-
1 biljet
tíket -
2 bill delivery
biljet leverantie (overgeven van biljet door degene die hem gekregen heeft) -
3 tíket
biljet [N], kaartje [N], plaatsbewijs, plaatskaartje [N] -
4 tíket
biljet [N], kaartje [N], plaatsbewijs, plaatskaartje [N] -
5 bill
n. Bill (voornaam); rekeningbill1[ bil] 〈 zelfstandig naamwoord〉1 rekening ⇒ factuur, nota2 lijst ⇒ aanplakbiljet, (strooi)biljet; programma3 certificaat ⇒ bewijs, brief, rapport4 bek ⇒ snavel, neus♦voorbeelden:〈Brits-Engels; bouwkunst〉 bill of quantities • (quanta) bestek, kostenraming, begrotingstick no bills • verboden aan te plakken〈 scheepvaart〉 bill of health • gezondheidsattest, gezondheidspas〈 scheepvaart〉 bill of lading • vrachtbrief, cognossementbill of rights 〈 ook Bill of Rights〉 • officiële verklaring van de rechten van bepaalde groepen van personen, Bill of Rights 〈Brits-Engels: grondwettelijke overeenkomst van 1689; Amerikaans-Engels: de eerste tien amendementen op de Grondwet〉bill of sale • koopakte, koopcontractbills payable • te betalen wisselsbills receivable • te innen wisselsfill/fit the bill • geschikt zijn, aan iemands wensen tegemoet komen→ clean clean/————————bill2♦voorbeelden:II 〈 overgankelijk werkwoord〉1 op het affiche plaatsen ⇒ aankondigen, aanplakken♦voorbeelden:2 the gas company bills its customers every quarter • het gasbedrijf stuurt zijn klanten elk kwartaal een rekening -
6 sawbuck
n. biljet v. 10 dollar; zaagtafelsawbuck -
7 commercial bill
Commercieel biljet (een biljet dat de betaling op vaste tijden verzekert) -
8 documentary bill
documentair biljet (biljet dat geldelijke betaling verzekert op vaste tijden of volgens de vraag (wisselbiljet) waaraan de gewenste documenten toegevoegd zijn) -
9 billet
billet [bieje]〈m.〉1 plaatsbewijs ⇒ kaartje, lot3 geldswaardig papier ⇒ wissel, promesse4 briefje ⇒ aankondiging, kennisgeving5 bewijs ⇒ attest, certificaat6 column♦voorbeelden:billet de faveur • vrijkaartjebillet de loterie • lot, lootjebillet de quai • perronkaartjebillet circulaire • rondreisbiljetprendre un billet • een kaartje kopen3 billet à ordre • orderbriefje, promessebillet doux, galant • minnebriefje, liefdesbriefje5 〈 figuurlijk, informeel〉 je vous donne, fiche mon billet que 〈+ aantonende wijs〉 • ik geef het u op een briefje datm1) plaatsbewijs, kaartje2) (bank)biljet3) wissel, promesse4) briefje5) aankondiging, kennisgeving6) bewijs, certifikaat7) column -
10 банкнот
ngener. biljet, bankje, bankbiljet, banknoot -
11 билет
ngener. biljet, bon, kaart (железнодорожный, театральный), kaartje (железнодорожный), plaatsbewijs, plaatskaartje, ticket -
12 a crisp pound note
-
13 ballot
n. stembriefje; aantal stemmen; kiesrecht; stemming--------v. stemming; vergrotenballot1[ bælət] 〈 zelfstandig naamwoord〉1 stem(biljet/briefje/balletje)2 stemming ⇒ stemronde; geheime stemming♦voorbeelden:voting by ballot • geheime stemming————————ballot2〈 werkwoord〉♦voorbeelden:ballot the men on the proposal • de mannen over het voorstel laten stemmen -
14 crisp
adj. knapperig; snel--------n. knapperig, krokant--------v. knapperig/ croquant makencrisp1[ krisp] 〈 zelfstandig naamwoord〉♦voorbeelden:¶ burn to a crisp • helemaal verbranden/zwart laten worden————————crisp2〈bijvoeglijk naamwoord; crispness〉3 fris ⇒ helder, opwekkend, verfrissend4 helder ⇒ spits, ter zake, kernachtig5 kroezend ⇒ kroes-, krul-♦voorbeelden:the snow was crisp underfoot • de sneeuw knerpte onder je voeten————————crisp3〈 werkwoord〉1 bros/krokant maken/worden2 sterk (doen) krullen ⇒ (doen) rimpelen, (doen) omkrullen -
