-
21 tuck
v. omslaan, opschorten; opschorten; innemen; instoppentuck1[ tuk] 〈 zelfstandig naamwoord〉————————tuck2♦voorbeelden:¶ 〈Brits-Engels; informeel〉 tuck in! • val aan, tast toe!II 〈 overgankelijk werkwoord〉♦voorbeelden: -
22 wagon
n. wagon; wagen♦voorbeelden:¶ be/go on the (water) wagon • geheelonthouder zijn/worden -
23 wet
adj. nat; vochtig; regenachtig; dronkaard (i.d. spreektaal); voor verkoop van sterke drank (i. Amerika)--------n. nat, vochtig; regenachtig; niet "drooggelegd" (voor alcoholgebruik); saai, sullig; gematigd (conservatief); (pas) geverfd--------n. voorstander van vrije drankverkoop--------v. huilen; tranen laten lopen; vloeien; wenenwet1[ wet] 〈 zelfstandig naamwoord〉♦voorbeelden:————————wet2〈bijvoeglijk naamwoord; wetter; wetness〉♦voorbeelden:1 wet paint • nat, pas geverfdwet season • regentijdwet through, wringing wet • kletsnat, helemaal doorweekt3 oh no, not him, he's such a wet person • o nee, die niet, dat is zo'n eiput/throw a wet blanket on • een domper zetten opwet dream • natte droomhe's still wet behind the ears • hij is nog niet droog achter de orenget one's feet wet • zich met een zaak inlaten〈 informeel〉 feel like a wet rag • zich voelen als een dweil/vaatdoek————————wet3〈werkwoord; wetted; Brits-Engels in betekenis 0.2 wet, wet〉2 plassen in/op 〈bed e.d.〉♦voorbeelden: -
24 bill
n. Bill (voornaam); rekeningbill1[ bil] 〈 zelfstandig naamwoord〉1 rekening ⇒ factuur, nota2 lijst ⇒ aanplakbiljet, (strooi)biljet; programma3 certificaat ⇒ bewijs, brief, rapport4 bek ⇒ snavel, neus♦voorbeelden:〈Brits-Engels; bouwkunst〉 bill of quantities • (quanta) bestek, kostenraming, begrotingstick no bills • verboden aan te plakken〈 scheepvaart〉 bill of health • gezondheidsattest, gezondheidspas〈 scheepvaart〉 bill of lading • vrachtbrief, cognossementbill of rights 〈 ook Bill of Rights〉 • officiële verklaring van de rechten van bepaalde groepen van personen, Bill of Rights 〈Brits-Engels: grondwettelijke overeenkomst van 1689; Amerikaans-Engels: de eerste tien amendementen op de Grondwet〉bill of sale • koopakte, koopcontractbills payable • te betalen wisselsbills receivable • te innen wisselsfill/fit the bill • geschikt zijn, aan iemands wensen tegemoet komen→ clean clean/————————bill2♦voorbeelden:II 〈 overgankelijk werkwoord〉1 op het affiche plaatsen ⇒ aankondigen, aanplakken♦voorbeelden:2 the gas company bills its customers every quarter • het gasbedrijf stuurt zijn klanten elk kwartaal een rekening -
25 crib
n. wieg, babybed; trog; krat; kopie; diefstal; vertaling--------v. spieken, afkijken, jatten, overschrijvencrib1[ krib]2 krib ⇒ voederbak, ruif5 〈voornamelijk Brits-Engels; informeel〉afgekeken antwoord/oplossing ⇒ spiekwerk, plagiaat♦voorbeelden:————————crib2〈 informeel〉II 〈 overgankelijk werkwoord〉 -
26 senior
adj. oude van dagen; grijsaard; vooraanstaand; oud; de vader--------n. laatste jaars- (student); hooggeplaatst; vooraanstaand; ouder-; veteraan, oudgediendesenior1[ sie:niə] 〈 zelfstandig naamwoord〉4 〈 Brits-Engels〉oudere leerling/student♦voorbeelden:————————senior2♦voorbeelden:the senior organization in this field • de oudste organisatie op dit terreintoo senior for the job • te oud voor de baanII 〈 bijvoeglijk naamwoord, predicatief〉♦voorbeelden:1 senior♦voorbeelden: -
27 sick
