-
21 un auto-camping
un auto-campingkampeerauto, -wagen, camper -
22 voiture d'auto-école
voiture d'auto-école -
23 automobile
automobile [ootommobbiel]〈v.; ook bijvoeglijk naamwoord〉♦voorbeelden:automobile à boîte automatique • automaatf1) auto(mobiel)2) autosport3) autohandel -
24 voiture
voiture [vwaatuur]〈v.〉1 auto ⇒ automobiel, wagen2 voertuig ⇒ rijtuig, wagen, kar♦voorbeelden:voiture de course • raceautovoiture de tourisme • personenautovoiture cellulaire • gevangenwagenvoiture décapotable • cabrioletpetite voiture • invalidenwagenvoiture piégée • autobomvoiture de maître • eigen rijtuigvoiture à bras • handkaren voiture • met de auto3 en voiture! • instappen!→ piedf1) auto2) rijtuig, wagon -
25 conduire
conduire [kõdŵier]♦voorbeelden:II 〈 overgankelijk werkwoord〉1 brengen ⇒ (ge)leiden, begeleiden♦voorbeelden:conduire qn. au désespoir • iemand tot wanhoop brengen♦voorbeelden:1. v1) (auto)rijden2) brengen, begeleiden3) besturen [auto]4) hoeden [kudde]5) mennen [paard]6) geleiden [elektriciteit, warmte]8) leiden, besturen [land, zaak]9) dirigeren2. se conduirev -
26 accrocher
accrocher [aakrosĵee]♦voorbeelden:II 〈 overgankelijk werkwoord〉♦voorbeelden:♦voorbeelden:1. v1) haperen2) vastmaken, vastpennen, ophangen4) licht aanrijden [auto]5) aanklampen, tegenhouden6) bemachtigen, aan de haak slaan2. s'accrocherv2) volharden, doorzetten -
27 braquer
braquer [braakee]II 〈 overgankelijk werkwoord〉♦voorbeelden:3 être braqué contre qn. • een wrok tegen iemand koesteren, vooringenomen zijn tegen iemandêtre braqué contre qc. • vijandig tegenover iets staan1 zich verzetten ⇒ opstuiven, boos worden1. v1) richten (op)2) draaien, keren5) wendbaar zijn [auto]2. se braquer (contre)v -
28 châssis
châssis [sĵaasie]〈m.〉1 raam(werk) ⇒ frame, lijst♦voorbeelden:m1) raamwerk, frame, lijst2) raam, venster3) chassis [auto]4) onderstel5) broeikas6) drukvorm -
29 phare
phare [faar]〈m.〉♦voorbeelden:phare à iode • halogeenstralerphare de recul • achteruitrijlichtphare antibrouillard • mistlamp→ appelm1) koplamp [auto]2) vuurtoren3) lichtbaken -
30 reprise
reprise [rəpriez]〈v.〉1 (het) weer nemen ⇒ herneming, herovering, terugneming, overname♦voorbeelden:à plusieurs reprises • herhaaldelijkf1) (het) weer nemen, herovering2) hervatting3) reparatie4) nieuwe groei5) opleving6) acceleratievermogen [auto]7) ronde [boksen] -
31 autoroutier
autoroutier [ootorroetjee],autoroutière [ootorroetjer]1 van de auto(snel)weg ⇒ op de auto(snel)weg, auto(snel)weg- -
32 adhérence
adhérence [aadeerãs]〈v.〉1 aanhechting ⇒ (het) vastkleven, (het) vastzittenf2) samenhang [materiaal]3) vergroeiing [medisch]4) grip [auto] -
33 aile
aile [el]〈v.〉1 vleugel♦voorbeelden:vouloir voler avant d'avoir des ailes • vliegen willen eer men vleugels heeftf1) vleugel2) molenwiek3) spatbord [auto] -
34 baie
-
35 bougie
-
36 caisse
caisse [kes]〈v.〉1 kist5 bloembak ⇒ broeibak, (broei)kas♦voorbeelden:caisse de crédit • kredietbankcaisse des dépôts et consignations • consignatiekascaisse d'épargne • spaarbank, -kaslivre de caisse • kasboekcaisse de retraite • pensioenfondscaisse de la Sécurité sociale • sociale verzekeringsbankcaisse noire • geheime fondsenfaire sa caisse • de kas opmakenpartir avec la caisse • er met de kas vandoor gaanpasser à la caisse • naar de kas gaan; langs de kassa gaanvous pouvez passer à la caisse ! • u kunt uw laatste loon gaan halen!tenir la caisse • de kas beheren→ bonf1) kist2) kassa, loket3) kast, omhulsel4) carrosserie [auto]5) plantenbak6) klankkast -
