-
1 contrebalancer
contrebalancer [kõtrəbaalãsee]1 compenseren ⇒ opwegen tegen, een tegenwicht vormen voor♦voorbeelden:¶ s'en contrebalancer • er lak aan hebben, zich er geen barst van aantrekken1. vopwegen (tegen), compenseren2. s'en contrebalancerv -
2 réparer
réparer [reepaaree]〈 werkwoord〉2 (weer) goedmaken ⇒ compenseren, vergoedenv1) repareren, herstellen2) compenseren, vergoeden -
3 compenser
compenser [kõpãsee]1 compenseren ⇒ vereffenen, opwegen tegen♦voorbeelden:1. vvergoeden, vereffenen, verrekenen2. se compenserv -
4 racheter
racheter [raasĵtee]2 afkopen5 weer goedmaken ⇒ boeten, uitdagen♦voorbeelden:1 het weer goedmaken ⇒ zich rehabiliteren, zijn goede naam terugkrijgen, vergoeden 〈 gebrek, tekortkoming〉v1) terugkopen2) afkopen3) vrijkopen4) verlossen5) weer goedmaken, compenseren6) corrigeren -
5 suppléer
suppléer [suuplee.ee]1 compenseren ⇒ vergoeden, goedmakenII 〈 overgankelijk werkwoord〉♦voorbeelden:
См. также в других словарях:
kompensieren — Vsw ausgleichen erw. fach. (16. Jh.) Entlehnung. Entlehnt aus l. compēnsāre auswiegen, abwägen , zu l. pēnsāre abwägen, ausgleichen und l. con , einem Intensivum zu l. pendere abwägen, beurteilen . Abstraktum: Kompensation. Ebenso nndl.… … Etymologisches Wörterbuch der deutschen sprache