adj. ziek; ziekelijk; misselijk; overgevend; ziek (i. betekenis van "er genoeg van hebbend"); verlangend; besmet (oogst)--------n. zieken (+the)sick1————————sick2♦voorbeelden:a sick mind • een ziekelijke geestII 〈 bijvoeglijk naamwoord, attributief〉2 wee ⇒ onpasselijk/misselijk makend♦voorbeelden:♦voorbeelden:〈 voornamelijk Brits-Engels〉 be sick • overgeven, brakenturn sick • misselijk worden/makenbe worried sick • doodongerust zijnyou make me sick! • je doet me walgen!I am sick at heart • ik ben diepbedroefdI am sick of the sight of it • ik word misselijk als ik het zie¶ sick to death of someone/something • iemand/iets spuugzat zijnsick with envy • groen van nijd -
28 up
adj. wakker; staand--------adv. boven--------n. helling, opgang; stijging--------v. (plotseling) de hoogte in jagen, verhogenup1♦voorbeelden:¶ ups and downs • wisselvalligheden, voor- en tegenspoed〈 informeel〉 on the up-and-up • 〈 voornamelijk Brits-Engels〉gestaag stijgend/vooruitgaand; 〈 voornamelijk Amerikaans-Engels〉eerlijk, openhartig————————up21 omhoog- ⇒ op-, opgaand♦voorbeelden:II 〈 bijvoeglijk naamwoord, predicatief〉1 (om)hoog ⇒ hoger(geplaatst), op, rechtstaand2 op ⇒ uit bed, wakker5 gestegen9 om ⇒ op, voorbij♦voorbeelden:that matter is up for discussion • die zaak is voor discussie vatbaar9 time's up • de/je tijd is om/verstreken10 be well up in/on • veel afweten van, goed op de hoogte zijn vanI'm not up on this subject • ik weet geen snars van dit onderwerp af¶ what's up? • wat gebeurt er (hier)?up and about/around • weer op de been, (druk) in de weer♦voorbeelden:1 the road up • de weg omhoog/naar boven————————up3〈 upped〉♦voorbeelden:1 she upped and left • zij vertrok plotseling/zomaar1 (plotseling) de hoogte in jagen ⇒ verhogen, (abrupt) doen stijgen♦voorbeelden:————————up4[ up] 〈bijwoord; vaak predicatief〉1 〈plaats of richting; ook figuurlijk〉 omhoog ⇒ op, naar boven, sterker, hoger, meer, verder 〈enz.〉, op-, uit-2 te voorschijn ⇒ zichtbaar, voor, uit-, over-4 〈 plaats of richting〉in/naar ⇒ 〈 Brits-Engels in het bijzonder〉 in/naar de universiteit(sstad)/Londen♦voorbeelden:hands up! • handen omhoog!face up • met de bovenkant omhoogup the republic • leve de republiekcome up for air • aan de oppervlakte komen om lucht te happenhelp her up • help haar opstaanlive up in the hills • boven in de bergen wonenpuffed up • opgeblazensail up against the wind • tegen de wind in zeilenshe tore up the flowers • ze rukte de bloemen uit de grondturn up the music • zet de muziek harderhe went up north • hij ging naar het noordenup and down • op en neer, heen en weerup through history • door heel de geschiedenis heenup till/to now • tot nu toeup to and including • tot en metsums of up to sixty pounds • bedragen tot zestig pondfrom £4 up • vanaf vier pondfrom then on up • van dan af aanchildren from six years up • kinderen van zes jaar en ouderown up • bekennenit will turn up • het zal wel aan het licht komendrink up • drink je glas uitall sold up • helemaal uitverkochtup and down • overalI don't feel up to it • ik voel er mij niet toe in staat————————up5〈 voorzetsel〉1 〈plaats of richting; ook figuurlijk〉op ⇒ boven in/op, omhoog♦voorbeelden:up the coast to Edinburgh • langs de kust omhoog naar Edinburghit's up the coast from here • het is hier vandaan verder langs de kustup (the) river • stroomopwaartsup the stairs • de trap opup the street • verderop in de straatup the valley • (verder) het dal in¶ up and down the country • door/in het gehele land→ yours yours/ -
