-
1 tijd
1 [als ononderbroken eenheid; tijdsduur] time2 [tijdstip; juiste/geschikte moment] time5 [taalkunde] tense♦voorbeelden:in de helft van de tijd • in half the timein een jaar tijd • (with)in a yearna bepaalde tijd • after some/a time, eventuallygeruime tijd • a considerable time, a good whilede hele tijd • all the time, the whole timeeen hele tijd geleden • quite a while agohet is hoog tijd om te vertrekken • it's high time we leften dat is hoog tijd ook! • and about time too!het is de hoogste tijd! • 〈 in kroeg〉 time, (gentlemen,) please!een tijd lang • for a while/timeik heb haar lange tijd niet gezien • I haven't seen her for/in ages/quite a whileeen lange/korte tijd duren • last a long/short timevoor onbepaalde tijd • indefinitely, for an indefinite periodsedert onheuglijke tijden • since time immemorial〈 sport〉 een scherpe tijd neerzetten • record/run a fast timevrije tijd • spare/free time, time off, leisure (time)waar blijft de tijd? • where's the time gone (to)?het zal mijn tijd wel duren • I won't be around to see ithet duurde een tijdje voor ze eraan gewend was • it was/took a while before/until she got used to itik ben niet aan tijd gebonden • I'm not pressed for timeik geef je vijf seconden de tijd • I'm giving you five secondsje moet jezelf de tijd geven • take your timeiemand de tijd geven/gunnen • give someone timezich de tijd niet gunnen (om) • not take the time (to)heb je even tijd? • have you got a moment/a sec?die tijd heb ik gehad • I'm past that now, I've been through thatgeen/genoeg tijd hebben om … • have no/enough time to …tijd genoeg hebben • have plenty of/enough timede tijd hebben • have timewe hebben hem een tijd niet gezien • we haven't seen him for a/some while/some timewe hebben de tijd aan onszelf • our time is our ownweinig tijd hebben • not have got much time, be pressed for timeje hebt nog 14 dagen de tijd • you've got 14 days lefttijd kosten • take timeals je geen tijd hebt, maak je maar tijd • if you haven't got time, make timede tijd nemen voor iets • take one's time about/over somethingtijd opnemen • record the timeer is geen tijd te verliezen • there's no time to lose/to be lostde tijd verstrijkt • time passesdat was me nog eens een tijd! • what a time that was!, those were the days!mijn tijd zit erop • ±I've done my stintin de baas zijn tijd • during/on the boss's timeuw tijd is om • your time is upbinnen afzienbare tijd • within the foreseeable futurebinnen niet al te lange tijd • (with)in the not too distant future, before (too) longbinnen de kortst mogelijke tijd • in (next to) no timehet heeft in tijden niet zo geregend • it hasn't rained like this for agesmet de tijd breidde de hongersnood zich uit • as time went on the famine spreaddit zal met de tijd wel beter gaan • it'll probably get better in timemet zijn tijd geen raad weten • have time on one's handsna korte tijd lukte het ons om … • we soon managed to …sinds enige tijd • for some time (past)een tijd van 11 seconden • a time of 11 secondshet is maar voor korte tijd • it's only for a short whilevoor de tijd van • for a period ofvorig jaar om dezelfde tijd • (at) the same time last yearde plaatselijke tijd • local timede tijd is rijp om … • the time is ripe to …heeft u de tijd ? • have you got the time?'t is allang tijd geweest • it's long past/ 〈 informeel〉way past/way over timeals de tijd daar is • when the time/day comesde tijd verdrijven/korten/doden • kill timeeindelijk! het werd tijd • at last! it was about time (too)!het wordt tijd dat … • it is (high) time that …〈 pregnant〉 het wordt mijn tijd • I must be off, it's time for me to gobij tijd en wijle • now and again/thenmorgen/gisteren om deze tijd • (about/ Aaround) this time tomorrow/yesterdaytijd om te eten/te slapen • time to eat/to go to bedop vaste tijden • at set/fixed timesnet op tijd • just in timeop tijd • in time 〈om iets te doen/voorkomen〉; on time 〈 volgens een bepaald tijdschema, afspraak e.d.〉de bussen lopen precies op tijd • the buses run to/on time/scheduleruim op tijd • with plenty of time to spareop tijd naar bed gaan • not go to bed latezij is over tijd • she's late with her period, her period's late/overduerond die tijd • around then/that timesinds korte tijd • recently, latelyte allen tijde • at all timeste zijner tijd • in due course, when appropriatetegen die tijd • by that time, by thenten tijde van hun huwelijk • at the time of their marriageten tijde van Hendrik VIII • in the days/time/age of Henry VIIIvan tijd tot tijd • from time to timevan die tijd af • from that time (on/onward(s), (ever), since (that time)een tijd van komen en een tijd van gaan • ±nothing lasts foreverwarm voor de tijd van het jaar • warm for the/this time of yearsterven voor zijn tijd • die before one's time/prematurelyje moet de eerste tijd nog rustig aandoen • to begin with/at first you must take it easyin minder dan geen tijd • in (less than) no timeeen tijdje • a whileveel tijd in beslag nemen • take up a lot of timetijd te kort komen • run out/run short of time3 betere tijden gekend hebben • have known better times/seen better dayseen dure tijd • a time/period when the cost of living is highgoede/slechte tijden • good/bad timesde laatste tijd • lately, recentlyhij heeft een moeilijke tijd gehad • he's been through/had a hard timede goede oude tijd • the good old daysdat is allemaal verleden tijd • that's all in the past/water under the bridgezijn (beste) tijd gehad hebben • be past one's best/prime, have seen better daysdie tijd is geweest/‘voorbij’ • those days are gone/past/overer is een tijd geweest dat … • there was a time when …niet met zijn tijd meegaan • be behind the timesde tijden zijn