-
21 appui
appui [aapŵie]〈m.〉1 steun ⇒ schoor, stut2 (het) steunen ⇒ (het) rusten, (het) leunen3 hulp ⇒ steun, bijstand♦voorbeelden:point d'appui • steunpuntprendre appui sur qc. • op iets steunen, leunenà l'appui d'une thèse • ter ondersteuning van een stelling→ hauteurm1) steun, stut2) (het) steunen, leunen3) ondersteuning, bijstand -
22 circonstance
circonstance [sierkõstãs]〈v.〉♦voorbeelden:dans la circonstance • bij deze gelegenheidde circonstance • gelegenheids-pour la circonstance • voor deze gelegenheid→ concoursf1) omstandigheid, situatie2) gelegenheid, geval -
23 diminuer
diminuer [diemienuu.ee]1 verminderen ⇒ afnemen, kleiner worden♦voorbeelden:diminuer de hauteur • minder hoog wordenII 〈 overgankelijk werkwoord〉1 verminderen ⇒ verlagen, beperken2 kleineren ⇒ vernederen, in zijn rechten beknotten♦voorbeelden:v1) verminderen, afnemen2) verlagen, beperken3) kleineren -
24 écart
écart [eekaar]〈m.〉1 spreiding ⇒ tussenruimte, afstand, (span)wijdte♦voorbeelden:le grand écart • spagaatpousser à l'écart • opzij duwenêtre à l'écart de la route • ver van de weg af liggen, staanécart de jeunesse • jeugdzondeécarts de langage • afwijkend taalgebruikfaire des écarts de régime • zich niet aan zijn dieet houdenfaire un écart à droite • rechts opzij springenécart en hauteur • hoogteverschilm1) tussenruimte, afstand2) afwijking, verschil4) marge, koersverschil -
25 élever
élever [eelvee]1 opheffen ⇒ ophijsen, optillen3 verhogen4 opperen ⇒ aantekenen, aanvoeren, uiten, opwerpen♦voorbeelden:1 zich verheffen ⇒ opstijgen, oprijzen3 (op)rijzen ⇒ ontstaan, opkomen, zich verheffen, heviger worden4 〈 van personen〉vooruitkomen, -gaan♦voorbeelden:la foule s'éleva à dix mille personnes • er waren tienduizend mensens'élever contre qn., qc. • zich tegen iemand, iets verzetten1. v1) opheffen2) oprichten, opbouwen3) verhogen4) uiten5) opvoeden [kind]6) fokken [dier]2. s'éleverv1) zich verheffen, oprijzen2) stijgen3) toenemen4) vooruitkomen -
26 mur
mur [muur]〈m.〉1 muur♦voorbeelden:mur à hauteur d'appui • lage muur, halve muurmur de soutènement • steunmuurne laisser que les quatre murs • een huis helemaal leeghalencoller au mur • tegen de muur zetten, fusilleren→ tête2 mur à pic d'un précipice • steile, loodrechte wand van een afgrondm -
27 mûr
mur [muur]〈m.〉1 muur♦voorbeelden:mur à hauteur d'appui • lage muur, halve muurmur de soutènement • steunmuurne laisser que les quatre murs • een huis helemaal leeghalencoller au mur • tegen de muur zetten, fusilleren→ tête2 mur à pic d'un précipice • steile, loodrechte wand van een afgrondadj1) rijp, gerijpt2) versleten3) zat, dronken -
28 saut
saut [soo]〈m.〉1 sprong2 val♦voorbeelden:saut périlleux • salto (mortale)triple saut • hink-stap-sprongfaire le saut • de sprong wagensaut à la corde • (het) touwtjespringensaut à l'élastique • bungeejumping, (het) elastiekspringensaut à la perche • (het) polsstokspringenau saut du lit • bij het opstaan, 's morgens vroegfaire un saut de carpe • een karpersprong makenle saut en hauteur • (het) hoogspringenle saut en longueur • het verspringensaut en parachute • (het) parachutespringensaut en chute libre • vrije valm1) sprong2) val3) waterval4) (het) dekken, bespringen -
29 sauter
sauter [sootee]2 ontploffen ⇒ exploderen, in de lucht vliegen♦voorbeelden:sauter à bas du lit • uit bed springensauter à la corde • touwtjespringensauter à la gorge • naar de keel vliegensauter au cou • om de hals vallensauter d' un sujet à l'autre • van de hak op de tak springensauter de joie • van vreugde opspringensauter en hauteur • hoogspringensauter en longueur • verspringensauter en selle • in het zadel springensauter sur qn. • bovenop iemand springensauter sur qc. • gretig op iets ingaanfaire sauter • tot ontploffing brengen, opblazenfaire sauter qn. • iemand wippenallez, et que ça saute! • vlug wat!la banque a sauté • de bank is failliet gegaanII 〈 overgankelijk werkwoord〉♦voorbeelden:v2) ont-ploffen3) overslaan4) bespringen -
30 à l'appui d'une thèse
- 1
- 2
См. также в других словарях:
hauteur — [ otɶr ] n. f. • XIIe; de haut I ♦ 1 ♦ Dimension dans le sens vertical, de la base au sommet. ⇒ haut. Hauteur d un mur, d une tour. Maison tout en hauteur, plus haute que large. Hauteur sous plafond : dimension comprise entre le sol et le plafond … Encyclopédie Universelle
*hauteur — ● hauteur nom féminin (de haut) Dimension de quelque chose de sa base à son sommet : La hauteur du mât est de sept mètres. Élévation d un corps au dessus d un plan de comparaison : L avion avait atteint la hauteur de 3 000 mètres. Qualité de ce… … Encyclopédie Universelle
hauteur — Hauteur. s. f. Estenduë d un corps entant qu il est haut. La hauteur d une montagne, d un clocher. grande hauteur. elephant d une hauteur demesurée. la hauteur d un mur, d une palissade. à hauteur d appuy. cet homme tomba de sa hauteur. Il… … Dictionnaire de l'Académie française
hauteur — (n.) 1620s, from Fr. hauteur haughtiness, arrogance, lit. height, from O.Fr. hauture (12c.) height, loftiness; grandeur, majesty, from haut (see HAUGHT (Cf. haught)) … Etymology dictionary
Hauteur — Hau teur (h[=o] t[ e]r ), n. [F., fr. haut high. See {Haughty}.] Haughty manner or spirit; haughtiness; pride; arrogance. [1913 Webster] … The Collaborative International Dictionary of English
Hauteur — (fr., spr. Hotöhr), 1) Hohn; 2) Stolz, Anmaßung … Pierer's Universal-Lexikon
hauteur — index disdain Burton s Legal Thesaurus. William C. Burton. 2006 … Law dictionary
hauteur — [n] arrogance airs, audacity, conceit, conceitedness, condescension, contempt, disdain, disdainfulness, egotism, gall, haughtiness, high handedness, nerve, pomposity, pompousness, presumption, pride, self importance, snobbishness, vanity;… … New thesaurus
hauteur — ► NOUN ▪ proud haughtiness of manner. ORIGIN French, from haut high … English terms dictionary
hauteur — [hō tʉr′] n. [Fr < haut: see HAUGHTY] disdainful pride; haughtiness; snobbery … English World dictionary
hauteur — (hô teur) s. f. 1° Dimension d un corps considéré du bas à son sommet. Cet animal a trois pieds et demi de hauteur. La hauteur de la marée. Les eaux atteignirent une hauteur considérable. • En Grèce, M. Bernoulli a déterminé la hauteur de l… … Dictionnaire de la Langue Française d'Émile Littré