegensputteren, doe wat ik zegavoir une explication avec qn. • iemand opheldering geven, vragen; woorden hebben met iemandf1) uitleg, verklaring2) rekenschap, verantwoording -
120 fièvre
fièvre [fjevr]〈v.〉1 koorts♦voorbeelden:fièvre aphteuse • mond- en klauwzeerfièvre typhoïde • tyfusfaire de la fièvre • koorts hebbenf1) koorts2) opwinding
См. также в других словарях:
hebben — abi … Woordenlijst Sranan
hebben — hebbe(n obs. forms of heave v … Useful english dictionary
Döss hebben — Emsland / Messingen • Durst, Durst haben … Plattdeutsch-Hochdeutsch
geen geluk hebben — soy / sowtu … Woordenlijst Sranan
medelijden hebben met — saari … Woordenlijst Sranan
Dutch conjugation — Dutch grammar series Dutch grammar Dutch verbs Dutch conjugation t kofschip T rules Dutch nouns Dutch declension Gender in Dutch grammar Dutch orthography Dutch dictionary IJ Dutch phonology … Wikipedia
Idioma neerlandés — Neerlandés Nederlands Hablado en Países Bajos Curazao … Wikipedia Español
Haben — 1. Bei Haben lebt sich s besser als bei Habensollen. Ung.: A ki birja, a marja. (Gaal, 837.) 2. Besser haben als hoffen. – Winckler, XVIII, 69. Frz.: Mieulx vault avoir qu espoir. (Leroux, II, 261.) Holl.: Beter hebben dan goed vinden.… … Deutsches Sprichwörter-Lexikon
Leute — 1. A de richa Lüta werd ma nüd rüdig1. – Sutermeister, 143; Tobler, 371. In Appenzell: Von den reichen Leuten bekommt man nicht leere Hände. (Tobler.) 2. Albern Leut dienen nicht in die Welt. – Petri, II, 4. 3. Alberne Lüe sind ock Lüe. (Hannover … Deutsches Sprichwörter-Lexikon
Kind — 1. Ach, dass ich meine armen Kinder so geschlagen, klagte der Bauer, und sie waren des Pfaffen. – Eiselein, 375. 2. Alle Kinder werden mit Weinen geboren. Lat.: Clamabunt E et A quotquot nascuntur ab Eva. (Binder I, 193; II, 497; Seybold, 77.) 3 … Deutsches Sprichwörter-Lexikon
Narr — (s. ⇨ Geck). 1. A Narr hot a schöne Welt. (Jüd. deutsch. Warschau.) Dem Dummen erscheint die Welt um so schöner, als er von manchen ihrer Uebel und Leiden nicht berührt wird. 2. A Narr hot lieb Süss. (Jüd. deutsch. Warschau.) Diese auch in… … Deutsches Sprichwörter-Lexikon