veranderd • times have changedbij tijden • at times/intervals(goed) bij de tijd zijn • be right up to date, be on the ballin tijden van oorlog • in times of warin deze/onze tijd • in these times, nowadaysin deze tijd van het jaar • at this time of (the) yearin vroeger tijd • in earlier times/the pastmet zijn tijd meegaan • keep up with/move with the timesuit de tijd raken • go/get/become out of date; become outdateddie muziek is uit de tijd • that music is out of date/old-fashioneddat was voor mijn tijd • that was before my time/daydat was voor die tijd heel ongebruikelijk • in/for those days it was most unusualvóór die tijd was het een klooster • it used to be/previously it was a monasteryvóór de tijd van de auto • before the era of the car5 de tegenwoordige/verleden tijd • the present/past tense〈 figuurlijk〉 dat is voltooid verleden tijd • that's over and done with, that's ancient history -
2 dat
dat11 [zelfstandig (gebruikt)] that2 [bijvoeglijk] that♦voorbeelden:zo, denk je dat? • is that what you think?dat doet maar! • some people!zij heeft dat en dat gezegd • she said such and suchdat is nog eens een man • there's a real man for youdat is het hem nu juist • that's just it, that's the problemziezo, dat is/was dat • right, that's that (then), so much for thatnou, dat is/was het dan • okay, that's that, that was itdat lijkt er meer op • that's more like itwat moet dat? • what's all this about?wat zou dat? • what of it?zij zoeken alleen dat wat voordeel geeft • they only seek (whatever is to) their own advantagemijn boek en dat van jullie • my book and yoursdat mens • that (dreadful) woman1 [beperkend] that, which; 〈 met betrekking tot personen〉 that, who; 〈met betrekking tot personen; 3e en 4e naamval en onmiddellijk na voorzetsels; formeel〉 whom 〈in informeel stijl kan het betrekkelijk voornaamwoord vervallen behalve wanneer het het onderwerp is van de betrekkelijk bijzin〉2 [uitbreidend] which; 〈 met betrekking tot personen〉 who; 〈met betrekking tot personen; 3e en 4e naamval en onmiddellijk na voorzetsels; formeel〉 whom♦voorbeelden:1 het bericht dat hij mij bracht … • the message (that/which) he brought me …het bericht dat mij gebracht werd … • the message that/which was brought me …het jongetje dat ik een appel heb gegeven • the little boy (that/who) I gave an apple tohet kind dat net riep, is mijn zoon • the child that/who just called out is my sonhier woont een meisje dat ik vroeger kende • a girl (that/who) I used to know lives here2 het huis, dat onlangs opgeknapt was, werd verkocht • the house, which had recently been done up, was sold————————dat2〈 voegwoord〉2 [met betrekking tot graadaanduidend gevolg] 〈zie voorbeelden 2〉3 [met betrekking tot reden, oorzaak] that, because4 [met betrekking tot doel] so that5 [met betrekking tot beperking] as far as6 [in uitroepen] 〈zie voorbeelden 6〉♦voorbeelden:1 zij kregen bericht dat hij niet op tijd zou zijn • they got a message (to say) that he would be latein plaats (van) dat je me het vertelt … • instead of telling me, you …de reden dat hij niet komt is … • the reason (why) he's not coming is …uit vrees dat • for fear thatik denk dat hij komt • I think (that) he'll comebehalve dat • except thatzonder dat ik het wist • without me knowingzij zongen dat het een (lieve) lust was • they sang with great gustohet regende dat het goot • it was pouring (down)hij vloekte dat de honden er geen brood van lustten • he swore like a trooper3 hij is kwaad, dat hij niet mee mag • he is angry that/because he can't comeben je ziek dat je zo bleek ziet? • don't you feel well, you look so pale5 is ze handig, dat u weet? • is she any good as far as you know?is hier ook een bioscoop? niet dat ik weet • is there a cinema here? not that I know6 smerig dat het er uit zag! • you should have seen how dirty it was!dat mij nu juist zoiets moest overkomen! • that such a thing should happen to me right now!stommeling dat je bent! • you stupid fool! -
3 weinig
weinig11 little, not much/a lot♦voorbeelden:weinig geld verdienen • not earn much (money)weinig of/tot geen geld • little or no moneydat kost weinig moeite • it's not much troublein weinig tijd • in a short timedat heeft weinig zin • there's not much point (in it)zij at weinig • she didn't eat muchhet heeft er nog weinig van • 〈 het lijkt er nog niet op〉 it doesn't look like much yet; 〈 het is niet waarschijnlijk〉 it doesn't look like iter weinig van weten • not know a lot about itje zegt zo weinig • you're not saying muchhij verdient niet weinig • he earns quite a lotdat is al te weinig/veel te weinig • that's insufficient/inadequateiemand te weinig teruggeven • short-change someonetwintig pond te weinig hebben • be twenty pounds shortiemand te weinig betalen • underpay someonehet weinige dat ik bezit • the little I possess————————weinig2〈 bijwoord〉1 [met betrekking tot een hoeveelheid/graad] little2 [met betrekking tot tijd] hardly ever♦voorbeelden:weinig bemoedigend • not particularly encouraginger weinig om geven • care little about itweinig overtuigend • rather unconvincingdat scheelt maar weinig • it's a close thingweinig waarschijnlijk • hardly likelyweinig thuis zijn • not be in often————————weinig31 few, not many♦voorbeelden:er waren maar weinig mensen • there were only a few peopleweinig of/tot geen mensen • few if any peopleer maar weinig hebben • not have manyhet zijn er te weinig • there aren't enough -
4 zijn
