-
1 bruin
bruin1〈 het〉1 [kleur] brown2 [brood] brown (loaf)♦voorbeelden:¶ oud bruin • ±brown ale————————bruin21 brown♦voorbeelden:1 een bruin café • ±a pubzich bruin laten bakken • get a (sun)tanwat bak je ze weer bruin • you're really going to town on it -
2 brun
brun [brũ]〈bijvoeglijk naamwoord; ook m., v.〉♦voorbeelden:1 courtiser la brune et la blonde • een vrouwen-, rokkenjager zijnle brun • bruin(e kleur)un(e) brun(e) • donker-, bruinharige1. m1) bruine kleur2) donker-, bruinharige2. adj1) bruin, donker2) donker-, bruinharig -
3 brown
n. Brown, elitaire Amerikaanse universiteit in Providence (Broad-Island) gevestigd--------n. familienaambrown1[ braun] 〈 zelfstandig naamwoord〉♦voorbeelden:————————brown2♦voorbeelden:brown bear • bruine beerbrown paper • pakpapierbrown rice • zilvervliesrijst, bruine rijst————————brown3〈 werkwoord〉1 bruinen♦voorbeelden:→ brown off brown off/ -
4 liver
n. lever (orgaan); bruin-rode kleur; het wonen; het bewonen[ livvə]2 〈 Amerikaans-Engels〉be/inwoner♦voorbeelden:1 lever -
5 morion
n. open metalen helm die soldaten droegen gedurende de 16-de Eeuw; donkere kwartssoort met bruin-zwarte kleur -
6 quagga
n. quagga, uitgestorven Zuid-Afrikaanse steppezebra, geelachtig bruin van kleur en met strepen slechts op kop en nek -
7 scoter
n. (Zoölogie) grote zee-eend uit noordelijke kusten van de noordelijke hemisfeer (woerd met zwarte veren mit witte vlekken) en het vrouwtje is bruin van kleur) -
8 le brun
le brun -
9 tan
adj. zongebruind--------n. bruine kleur (v.d. huid door zonnebrand)--------v. bruinen, bruin worden; looien, tanen; iemand afrossentan1[ tæn] 〈 zelfstandig naamwoord〉————————tan2————————tan3〈 tanned〉II 〈 overgankelijk werkwoord〉♦voorbeelden:————————tan4〈 verkorting〉 [tangent]1 tg -
10 couleur
couleur [koelur]〈v.〉1 kleur♦voorbeelden:linge de couleur • bontgoedcouleur paille • strokleurigtélé couleur • kleurentelevisieavoir de belles couleurs • er gezond uitziencouleur composée • mengkleurvocabulaire plein de couleur • kleurrijke woordenschatlaver le blanc et la couleur • witgoed en bontgoed wassen〈 figuurlijk〉 prendre couleur • duidelijker worden, zich beter aftekenenreprendre des couleurs • weer kleur krijgen, bruin wordenfilm en couleurs • kleurenfilmstyle sans couleur • matte stijlsous de nouvelles couleurs • in een geheel nieuw, ander daglichtsans couleur • verfloos→ goûten faire voir à qn. de toutes les couleurs • iemand het leven zuur makenpasser par toutes les couleurs • afwisselend rood en bleek worden (van emotie)vous n'en verrez plus la couleur • die zie je nooit meer terug1. f1) kleur2) verf, kleurstof3) partij2. couleursf pl -
11 chocolate
adj. bruin gekleurd, met bruine kleur--------n. chocola(de), chocolaatjechocolate1[ tsjoklət] 〈 zelfstandig naamwoord〉1 chocolaatje ⇒ bonbon, praline♦voorbeelden:————————chocolate2 -
12 turn
n. draai, bocht; beurt; ommekeer--------v. draaien; omslaan; omkeren; worden; veranderen; omzetten; wendenturn1[ tə:n]3 wending ⇒ draai, (verandering van) richting4 beurt7 〈 benaming voor〉 korte bezigheid ⇒ wandelingetje, ommetje; ritje, tochtje; nummer(tje) 〈 in circus, show〉; 〈 bij uitbreiding〉 artiest 〈 in show〉♦voorbeelden:turn of the tide • getijwisseling, kentering 〈 ook figuurlijk〉the tide is on the turn • het tij keertthe next right turn • de volgende afslag rechts4 is it my turn to cook tonight? • moet ik vanavond koken?take turns at something • iets om beurten doen, elkaar aflossen met ietswait one's turn • zijn beurt afwachtenturn and turn about • om en om, om de beurtby turns • om en om, om de beurtin turn • om de beurt, achtereenvolgens; op zijn beurttake it in turn(s) to do something • iets om beurten doenin one's turn • op zijn beurtyour turn • jij bentbe of a musical turn (of mind) • muzikaal aangelegd zijnat every turn • bij elke stap/gelegenheid, overaldone to a turn • perfect klaargemaakt, precies gaar genoeg→ good good/♦voorbeelden:————————turn23 〈 benaming voor〉 van richting veranderen ⇒ afslaan, draaien, een bocht/draai maken; (zich) omkeren, (zich) omdraaien; een keer nemen, kenteren 〈 van getijde〉♦voorbeelden:his thoughts turned to his mother • hij dacht aan zijn moederturn aside (from) • zich afwenden (van)turn to a book • een boek raadplegenturn to drink • aan de drank rakenthe car turned left, right, and then turned into Bond Street • de auto sloeg saf, rechtsaf, en draaide toen Bond Street inturn about • zich omkerenabout turn! • rechtsom(keert)! 