29 double
adj. dubbel; tweepersoons--------adv. dubbel--------n. dubbele; dubbelganger; scherpe vouw--------v. (zich) verdubbelen, dubbelvouwen; zich omwenden; doublerendouble1[ dubl] 〈 zelfstandig naamwoord〉2 het dubbele ⇒ dubbele (hoeveelheid/snelheid e.d.)5 〈 benaming voor〉 verdubbeling 〈 van score, bord, inzet enz. in diverse sporten〉 ⇒ 〈 bridge〉 doublet; 〈 darts〉 worp in de dubbelring; 〈 honkbal〉 tweehonkslag; 〈 paardenrennen〉 weddenschap op de dubbel♦voorbeelden:〈 sport〉 win the double • een dubbelslag slaan 〈 in voetbal bijvoorbeeld beker en kampioenschap winnen〉————————double21 dubbel ⇒ tweemaal (zo groot/veel/enz.), dubbeldik; dubbelgevouwen, dubbelgebogen; tweedelig; voor twee2 oneerlijk ⇒ dubbelhartig, vals♦voorbeelden:double bed/room • tweepersoonsbed/kamerdouble CD • dubbel-cddouble chin • onderkin, dubbele kindouble feature • bioscoopvoorstelling met twee hoofdfilmsdouble glazing/windows • dubbele beglazing/ramendouble meaning • dubbele/ambigue betekenis2 double agent • dubbelagent/spiondouble life • dubbelleven————————double31 (zich) verdubbelen ⇒ doubleren, tweemaal zo groot/veel worden3 een dubbele rol/functie spelen/hebben♦voorbeelden:II 〈 overgankelijk werkwoord〉1 verdubbelen ⇒ doubleren, tweemaal zo groot maken3 spelen ⇒ doubleren, tijdelijk overnemen♦voorbeelden:he doubled his fists • hij balde zijn vuisten————————double4〈 bijwoord〉1 dubbel ⇒ tweemaal (zoveel als); in tweeën; samen, in groepjes van twee♦voorbeelden:cost double • tweemaal zoveel kostensee double • dubbel ziensleep double • met zijn tweeën in één bed slapen -
30 high
adj. hoog; adellijk; stoned (door de drugs)--------adv. hoog, boven--------n. verheven; hoge versnelling; hoogtepunthigh1[ haj] 〈 zelfstandig naamwoord〉♦voorbeelden:————————high2〈 higher〉1 hoog ⇒ hooggeplaatst, verheven2 intens ⇒ sterk, groot4 vrolijk♦voorbeelden:high camp • superkitsch(erig)high circles • hogere kringenhigh command • opperbevelHigh Commission • ambassade van een Gemenebestlid in een ander GemenebestlandHigh Commissioner • Hoge Commissarishigher court • hoger rechtscollegehigh fashion • haute coutureHigh Mass • hoogmisa high opinion of • een hoge dunk vanhave friends in high places • een goede kruiwagen hebben〈 ook meteorologie〉 high pressure • hoge druk; 〈 informeel〉 agressiviteit 〈van verkooptechniek e.d.〉high priest • hogepriesterhigh society • de hogere kringenhigh water • hoogwaterthe Most High • de Allerhoogstehigh gear • hoge versnellinghigh hopes • hoge verwachtingena high wind • een harde windhigh treason • hoogverraad〈Amerikaans-Engels; informeel〉 high roller • patser, iemand die met geld smijt, supergokkerthe high sea(s) • de volle zeeplay for high stakes • het hoog spelen〈 Brits-Engels〉 high tea • vroeg warm eten, vaak met theecome hell or high water • wat er ook gebeurthigh and mighty • uit de hoogteII 〈 bijvoeglijk naamwoord, attributief〉1 gevorderd ⇒ hoog, op een hoogtepunt♦voorbeelden:high season • hoogseizoenhigh summer • hoogzomerit's high time we went • het is de hoogste tijd om te gaan♦voorbeelden:————————high3〈 bijwoord〉2 schel♦voorbeelden:feelings ran high • de emoties liepen hoog opride high • succes hebbensearch high and low • in alle hoeken zoeken→ hog hog/ -