zijn1〈 het〉————————zijn21 [bestaan, zich bevinden, gebeuren] be2 [behoren aan] be3 [leven] be, live, be alive4 [bezig zijn met] be5 [bedragen] be♦voorbeelden:1 er zijn mensen die … • there are people who …dat kan/mag wel (zo) zijn • be that as it mayzij het dat hij … • although he …wat is er? • what's the matter?; 〈 wat wil je zeggen〉 what is it?wat zal het zijn? • what'll it be?wat niet is, kan nog komen • Rome wasn't built in a daywe zijn er • here we arehoe het ook zij • whatever the case may be, in any eventhoe ver ben je? (in een boek) • how far have you got?als het ware • as it were3 er was eens een koning … • once (upon a time) there was a king …die man is er geweest • that man is done forvader is niet meer • father is no longer alive4 Piet is lopen/voetballen • Piet is (out) running/playing footballvan wanneer is dat boek? • when was that book written?II 〈 koppelwerkwoord〉1 be♦voorbeelden:daar is niets van waar • that's not at all truedat is te doen • that can be donedát is nog eens lopen • (now) that's what I call walkingben ik? • is it my turn?die beker is van tin • that cup is made of tinals ik jou was, zou ik … • if I were/ 〈 informeel〉was you, I would …III 〈 hulpwerkwoord〉1 [van tijd] have2 [van de lijdende vorm] be♦voorbeelden:————————zijn3♦voorbeelden:dit is zijn huis • this is his houseieder het zijne geven • give every man his duehij wilde er het zijne van weten • he wanted to know (just) what was what -
5 hebben
2 [getroffen zijn door] have, be3 [in genoemde omstandigheden verkeren] have, be4 [(gevoelens) koesteren] have ⇒ be5 [beschikken over] have (got)6 [krijgen] have8 [met betrekking tot iets dat gedaan kan/moet worden] have9 [aantreffen] be, have11 [verdragen] stand, take12 [+ aan] [nut ondervinden van] be of use (to)♦voorbeelden:1 heb jij een auto? • have you got a car?ze heeft een boetiekje/reclamebureau • she has a boutique/an advertising agencyiemands hele hebben en houden • all someone's belongingsiets moeten hebben • need somethingiets willen hebben • want somethinghet heeft er veel van dat … • it looks very much as if …iets bij zich hebben • be carrying something, have something with oneiets vrolijks over zich hebben • make a cheerful impression, have a certain cheervan wie heeft hij dat? • who/where has he got that from?veel van iemand/iets hebben • look very much/be very like someone/somethingik heb het niet van mezelf • I haven't thought/dreamt that up myselfwat heb je? • what's the matter/wrong with you?wat heb je toch? • what's come over you?iets aan de voet hebben • have something wrong with one's foot/foot trouble3 ik hoop dat je mooi weer hebt • I hope you'll have good weather/the weather will be finehet koud/warm hebben • be cold/hothoe heb ik het nu met je? • what's up with you?ik wist niet hoe ik het had • I didn't know what to make of ithoe heb je het gehad? • did you have a good time?, how did you get on?hebben jullie wel eens wat met elkaar? • is there anything between you?hij heeft iets tegen mij • he has grudge against mehij heeft er niets op tegen • he has no objectionshoe wilt u het hebben? • how would you like it? 〈 bijvoorbeeld bij bank, met betrekking tot geld〉ze heeft het helemaal • she's really got itik heb al veel plezier gehad van mijn nieuwe p.c. • my new pc has given me a lot of pleasureik heb het • I've got itvan wie heb je dat? • who told/gave you that?ik heb nooit Spaans gehad • I've never learned Spanishik moet nog een tientje van hem hebben • he still owes me ten guilders〈 beledigend〉 wat moet je (van me) hebben? • what do you want (from me)?ik moet er niets van hebben • I want nothing to do with itdat heb je ervan • that's what you getzo, dat hebben we ook weer gehad • well, that's that(het) met iemand te doen hebben • be/feel sorry for someonedagelijks met iemand te doen hebben • see someone every daydaar heb je het al • I told you soje hebt/men heeft ook groene • there are/you get green ones as wellwat zullen we nu hebben • hey, what's this?(kijk eens) wie we daar hebben • look who's here!zo wil ik het hebben • that's how I want itiets (gedaan) willen hebben • want (to see) something donedaar heb ik je • (I've) got you thereik heb hem zover • I've managed to persuade himeen klap van heb ik jou daar • a stunning blow/mighty thump11 hij kan veel/niet veel hebben • he can take a lot, he can't take much〈 ironisch〉 nou, daar heb ik veel aan! • oh, a (fat) lot of good that will do menu weten we tenminste wat we aan elkaar hebben • at least now we know where we standwat heb je aan een mooie auto als je niet kunt rijden? • what's the use of a beautiful car if you can't drive?¶ 〈 sport〉 die had je makkelijk kunnen hebben • that one should have been yours 〈met betrekking tot bal terugslaan/stoppen enz.〉ik moest je net hebben • you're just the person I want/have been looking formoet je net Freek hebben • you can imagine Freek's reaction!iedereen heeft het erover • everybody's talking about ithij had het niet meer • it was all just too much for himwel heb ik ooit! • well, I never!ik heb het niet op hem • I don't like/trust himik zal het er met hem over hebben • I'll talk to him about itik weet niet waar je het over hebt • I don't know what you're talking aboutdaar heb ik het straks nog over • I'll come (back) to that later on/in a momentnu we het daar toch over hebben • now that you mention it …daar wil ik het nu niet over hebben • I won't go into that nowik heb het tegen jou • I'm talking to youiemand als vriend hebben • be friends with someoneII 〈 hulpwerkwoord〉1 [ter aanduiding van de voltooide tijd bij werkwoord] have♦voorbeelden:1 gelachen dat we hebben • did we have a laugh!had ik dat maar geweten • if (only) I had known (that)had dat maar gezegd • if only you'd told me (that)ik heb met hem op school gezeten • I went to school with himhij had gezwommen • he had been swimming -
6 zitten