15 handbill
-
16 hard currency
-
17 letter of credit
kredietbrief (biljet waarin de bank verplicht een geldelijke lening toe te zeggen) -
18 note
n. aantekening, notitie; noot; toon; opmerking--------v. noteren; opmerkennote1[ noot] 〈 zelfstandig naamwoord〉7 aanzien ⇒ belang, gewicht8 aandacht ⇒ acht, nota♦voorbeelden:1 you must make a mental note to see the dentist tomorrow • je moet niet vergeten morgen naar de tandarts te gaanmake notes • aantekeningen makenmake a note of your expenses • houd bij wat voor onkosten je maakt6 note of carelessness • een zekere achteloosheid, iets van achteloosheidsound/strike a note of warning • een waarschuwend geluid laten horenchange one's note • een toontje lager (gaan) zingen7 of note • van belang, met een reputatie, algemeen bekendtake note of • notitie nemen van, acht slaan op→ right right/————————note2〈 werkwoord〉1 nota nemen van ⇒ aandacht schenken aan, letten op2 (op)merken ⇒ bespeuren, waarnemen3 aandacht vestigen op ⇒ opmerken, melding maken van♦voorbeelden:1 please note that you still have to pay the bill • neemt u er nota van dat u de rekening nog moet voldoen2 you may have noted that I'm a married man now • het zal je wel opgevallen zijn dat ik nu getrouwd ben -
19 ten
adj. tien, 10--------n. tien; tiental; kaart van tien punten; biljet van tien dollar[ ten]♦voorbeelden:I bet you ten to one she'll come • ik wed tien tegen één dat ze komt -
20 accept a bill
een biljet ontvangen [aflossing]
См. также в других словарях:
biljet — bìljet m <G mn bȉljētā> DEFINICIJA reg. 1. cedulja 2. ulaznica 3. vozna karta ETIMOLOGIJA fr. billet … Hrvatski jezični portal
Нидерландский гульден — См. также: Гульден Нидерландский гульден (рус.) Nederlandse gulden (нид.) Netherlands Guilder … Википедия
Daens (film) — Daens. Film poster Directed by Stijn Coninx Produced by Tomas Prinssen Roy R … Wikipedia
Billett — Sn Fahrkarte erw. obs. österr. schwz. (16. Jh.) Entlehnung. Entlehnt zunächst aus frz. billet (de logement) m. Quartierschein (für Soldaten) , dann folgt die Entlehnung der Bedeutungsverzweigung des französischen Wortes; später eingeengt auf… … Etymologisches Wörterbuch der deutschen sprache
biljetarnica — biljetárnica ž DEFINICIJA prodavaonica ulaznica, prijevoznih karata i sl. ETIMOLOGIJA vidi biljet … Hrvatski jezični portal
biljeta — biljéta ž DEFINICIJA pov. poštanska marka u Kneževini Crnoj Gori [biljeta pošte Crne Gore] ETIMOLOGIJA vidi biljet … Hrvatski jezični portal
biljeterka — biljètērka ž <G mn ā/ ī> DEFINICIJA v. biljeter ETIMOLOGIJA vidi biljet … Hrvatski jezični portal
biljeter — biljètēr m <G biljetéra> DEFINICIJA 1. onaj koji prodaje ulaznice na blagajni (za kino, kazalište, sportske susrete i sl.) 2. onaj koji provjerava ulaznice ETIMOLOGIJA vidi biljet … Hrvatski jezični portal
biljeterski — biljèterskī prid. DEFINICIJA koji se odnosi na biljetera SINTAGMA biljeterski boks (biljeterska kabina) kućica u kojoj se nalazi blagajna, usp. biljeter (1) ETIMOLOGIJA vidi biljet … Hrvatski jezični portal