31 knickers
n. slipje, onderbroek (v. vrouw)knickers1[ nikkəz] 〈 zelfstandig naamwoord〉♦voorbeelden:————————knickers2〈 tussenwerpsel〉 〈Brits-Engels; slang〉 -
32 knock up
(Slang) wakker maken, wekken; snel iets te eten klaarmaken; uitputten; legen; een vrouw zwanger maken (Vulgaire Slang)knock up1 inslaanII 〈 overgankelijk werkwoord〉2 in elkaar flansen/draaien/timmeren -
33 school
adj. bij de school behorend--------n. school; tempel; college; onderwijsinstituut; faculteit; groep vissen; richting--------v. onderwijzen, oefenen, dresseren; de les lezen, vermanen; scholen vormen (vissen)school1[ skoe:l]♦voorbeelden:1 school of thought • denkwijze, (filosofische) schoolhe left no school behind him • hij vond geen navolging2 collegeruimte ⇒ examengebouw, leslokaal♦voorbeelden:1 lower/upper school • onderbouw/bovenbouwgo to school • (naar) school gaankeep in after school • na laten blijvenleave school • van school gaanquit school • van school gaanafter school • na school(tijd)at school • op school→ approve approve/, comprehensive comprehensive/, elementary elementary/, primary primary/, private private/, public public/, ragged ragged/, secondary secondary/————————school2〈 werkwoord〉♦voorbeelden:schooled in • opgeleid tot/in -
34 solicitor
n. (ongeveer) procureur (BE jur.); rechtskundig adviseur, advocaat[ səlissittə] -
35 all
adj. al; alle--------adv. alles--------n. allemaal, allen; alles--------pron. alles; allemaal, allen, iedereenall1[ o:l] 〈zelfstandig naamwoord; geen meervoud〉♦voorbeelden:————————all21 alle(n) ⇒ allemaal, iedereen2 alles ⇒ al, allemaal♦voorbeelden:one and all, all and sundry • alles en iedereen, jan en allemanthey all have left, they have all left, all of them have left • ze zijn allemaal wegall of the soldiers • al de/alle soldatenwhat's it all about? • waar gaat het nou eigenlijk over?it's all one/the same to me • het kan me (allemaal) niet schelenall that I could see • het enige wat ik kon zienabove all • bovenal, voor allesif you can't, I'll have to do it, that's all • als jij het niet kunt, dan zal ik het moeten doen, zo simpel is/ligt datonce and for all • voorgoedafter all • per slot van rekening, toch, tenslottehe can't walk at all • hij kan helemaal niet lopenif I could do it at all • als ik het maar enigszins kon doendid you do it at all? • heb je het überhaupt/eigenlijk wel gedaan?she spoke very little if (she spoke) at all • ze zei heel weinig, als ze dan al wat zei〈 na bedanking〉 not at all • niets te danken, graag gedaanfor all I care he can get stuffed • wat mij betreft kan hij de pot opfor all I know • voor zover ik weetfor all I know, he might nog come at all • misschien komt hij helemaal niet, weet ik veelin all • in 't geheel, in totaalall in all • al met alit costs all of \\td100 • het kost niet minder dan 100 dollarand all • enzovoort〈 informeel〉 how could you do it, with your handicap and all? • hoe heb je het kunnen doen, en dan nog wel met jouw handicap?