1 [gezeten zijn] sit2 [zich met een doel ergens bevinden] sit3 [een functie bekleden] be4 [geruime tijd ergens vertoeven; verblijven] be5 [wonen] live6 [zich bevinden in de genoemde toestand] be7 [met betrekking tot een volharden in, gelaten worden op een plaats, in een toestand] 〈 zie voorbeelden〉8 [met betrekking tot zaken, zich bevinden, bevestigd zijn] be9 [met betrekking tot kleding] fit10 [gevuld, bedekt zijn met] be12 [met onbepaalde wijs] [bezig zijn met] be (… -ing), sit (… -ing)♦voorbeelden:1 blijf zitten • stay sitting (down), remain seatedgaan zitten • sit down, take a seat〈 figuurlijk〉 er eens voor gaan zitten • 〈 ter hand nemen〉 get (right) down to something/business; 〈 omstandig gaan vertellen〉 launch into one's storyzit je goed/lekker? • are you comfortable?aan de koffie zitten • be having coffeebij welke groep zit jij? • which group are you in?Jones zit in een vergadering • Jones is at a meeting3 in het bestuur zitten • be/serve on the boardop een kantoor zitten • be/work in an officewaar zit hij toch? • where can he be?nog in de kleine kinderen zitten • still have young children (on one's hands)hij zit in de amusementswereld/olie-industrie • he is in entertainment/oilwij zitten nog midden in de examens • we are still in the middle of the examsmet een gebroken been zitten • have a broken legop zware lasten zitten • have heavy expenseszonder werk/benzine zitten • be out of work/petrol(bijna) zonder geld zitten • have run short of moneyhij zit erover in dat hij zijn auto moet verkopen • he's upset about having to sell his car7 〈 figuurlijk〉 die weduwe bleef met twee kinderen zitten • that widow was left with two children (on her hands)op school blijven zitten • stay down a classer is iets tussen mijn tanden blijven zitten • something has (got) stuck between my teeth〈 figuurlijk〉 hij liet het er niet bij zitten • 〈 niet over zijn kant laten gaan〉 he didn't take it lying down; 〈 erover blijven zeuren〉 he wouldn't leave it alonedaar zitten we dan! • now we're in a messmet een probleem zitten • have a problemhoe zit het (dan) met …? • what about … (then)?het blijft niet zitten • it won't stay putlaat maar zitten • keep the changedat zit • that will holdhoe zit dat in elkaar? • how does it (all) fit together?; 〈 figuurlijk ook〉 how does that work?〈 figuurlijk〉 hem hebben zitten • 〈 uit zijn humeur zijn〉 be in a bad mood; 〈 dronken zijn〉 have had (a drop) too much〈 figuurlijk〉 daar zit het 'm in • that makes all the difference; 〈 daar gaat het juist om〉 that's the whole point〈 figuurlijk〉 er zit iets achter • 〈 ook〉 there's more to it (than meets the eye); 〈 verborgen moeilijkheid〉 there must be a catch to it〈 figuurlijk〉 er zat niets anders op dan toe te geven • there was nothing (else) for it but to give in〈 figuurlijk〉 wat zit er anders op? • what else is there to do?het zit los/scheef • it is loose/crooked〈 figuurlijk〉 alles zit hem mee/tegen • everything is going his way/against himzit het goed vast? • is it well secured?〈 figuurlijk〉 waar zit het hem in? • 〈 wat is de moeilijkheid〉 what's the problem?; 〈 oorzaak〉 what caused/what's causing it?in sla zit vitamine C • lettuce contains vitamin Cer zit onweer in de lucht • a thunderstorm is brewingheb jij geld in zijn zaak zitten? • have you got money in his business?er zit een vlek op je jurk • there is a stain on your dress〈 figuurlijk〉 〈 met een gebaar naar de keel〉 het zit me tot hier • I'm fed up (to the back teeth) with it〈 figuurlijk〉 hoe zit dat? gaan we of blijven we thuis? • what about it now? are we going or are we staying at home?die roman/film zit uitstekend in elkaar • that novel/film is beautifully constructed〈 figuurlijk〉 weet jij, hoe de zaak precies in elkaar zit? • do you know all the ins and outs of the matter?ergens vol mee zitten • be full of somethingonder de modder/luizen/schulden zitten • be covered with mud/lice, be (up to one's ears) in debt12 we zitten te eten • we are having dinner/lunchze zit daar maar te piekeren • she just sits there broodinghij zit te springen om naar huis te gaan • he can't wait to go homein zijn eentje zitten zingen/drinken • sit singing to oneself, be a lone drinkerzitten te zitten • hang/sit aroundhet zit er aan te komen • it's on its wayop tekenles zitten • be taking drawing lessonsop water en brood zitten • be (kept) on bread and waterwegens diefstal zitten • do time for thefthij zit overal aan • he cannot leave anything aloneachter de meisjes aan zitten • chase ((around) after) girlsdaar zit een vrouw achter • there is a woman involvedde zomer zit er weer op • the summer's over againmijn taak zit er weer op • that's my job out of the wayhet zit erop • that's that (done)wie heeft er aan mijn recorder gezeten? • who has been at/ 〈 ernstiger〉tampering with my cassette-player?〈 figuurlijk〉 achter iemand/iets aan zitten • pursue someone/something; 〈 proberen relatie aan te knopen〉 be after someone; 〈 volgen〉 follow someoneer zit een actrice in haar • she has the makings of an actress (in her)ze zit goed in de kleren • she is well off for clothesdeze auto zit al gauw op 120 km • this car does 120 km fairly easily -
7 lang