〈 bevel aan troepen〉turn (a)round • zich omdraaien 〈 van iemand〉; een ommekeer maken 〈 bijvoorbeeld van economie〉; van gedachten/mening veranderenturn back • terugkeren, omkerenturn down a side street • een zijstraat inslaanwe turned off the M1 at Hatfield • we gingen van de M1 af bij Hatfieldhe turned to teaching • hij switchte naar (het) onderwijsturn into • veranderen in, wordenthe success of a film turns on many factors • het succes van een film hangt van vele factoren afwater turns to ice • water wordt ijsturn (up)on someone • iemand aanvallen, zich tegen iemand keren→ turn down turn down/, turn in turn in/, turn off turn off/, turn on turn on/, turn out turn out/, turn over turn over/, turn up turn up/2 〈 benaming voor〉 omdraaien ⇒ (doen) omkeren; omploegen, omspitten; omslaan, keren 〈 kraag〉; omvouwen4 verzuren ⇒ zuur worden/maken♦voorbeelden:the wheels turn fast • de wielen draaien snelshe turned the car • zij keerde de autoshe turned my old coat • zij keerde mijn oude jas (binnenstebuiten)turn the collar • de kraag omslaanturn the page • de bladzijde omslaanturn about • omkeren, omdraaienturn (a)round • ronddraaien; omkeren, omdraaienturn back • omvouwen, omslaanturn back the sheets • de lakens omslaan/open slaanturn something inside out • iets binnenstebuiten keren; 〈 figuurlijk〉grondig doorzoeken, overhoophalenit seemed as if the world had turned topsy-turvy • het leek wel de omgekeerde wereldturn upside down • ondersteboven kerenturn to page seven • sla bladzijde zeven opturn a phrase • iets mooi zeggenthe warm weather turned the milk • door het warme weer verzuurde de melk4 (doen) veranderen (van) ⇒ omzetten, verzetten; (ver)maken; een wending geven aan 〈 gesprek〉; bocht/draai laten maken, draaien; afwenden, omleiden♦voorbeelden:1 turn a circle • een cirkel maken/beschrijventurn the conversation • een andere wending aan het gesprek geventurn a stream • een stroom omleidenturn the switch • de wissel omzettenturn into • veranderen in, (ver)maken tot; omzetten in〈 figuurlijk〉 the terrible hangover turned him off drink for some time • door de enorme kater had hij een tijdje geen enkele interesse in drankturn the conversation to something different • het gesprek op iets anders brengenturn a gun on someone • een geweer op iemand richtenshe turned her face away from the corpses • zij wendde haar hoofd af van de lijkenturn a child against his parents • een kind tegen zijn ouders opstoken〈 Amerikaans-Engels〉 turn loose • los/vrijlatenmy wife is/has turned fifty • mijn vrouw is de vijftig gepasseerd/is vijftig gewordenit is/has turned six o'clock • het is zes uur geweestturn away • wegsturen, wegjagen, ontslaan; 〈 figuurlijk〉verwerpen, afwijzenwe were turned back at the entrance • bij de ingang werden we teruggestuurdturn someone into the street • iemand op straat zetten→ turn down turn down/, turn in turn in/, turn off turn off/, turn on turn on/, turn out turn out/, turn over turn over/, turn up turn up/IV 〈 koppelwerkwoord〉1 worden♦voorbeelden:her skin turned brown • haar vel werd bruinhis wife turned Catholic • zijn vrouw werd katholiekthe milk turned sour • de melk werd zuur -
13 bronzage
-
14 amber
-
15 camel
-
16 henna
n. henna, struik uit Midden Oosten met geurige roodbruine of witte bloemen; plantverf; oranje-rode verfstof of cosmetica gemaakt van gedroogde en samengeperste bladeren van dezze struik; heldere of milde roodbruine kleur; traditionele ceremonie uit het Midden Oosten gehouden voordat het huwelijk wordt voltrokken ter ere van de bruid en de bruidegom--------v. henna (rood-bruin kleurmiddel)henna1[ hennə] 〈 zelfstandig naamwoord〉————————henna2〈 werkwoord〉 -
17 ocher
-
18 brownness
n. bruinheid, toestand van bruin zijn; bruine kleur -
19 browny
adj. bruin, met bruine kleur -
20 sphalerite
n. spaleriet (mineraal) bruin of geel van kleur en hoofdbestanddeel van zink
Страницы
- 1
- 2