→ well well/————————all3〈 bijwoord〉♦voorbeelden:all right • in orde, okayall worn out • helemaal versletenif it's all the same to you • als het jou niets uitmaaktI've known it all along • ik heb het altijd al gewetenall at once • plotselingpaint it blue all over • schilder het helemaal blauwthere was satisfaction all round • iedereen was tevredenall too soon • (maar) al te gauwI'm all for it • ik ben er helemaal voor¶ all the same • toch, desondanksgo all out • alles geven, alles op alles zettenthe dog was all over me • de hond sprong van alle kanten tegen me opthe family were all over me • de familie verwelkomde me uitbundigall the better/sooner • des te beter/sneller→ all right all right/————————all42 enig(e)♦voorbeelden:today of all days • uitgerekend vandaagof all the nerve/ 〈 Brits-Engels〉 cheek! • wat een brutaliteit!they called on uncle Jim, of all people! • ze gingen nota bene bij oom Jim op bezoek!〈 Amerikaans-Engels〉 it's all wool • het is zuivere/100% wol1 al(le) ⇒ geheel, gans2 al(le) ⇒ ieder, elk♦voorbeelden:1 all (the) angles (taken together) are 180° • alle hoeken van een driehoek (samen) zijn 180°with all my heart • van ganser harte〈 voornamelijk Brits-Engels〉 all the morning, 〈 voornamelijk Amerikaans-Engels〉all morning • de hele morgen2 all (the) angles are 60° • elke hoek is/alle hoeken zijn 60°→ that that/ -
36 good
adj. goed; aangenaam; plezierig; eerlijk, rechtschapen; waard zijn--------adv. goed, op een goede manier--------n. goedheid; winst; goederengood1[ goed]1 goed ⇒ welzijn, voorspoed4 goedheid ⇒ verdienste, deugd(zaamheid)♦voorbeelden:for the common good • voor het algemeen welzijnit will do him all the good in the world • hij zal er erg van opknappen/opkikkerenhe will come to no good • het zal slecht met hem aflopenfor his (own) good • om zijn eigen bestwilwhat is the good of it? • wat voor nut heeft het?it's no good • het heeft geen zin, het wordt niks〈 vaak ironisch〉 much good may it do you! • dat het je wel bekome!, geluk ermee!¶ for good (and all) • voorgoed, voor eeuwig (en altijd)→ bad bad/II 〈 meervoud〉4 〈vaak attributief; voornamelijk Brits-Engels〉 goederen 〈 voor treinvervoer〉 ⇒ 〈 voornamelijk Amerikaans-Engels〉 vracht♦voorbeelden:¶ by goods • per/met de goederentrein————————good21 goed ⇒ kwaliteitsvol; knap, kundig2 goed ⇒ prijzenswaardig; correct, juist3 goed ⇒ fatsoenlijk, betrouwbaar4 aardig ⇒ lief, goed; gehoorzaam5 goed ⇒ aangenaam, voordelig; lekker, smakelijk, gezond♦voorbeelden:good looks • knapheidgood sense • gezond verstandgood soil • vruchtbare bodem/grondgood for you, 〈Brits-Engels; gewestelijk〉good on you • goed zo, knap (van je)good English • goed/correct Engelsmy watch keeps good time • mijn horloge loopt gelijkall in good time • alles op zijn tijdmake good • het er goed afbrengen, het maken, slagen 〈 voornamelijk financieel〉; goedmaken; vergoeden 〈 schulden〉; nakomen, vervullen 〈 belofte〉 • herstellen 〈 schade〉be good for a laugh • grappig zijn, een lachje waard zijn(in) good faith • (te) goede(r) trouwmake good one's escape • slagen in een ontsnappinggood humour • opgewektheidgood nature • goedaardigheidput in a good word for, say a good word for • een goed woordje doen voor, aanbevelenbe good enough (to) • wees zo vriendelijk, gelievebe so good as to • wees zo vriendelijk, gelieveit's good of you to help him • het is aardig van u om hem te helpen5 beer is not good for her/her health • bier is niet goed/gezond voor haargood buy • koopje, voordeeltjethrough the good offices of • door de goede diensten van, met behulp vangood afternoon • goedemiddaggood evening • goedenavondgood morning • goedemorgengood night • goedenacht, welterustenhave a good time • zich amuserengood times • goede/voorspoedige tijdenit is good to be alive • leve het leven, het leven is verrukkelijkkeep good • goed/vers blijventoo good to be true • te mooi om waar te zijn6 a good excuse • een goed/geldig excuusthis rule holds good • deze regel is van kracht/geldt (nog)stand a good chance • een goede kans makena good deal/many • heel wata good hour/ten miles • ruim een uur/tien mijla good while • een hele poos, geruime tijd¶ 〈 spreekwoord〉 a good tale is none the worse for being told twice • goed nieuws mag best vaak verteld worden〈 spreekwoord〉 there is many a good tune played on an old fiddle • iemands leeftijd zegt vaak niets over wat hij nog kan presterenbe in someone's good books • bij iemand in een goed blaadje staanthere's a good boy/girl/fellow • wees nu eens lief, toe nouGood Friday • Goede Vrijdaggood God! • goeie genade!, gossiemijne!as good as gold • erg braaf/lief 〈 van kind〉have a good head on one's shoulders • een goed verstand hebbengood heavens! • goeie/lieve hemel!neither fish, flesh, nor good red herring • vlees noch viskeep good hours • op tijd naar bed gaanmake someone appear in a good light • iemand in een gunstig daglicht stellengood luck • (veel) gelukstroke of good luck • buitenkansjehave a good mind to • veel zin hebben inthrow good money after bad • goed geld naar kwaad geld gooien, het ene gat met het andere stoppenin good spirits • opgewekt, blijit's a good thing that • het is maar goed datit's a good thing to … • het is verstandig om …a good thing too! • maar goed ook!, het is maar gelukkig ook!too much of a good thing • teveel van het goedemake good time • goed/lekker opschietendo someone a good turn • iemand een dienst bewijzengood old Harry • (die) goeie ouwe Harryas good as • zo goed als, nagenoegbe good at • goed/knap zijn inbe good for £100,000 • 100.000 pond kunnen betalen, goed zijn voor 100.000 pondbe good for another couple of years • nog wel een paar jaar meekunnen/meegaan————————good3〈 bijwoord〉 〈voornamelijk Amerikaans-Engels; informeel〉1 goed♦voorbeelden:1 she is doing good • ze doet het goed, ze gaat lekkerthings are going good • het gaat goed¶ good and … • heel erg … -
37 stag
adj. man die zonder vrouwen naar feestjes gaat--------n. hertstag1[ stæg] 〈 zelfstandig naamwoord〉————————stag21 mannen-♦voorbeelden:————————stag3〈 werkwoord〉♦voorbeelden: -
38 black
adj. zwart, zwarte; vies--------n. zwart; neger--------v. zwart maken; koopwaar in beslag nemenblack1[ blæk] 〈 zelfstandig naamwoord〉1 zwart2 zwart ⇒ zwartsel, zwarte kleur/verfstof; roetzwart5 zwart(e) schaakstuk/damsteen♦voorbeelden:dressed in black • in het zwartbe in the black • uit de rode cijfers zijn————————black2〈bijvoeglijk naamwoord; blackness〉2 zwart ⇒ vuil, besmeurd3 zwart ⇒ (zeer) slecht, somber; nors, onvriendelijk; kwaad, verstoord; snood♦voorbeelden:black art/magic • zwarte kunstbe in someone's black book(s) • bij iemand slecht aangeschreven staanblack box • zwarte doos, black boxblack bread • zwart brood, grof roggebroodlike the Black Hole of Calcutta • benauwd, om te stikkenblack market • zwarte marktblack markete(e)r • zwarthandelaarblack nightshade • zwarte nachtschade(as) black as pitch • zo zwart als roet, pikzwartblack spot • zwarte plek, rampenplek 〈 waar veel ongevallen gebeuren〉black tea • thee zonder melkblack vulture • monniksgierblack