2 [geruime/een bepaalde tijd durend] long3 [met betrekking tot vloeistoffen] weak♦voorbeelden:een lange vent • a tall guyin het lang zijn • wear a long dresshet is zo lang als het breed is • it's as broad as it's longhij heeft zijn leven lang armoe geleden • he lived a life of povertyheel de zomer lang • all summer long, throughout the summerde tijd valt me lang • time drags/is hanging heavy on my handsII 〈 bijwoord〉2 [gedurende een bepaalde tijd] long♦voorbeelden:lang duren • take a long time, last long/a long timeze leefden lang en gelukkig • they lived happily ever afterlang zal hij leven! • for he's a jolly good fellow!hij maakt het niet lang meer • he won't last much longerlang meegaan • last (a long time)lang opblijven • stay up lateje bent lang weggebleven! • you've been (out/away) a long time!al lang • for a long time (now)je had al lang weg moeten zijn • you should have (been) gone long agoik was al lang en breed thuis • I'd been home for ages (by then)we hebben het er lang en breed over gehad • we've talked about it at great lengthde kinderen zeurden net zo lang tot ze ja zei • the children kept on and on until she said yeslanger dan een jaar • (for) over a year, (for) more than a yearze bleven langer dan ons lief was • they stayed longer than we could have wished2 ik blijf geen dag langer • I won't stay another day/won't stay a day longerhet vriest niet langer • it's stopped freezingze kan niet langer wachten • she can't wait any longer/morehoe langer, hoe liever • the longer the betterdat kan zo niet langer • things can't go on like this3 dat weegt lang geen vier kilo • it weighs nowhere near four kilos, it doesn't weigh anywhere near four kilosdat smaakt lang niet slecht • it doesn't taste at all badhij is nog lang niet zo ver • he hasn't got as far as thatlang niet slecht/gek • not at all badze is lang niet zo groot als Jan • she's not nearly/she isn't anywhere near as tall as Janze waren lang niet allemaal aanwezig • by no means all of them were theredie zaal is lang niet groot genoeg • that room is nowhere/isn't anywhere near big enoughbij lange na niet • not by a long chalk, by no meansbij lange na niet zo goed, lang niet zo goed • not nearly as good -
8 duren
♦voorbeelden:het heeft enige tijd geduurd • it has taken (quite) some timehet zal nog lang duren voor(dat) er vrede komt • it will be a long time before there is peacezijn slechte humeur duurt nooit lang • his bad temper is always short-livedde tentoonstelling duurt nog tot oktober • the exhibition runs until Octoberhet duurde uren/eeuwen/een eeuwigheid • it lasted hours/ages/an eternityhet duurt nog wel even (voor het zover is) • it will be/take a while yet (before that happens)het duurde eindeloos (lang) • it took ages/foreverdat kan niet lang meer duren • that cannot take/last much longer -
9 ver
I 〈 bijwoord〉1 [met betrekking tot ruimte/tijd] 〈 voornamelijk in ontkennende en vragende zinnen〉 far; 〈 in bevestigende zinnen〉 a long way2 [in hoge mate] far, way; 〈 na werkwoord〉 by far, by a long way♦voorbeelden:ver gevorderd zijn • be well advancedhij heeft het ver geschopt • he's come a long wayde vakantie is nog ver • the holidays are still a long way offhet zou te ver voeren om … • it would be going too far to …ver vooruitzien • look well/way aheadhoe ver is het nog? • how much further is it?hoe ver ben je met je huiswerk? • how far have you got with your homework?in hoe ver • how far, to what extentdat gaat te ver! • 〈 ook〉 that is the limit!je zoekt het te ver • you're missing the pointver weg • a long way away/off, far away/offhet is zo ver! • here we go, this is itmaar zo ver zijn we nog (lang) niet • but we haven't reached that stage yetben je zo ver? • (are you) ready?die dagen liggen ver achter ons • those days are long pasttot ver in het binnenland • well inland, deep into the interiorvan ver komen • come a long way/from distant partszijn tijd ver vooruit zijn • be way ahead of one's timeII 〈 bijvoeglijk naamwoord〉1 [op grote afstand gelegen; ook in de tijd; niet spoedig vervulbaar] 〈 voornamelijk attributief〉 distant; 〈 voornamelijk predicatief〉 far ⇒ 〈 attributief〉 far-off/-away, 〈 predicatief〉 far off/away2 [zich uitstrekkend over een grote afstand] 〈 voornamelijk attributief〉 distant; 〈 voornamelijk predicatief〉 far ⇒ 〈 predicatief〉 a long way3 [komend van verre; niet nauw verwant] distant♦voorbeelden:1 verre landen • distant/far-off countriesde verre toekomst • the distant futurein een ver verleden • in some distant/remote pasteen ver vooruitzicht • a distant/remote prospect -
10 ook
3 [zelfs] even5 [dienovereenkomstig] therefore♦voorbeelden:1 zijn er ook brieven? • are there any letters?wat hij zegt gebeurt ook • whatever he says goesAn was ook van de partij • Ann came along toomag ik ook eens wat zeggen? • may I say something too?ik ben er ook nog • I'm here toohij kookte, en heel goed ook • he did the cooking and very well toohet is mooi, en nog goedkoop ook • it is beautiful and cheap as wellmisschien doet hij het, misschien ook niet • maybe he'll do it and (then again) maybe he won'thij heeft niet gewacht, en ik trouwens ook niet • he didn't wait and neither did Izo vreselijk moeilijk is het nu ook weer niet • it's not all that difficult (after all)dat hebben we ook weer gehad • so much for that, that's over and done withze lust geen appels, en ook geen sinaasappels • she doesn't like apples or orangesniet alleen …, maar ook … • not only …, but also …morgen kan ook nog • tomorrow will be all right tooik hou van tennis en hij ook • I like tennis and so does he‘prettig weekend.’ ‘jij ook’ • ‘have a nice weekend.’ ‘(and) you too’‘je bent een stommeling.’ ‘jij ook’ • ‘you're an idiot.’ ‘so are you/you too’ik ben ook maar een mens • I'm only humanopa praatte ook zo • grandpa used to talk like that (too)mij ook goed! • suits medat is ook wat moois! • 〈 ironisch〉 that's a bit much!dat is waar ook! • that's true, of course!; 〈 bij het plots te binnen schieten〉 oh, I almost forgot!zo denk ik er ook over • I feel the same way about itook al is hij niet rijk • even though he's not rich4 hoe jong ik ook ben … • as young as I may be/am …jij zegt ook maar alles, wat je voor de mond komt • you say whatever pops into your headalles, maar dan ook alles! • absolutely everythingrepareer het hoe dan ook • fix it however you canhoe het ook zij, laten we nu maar gaan • anyway, let's go nowhoe dan ook • anyhowwat er ook gebeure • whatever happens, come what maywat je ook doet • whatever you doheb je je sjaal of wat je ook kwijt was gevonden? • have you found your scarf or whatever it was you had lost?wie (dan) ook • whoeverik heb zijn hulp aangenomen, ook al is die vrijwel niets waard • I have accepted his help, even though it's hardly worth anythinghoe zeer zij zich ook inspande • as hard as she tried5 hij is dan ook gestraft • and therefore/so he's been punished6 heb je haar ook voorbij zien gaan? • did you see her go past by any chance?kun je me ook zeggen waar hij woont? • could you tell me where he lives, (please)?(dat is) maar goed ook! • and a good thing too!jij hebt ook nooit tijd! • you never have any time!hoe heet hij ook weer? • what was his name again? -
11 mogen
I 〈 hulpwerkwoord〉1 [toestemming/recht/vrijheid hebben] can ⇒ be allowed to, 〈 tegenwoordig tijd of indirecte rede〉 may, 〈 met ontkenning〉 must, 〈 in voorwaardelijke wijs〉 should, 〈 in voorwaardelijke wijs〉 ought to3 [met betrekking tot toegeving] may, might4 [met betrekking tot een mogelijkheid] should5 [kunnen] 〈zie voorbeelden 5〉6 [met betrekking tot een wens] 〈zie voorbeelden 6〉♦voorbeelden:1 mag ik een kilo peren van u? • (can I have) two pounds of pears, pleasemag ik uw naam even? • could/may I have your name, please?mag Deirdre blijven spelen? • can Deirdre stay and play?je mag gaan spelen, maar je mag je niet vuil maken • you can go out and play, but you're not to get dirtyer mag hier niet gerookt worden • you're not allowed to smoke hereals ik vragen mag • if you don't mind my askingu mag hier even wachten • please take a seatdat mag ik niet zeggen • I'm not at liberty/allowed to tell youmag het een onsje meer zijn? • do you mind if it's a bit more?mag ik zo vrij zijn? • do you mind?alles mag toch maar vandaag de dag • anything goes nowadaysmag ik alsjeblieft? • do you mind? 〈nadruk op ‘mind’〉ik mag het eigenlijk niet vertellen • I'm not really supposed to tell youmag ik even? • do you mind?, may I?mag ik er even langs? • excuse me (please)dat mag niet • that's not allowed; 〈 tegen de regels〉 that's against the rules; 〈 tegen de wet〉 that's illegalvan mij mag het • it's alright by mevan mij mag het een maand duren • I don't mind if it takes a/another monthhij wou meekomen maar hij mocht niet van zijn moeder • he wanted to come along but his mother wouldn't let him2 dat mag ook wel eens gezegd worden • there's no harm in saying that, tooje had me wel eens mogen waarschuwen • you might/could have warned meik mag niet mopperen • I mustn't complainje mag je wel eens scheren • you could do with a shaveje mag wel uitkijken, het is glad op straat • you'd better/you should be careful, it's slippery outhij mag blij zijn dat … • he ought to/should be happy that …wat een mooie jas! dat mag ook wel voor dat geld • what a lovely coat! it ought to/should be at that pricehij mag dan slim zijn, sterk is hij niet • he may be clever, but he isn't strongdat mag dan zo zijn, maar … • that may well be (so), but …; granted, but …hoe dat ook moge zijn • be that as it may4 mocht dat het geval zijn, … • should that be the case, …; if so, …5 het mocht niet baten • it was no use/gooddat ik dit nog mag meemaken! • that I should live to see this!het heeft niet zo mogen zijn • it was not to be6 moge dit jaar u veel geluk brengen • 〈 algemeen, bijvoorbeeld met betrekking tot schooljaar〉 I hope you will be very happy in the coming yearlang moge hij heersen • long may he reignzo mag ik het horen/zien • that's what I like (to hear/see), that's the spirithij mag er zijn • 〈 algemeen〉 he's quite a guy; 〈 heeft kwaliteiten〉 he's got what it takes; 〈is groot/flink van postuur〉 he's a big guy/; 〈 is knap〉 he's some guyhet mocht wat • it doesn't mean a thingik mag graag een sigaartje roken • I like/enjoy a nice cigarII 〈 overgankelijk werkwoord〉1 [sympathiek vinden] like♦voorbeelden:1 ik mag hem wel • I quite/rather like himzij is een beetje arrogant, maar dat mag ik wel • she's a bit arrogant but I like them that way -
12 alles
alles1〈 het〉♦voorbeelden:————————alles2♦voorbeelden:is dat alles? • 〈 in winkel〉 will that be all?dat is alles • that's it/everythingik weet er alles van • I know all about italles en iedereen • one and all(het is) alles of niets • (it's) all or nothinghij vervloekt alles wat Duits is • he hates everything Germanalles op alles zetten • go all outvan alles (en nog wat) • all sorts of thingser is van alles voldoende • there is enough of everythingbijna van alles heeft hij gedaan • he has done just about everythingvóór alles • above allhet heeft er alles van dat • it looks (very much) as ifalles bij elkaar viel het mee • all in all/all things considered it was better than expectedalles op zijn tijd • all in due course/in good time→ link=einde einde -
13 weg
weg1〈de〉4 [doortocht] way♦voorbeelden:de grote weg • the main road, the motorwayeen kortere weg nemen • take a short cutopenbare weg • public highway/roadop de rechte/goede/verkeerde weg zijn • be on the right/wrong trackeen weg aanleggen • build a roadde weg afsnijden voor (onderhandelingen) • shut the door on (negotiations)de weg effenen voor iemand • pave the way for someonezijn eigen weg gaan • go one's own wayde weg weten • know the wayiemand de weg wijzen • show someone the wayaan de weg naar Delft • on the road to Delftflink aan de weg timmeren • be busy creating a distinct profile for oneselfzich op weg begeven • set/start outop weg gaan • set off (on a trip), set out (for), godat is de kortste/zekerste weg • that is the quickest/surest waylangs deze onsympathieke weg • even though I don't like this meanszich van slinkse wegen bedienen, slinkse wegen gaan • use devious ways and meansnieuwe wegen openen voor de handel • open new channels for tradenog een lange weg voor zich hebben/te gaan hebben • have a long way to go4 iemand de weg afsnijden • cut someone off, block someone's wayzich een weg banen • work/edge one's way through; 〈 met meer kracht〉 force/fight one's way through; 〈 in de wereld〉 carve one's (own) way (in the world)met zijn tijd/geld geen weg weten • not know what to do with one's time/money(iemand) in de weg staan • stand in someone's/the wayiemand iets in de weg leggen • put something in someone's way(voor) iemand uit de weg gaan • keep/get out of someone's way, avoid someoneproblemen uit de weg ruimen • get rid of/eliminate problemsiemand uit de weg ruimen • eliminate someone, get rid of someoneeen misverstand uit de weg helpen • clear up a misunderstanding————————weg2〈 bijwoord〉1 [afwezig; niet te vinden] gone2 [verrukt] crazy3 [verwijderd] away♦voorbeelden:de sleutel/de pijn/haar geld is weg • the key/pain/money is goneweg wezen! • 〈 plaats buiten〉 (let's) get away from here!; 〈 plaats binnen〉 (let's) get out of here!weg met … • away/down with …het heeft er veel van weg dat hij het met opzet deed • it looks very much as if he did it on purpose -
14 die
1 [om iemand/iets aan te wijzen] that; 〈 meervoud〉 those; 〈 zonder zelfstandig naamwoord〉 that one; 〈 meervoud〉 those (ones)2 [als terugwijzing] that; 〈 meervoud〉 those; 〈 zonder zelfstandig naamwoord〉 that one; 〈 meervoud〉 those (ones)♦voorbeelden:1 heb je die nieuwe film van Godard al gezien? • have you seen this new film by Godard?die grote of die kleine? • the big one or the small one?die stem van hem • that voice of hisniet deze maar die (daar) • not this one, that onedat meisje met die groene jurk • that girl in the green dressdie en die • so and so, such and suchop die en die dag • on such and such a daydie griet is gek • she's a nutcasedie tijd is voorbij • those times are overken je die? • do you know him/her?wie? die met die lange haren • who? the one with the long hairdie van mij/jou/hem/haar/ons/jullie/hen • mine/yours/his/hers/ours/yours/theirsze draagt altijd van die korte rokjes • she always wears (those) short skirtsken je die van die Belg die … • do you know the one about the Belgian who …?dat zijn van die rare mensen • they're such odd peoplemet alle gevolgen van dien • with all that that entailsdie is goed • that's a good onehet is een rare vent, die Jan • he's a strange guy, Jan iso, die! • oh, him/her!waar is je auto? die staat in de garage • where's your car? it's in the garagewas Jan er ook? nee, die moest werken • was Jan there? no, he had to workdie zit! • bullseye!, touché!〈 informeel〉 die Jan toch • that Jan!1 the♦voorbeelden:hij heeft zijn werk gedaan met die nauwkeurigheid die je van hem mag verwachten • he has worked with the accuracy one has come to expect from him1 [antecedent nog niet geheel bekend] that ⇒ 〈 persoon ook〉 who, 〈 als voorwerp ook〉 whom, 〈 zaak ook〉 which, 〈 zonder onderwerp vaak ook onvertaald〉♦voorbeelden:de kleren die u besteld heeft • the clothes (that/which) you orderedde man die daar loopt, is mijn vader • the man (that's/who's) walking over there is my fatherde mensen die ik spreek, zijn heel vriendelijk • the people (who/that) I talk to are very nicedezelfde die ik heb • the same one (as) I've goter is hier iemand die u wil spreken • there's somebody here (who/that) wants to see youniemand die het weet • nobody knows2 zijn vrouw, die arts is, rijdt in een grote Volvo • his wife, who's a doctor, drives a big Volvo -
15 minder
minder13 [geringer van betekenis] minor4 [slechter] worse♦voorbeelden:ik doe het niet voor minder • I won't do it for lesshet niet met minder (willen) doen • refuse to do with less4 het is/smaakt er niet minder om • it is/tastes none the worse for itmijn ogen worden minder • my eyesight is failinghet wordt minder met de omzet/service/kwaliteit • the turnover/service/quality gets worseII 〈 bijwoord〉1 [van graad/wijze/modaliteit] less♦voorbeelden:minder gaan roken • cut down on smokinghet zijn minder de commentaren dan de sensatieverhalen die de aandacht trekken • it is the sensational stories rather than the comments that attract the attentionhoe minder erover gezegd wordt, hoe beter • the less said about it the betterkan het wat minder? • keep it down, please!————————minder2〈 telwoord〉♦voorbeelden:hij heeft niet veel geld, maar nog minder verstand • he has little money and even less intelligencedat is er weer één minder • that'll be one lesshet is iets minder, mag dat? • it's a little less, is that all right?niets minder dan dat • nothing less than thatin minder dan geen tijd was hij terug • he was back in less than no timevijf minuten meer of minder • give or take five minutesgroepen van negen en minder • groups of nine and underin minder dan twee weken na hun huwelijk • within two weeks of their weddingniemand minder dan … • none other than …net iets minder dan 100 gulden/30 seconden • just under a hundred guilders/30 secondsniet minder dan 300 mensen • no less than 300 peopleweinig minder dan • something/little short of -
16 over