humour • zwarte humorgive someone a black look • iemand nors aankijkenin a black mood • in een sombere stemming〈 informeel〉 look as black as thunder • er kwaad/grimmig uitzienhe is not so black as he is painted • hij is niet zo slecht als algemeen beweerd wordtBlack Friar • predikheer, dominicaanblack ice • ijzelblack lead • potlood, grafiet; zwartselblack money • zwart geldBlack Muslim(s) • Zwarte moslim(s)Black Panther(s) • Zwarte Panter(s)black velvet • mengsel van stout en champagne————————black3〈 werkwoord〉♦voorbeelden:→ black out black out/ -
39 block
n. blok; versperring; (in computers) een verzameling tekst, die als eenheid wordt behandeld voor een bepaalde bewerking; stremming; obstructie--------v. versperren, blokkeren; vertragenblock1[ blok] 〈 zelfstandig naamwoord〉♦voorbeelden:block of marble • blok marmerhe lives four blocks away • hij woont vier straten verder(op)walk around the block • een straatje omlopenpsychological block • psychologische drempel→ old old/————————block21 blokkeren ⇒ blokken, obstructie plegenII 〈 overgankelijk werkwoord〉2 belemmeren ⇒ verhinderen, tegenhouden♦voorbeelden:block credits • kredieten bevriezenblock a bill • een wetsvoorstel tegenhoudenthe exits were blocked • de uitgangen waren versperdblock off • afsluiten, blokkerenblock out something on a photo • iets op een foto afdekken/wegwerkenblock up/in a window • een raam afsluiten/dichtspijkeren¶ block in/out • ontwerpen, schetsen -
40 blue
adj. blauw; verdrietig (slang)--------n. blauw--------v. blauw kleuren; geld verspillenblue1[ bloe:] 〈 zelfstandig naamwoord〉1 blauw5 lid/kleur van een conservatieve politieke partij ⇒ 〈 Brits-Engels〉 Tory, conservatief6 〈 Brits-Engels〉student(e) die universiteit vertegenwoordigt in sportwedstrijden tussen Oxford en Cambridge♦voorbeelden:3 into the blue • naar/in het onbekende, in de ruimteout of the blue • plotseling, als een donderslag bij heldere hemel¶ get/win one's blue • gekozen worden als vertegenwoordiger (van Oxford of Cambridge) in sportwedstrijden————————blue2〈bijvoeglijk naamwoord; bluer; blueness〉2 gedeprimeerd ⇒ triest, somber♦voorbeelden:blue blooded • van adellijke afkomstblue cheese • schimmelkaasblue-collar workers • handarbeidersblue helmet • blauwhelmblue with cold • blauw van de kouthings are looking blue • de zaken staan er slecht voor4 blue film/movie • pornofilm, seksfilmwait till one is blue in the face • wachten tot je een ons weegtonce in a blue moon • (hoogst) zelden, zelden of nooitcry/scream/shout blue murder • moord en brand schreeuwen————————blue3〈 werkwoord〉1 blauw kleuren/maken
См. также в других словарях:
Shirley Bassey — Dame Shirley Bassey Shirley Bassey at Wembley Arena, 2006 Background information Birth name Shirley Veronica Bassey … Wikipedia
2008 Super 14 season — Infobox Super 14 year = 2008 format = Super 14 country = Australia, South Africa New Zealand imagesize = 185px caption = Official logo winners = CRUru count = 7th matches = 91 tries = 519 attendance = 2000000 top point scorer =Stephen Donald… … Wikipedia
2008 Currie Cup Premier Division — The 2008 Absa Currie Cup Premier Division season is contested from 20 June through to 25 October. The Currie Cup is an annual domestic competition for provincial rugby union teams in South Africa. The Vodacom FS Cheetahs will be looking at… … Wikipedia