over1♦voorbeelden:dat is over • that is done with/finishedover was de pret • the party was overII 〈 bijwoord〉1 [van de ene plaats naar de andere] across, over2 [resterend] left, over3 [boven de maat] spare♦voorbeelden:〈 verkeer〉 klaar, over! • cross now!met het vliegtuig ben je in een paar uur over • you get across in a few hours by (aero)planemorgen gaan we over • we are moving tomorrowdeze leerling is over • this pupil has moved upmen liep over en weer • there was a lot of toing and froingzij zijn over uit Canada • they are over from Canadaelkaar maar over en weer verwijten maken • do nothing but pass the blame (onto one another)als er genoeg tijd over is • if there is enough time lefthet is over van gisteren • that is left over from yesterday〈 communicatiemedia〉 over! • over (to you)!3 redenen te over • plenty of/abundant reasons————————over2〈 voorzetsel〉1 [boven] over, above2 [op, langs, aan de andere kant van] across, over3 [met betrekking tot het bedekken van een oppervlak] over, across4 [wat betreft] about5 [via] by way of, via6 [gedurende] over7 [wegens] about9 [na verloop van] after, in10 [meer/verder dan] over, past♦voorbeelden:2 hij werkt over de grens • he works across/over the borderover de heuvels • over/beyond the hillseen koude rilling liep over haar rug • a cold shiver ran down her spinemet de benen over elkaar (geslagen) • with legs crossedwerk verdelen over de mensen • share out work among the peopledwars over het pad • right across the patheen kleed over de tafel leggen • put a cloth over/on the tableover de hele wereld • all over the worldzij heeft iets innemends over zich • she has got something charming about herde winst over het vierde kwartaal • the profit over the fourth quarterover deze zaak heb ik niets te zeggen • on this matter I have nothing to sayzijn gedachten over iets laten gaan • turn something over in one's mindzij communiceren over de mobilofoon • they communicate by mobile telephonezij reed over Nijmegen naar Zwolle • she drove to Zwolle via Nijmegenover de post • by posteen brug over de rivier • a bridge over/across the riverover een periode van … • over a period of …verheugd over • delighted at/withvallen over iets/iemand • 〈 figuurlijk〉 take exception to something/someone9 over een dag of tien/twee minuten • in about ten days(' time)/in two minutes(' time)zaterdag over een week • a week on/from Saturdaytot over zijn oren in de problemen zitten • be up to one's neck in troublehij is over de twee meter (lang) • he is over two metres (tall)het is over vieren • it is past fourhet is kwart over vijf • it is a quarter past fiveeen man van over de zeventig (jaar oud) • a man of over seventy (years old)het is vijf over half zes • it is twenty-five to six -
17 gunnen
1 [verlenen, toestaan] grant2 [zonder nijd, spijt zien dat een ander iets heeft, ontvangt] not begrudge♦voorbeelden:iemand de eer gunnen • give someone creditiemand een paar minuten/woorden gunnen • spare someone a few minutes/wordszich geen rust gunnen • give oneself no restzijn benen wat rust gunnen • take the weight off one's legshij gunde zich de tijd niet om te eten • he did not allow himself time to eathet woord gunnen aan de volgende spreker • give the floor to the following speakerhet was hem niet gegund haar nog te zien • he was not to see her againhet is je van harte gegund • you're quite welcome to it
См. также в других словарях:
Netherlands in the Eurovision Song Contest 1997 — Eurovision Song Contest 1997 Country Netherlands National selection Selection process … Wikipedia
Teufel — (s. ⇨ Teixel). 1. A mol muess ma m Teuffel uff de Wedel treta. – Birlinger, 1036. 2. All, wat de Düwel nich lesen kann (will), dat sleit he vörbi (oder: sleit he äwer). – Frommann, II, 389, 123; Eichwald, 346; Goldschmidt, 57; Kern, 1430. 3. Als… … Deutsches Sprichwörter-Lexikon
Noth (Subst.) — 1. Ai d r Nût fresst d r Taif l Flîja. (Oesterr. Schles.) – Peter, 453. 2. Aus der Noth hilft kein Schreien (Handeln). 3. Aus der Noth in den Tod. 4. Aus Noth trägt mancher Mann Sammthosen. (Görlitz.) Weil die Wochentagshosen zerrissen sind, muss … Deutsches Sprichwörter-Lexikon
Abe Lenstra — (1955) Abe Lenstra ([ ɑ:bə lɛnstɾa], * 27. November 1920 in Heerenveen; † 2. September 1985 ebenda) war ein niederländischer Fußballspieler. Er spielte seit de … Deutsch Wikipedia
Grammaire néerlandaise — le contexte de l article peut être trouvé dans les articles suivants : Grammaire et Néerlandais. Sommaire 1 Morphologie 1.1 Le déterminant 1.2 L article 1.2.1 Het ou … Wikipédia en Français
Grammaire Néerlandaise — le contexte de l article peut être trouvé dans les articles suivants : Grammaire et Néerlandais. Sommaire 1 Morphologie 1.1 Le déterminant 1.2 L article 1.2.1 … Wikipédia en Français
Grammaire neerlandaise — Grammaire néerlandaise le contexte de l article peut être trouvé dans les articles suivants : Grammaire et Néerlandais. Sommaire 1 Morphologie 1.1 Le déterminant 1.2 L article 1.2.1 … Wikipédia en Français
Zeit — 1. Ach, du lewe Tît, hadd öck doch gefrît, wär öck rusch e Wiew geworde. – Frischbier, 4158. 2. Abgeredet vor der Zeit, bringt nachher keinen Streit. – Masson, 362. 3. All mit der Tit kumt Jan in t Wamms un Grêt in n Rock. – Lohrengel, I, 27;… … Deutsches Sprichwörter-Lexikon
Ding — 1. Acht Dinge bringen in die Wirthschaft Weh: Theater, Putzsucht, Ball und Thee, Cigarren, Pfeife, Bierglas und Kaffee. 2. Acht Dinge haben von Natur Feindschaft gegeneinander: der Bauer und der Wolf, Katze und Maus, Habicht und Taube, Storch und … Deutsches Sprichwörter-Lexikon
Gott — 1. Ach du grosser Gott, was lässt du für kleine Kartoffeln wachsen! – Frischbier2, 1334. 2. Ach Gott, ach Gott, seggt Leidig s Lott, all Jahr e Kind on kein Mann! (Insterburg.) – Frischbier2, 1335. 3. Ach, du lieber Gott, gib unserm Herrn ein n… … Deutsches Sprichwörter-Lexikon
Kuh — 1. A Kü moalkat trog a Hols. (Nordfries.) – Johansen, 72. Die Kuh milcht durch den Hals. 2. A Kuh söüft â méa, ässe vertroa kô. (Henneberg.) Auch eine Kuh säuft wol mehr als sie vertragen kann. Mit Anwendung auf Säufer. 3. A Küh wal t egh wed,… … Deutsches Sprichwörter-Lexikon