37 chausser
chausser [sĵoosee]II 〈 overgankelijk werkwoord〉♦voorbeelden:♦voorbeelden:v1) passen [schoenen]2) aantrekken, aandoen3) opzetten [bril]4) aanaarden [plant]5) van banden voorzien [auto]6) beslaan [paard] -
38 clou
clou [kloe]〈m.〉3 hoogtepunt ⇒ klapstuk, clou♦voorbeelden:clou à tête • spijker met kop2 prendre les clous, traverser dans les clous, aux clous • (de straat) bij de voetgangersoversteekplaats overstekenriver son clou à qn. • iemand de mond snoerença ne vaut pas un clou • dat is geen sikkepitje waard〈 informeel, schertsend〉 des clous! • schrijf dat maar op je buik!maigre comme un clou • zo mager als een lat1. m1) spijker2) hoogtepunt, klapstuk3) steenpuist4) pandjeshuis5) nor2. clousm pl3. des clousinterj -
39 conduite
conduite [kõdŵiet]〈v.〉1 begeleiding ⇒ (het) brengen, (ge)leiding3 leiding ⇒ aanvoering, bevelvoering, (het) dirigeren4 gedrag(slijn) ⇒ houding, handelwijze♦voorbeelden:1 faire la conduite à un ami • met een vriend meegaan, meelopenleçon de conduite • rijlesles règles de la conduite • de verkeersregelsil a une conduite saccadée • hij rijdt met horten en stotencette voiture a la conduite à gauche • in deze auto zit het stuur linksacheter une conduite • zijn leven beterenn'avoir pas de conduite, aucune conduite • zich onbehoorlijk gedragenavoir de la conduite • zich goed gedragenconduite d'eau • waterleidingf1) begeleiding, (het) brengen2) (het) besturen [auto]3) (het) hoeden, mennen4) leiding, bewindvoering7) buis, pijp, leiding -
40 coque
См. также в других словарях:
auto — auto … Dictionnaire des rimes
Auto- — Auto … Deutsch Wörterbuch
auto- — ♦ Élément, du gr. autos « soi même, lui même » : autoanalyse, autodérision. ⊗ CONTR. Hétér(o) ; allo . ● auto Préfixe, du grec autos, soi même, lui même (autodidacte, autodéfense), ou du français automobile (autocar, auto école). auto élément, du … Encyclopédie Universelle
auto — [ oto ] n. f. • 1896; abrév. de automobile, souvent masc. jusqu en 1915 1920 ♦ Automobile. ⇒ voiture(plus cour.). L auto. ⇒ automobile, automobilisme. Le Salon de l auto. Faire le voyage en auto. ♢ Spécialt, cour. Autos électriques des foires.… … Encyclopédie Universelle
Auto de fe — Saltar a navegación, búsqueda Auto de Fe, de Francisco Ricci (1683). Museo del Prado. Los autos de fe fueron una manifestación pública de la Inquisición. Si la sentencia de la Inquisición era condenatoria, implicaba que el co … Wikipedia Español
auto — au‧to [ˈɔːtəʊ ǁ ˈɒːtoʊ] noun 1. [countable] MANUFACTURING another name for Automobile, especially when talking about the car industry: • auto manufacturers • Japan s auto dealerships are controlled by the producers. 2 … Financial and business terms
AUTO DA FÉ — ( Act of Faith ), name given in Portugal to the ceremony of the pronouncing of judicial sentence by the Inquisition and the reconciliation of penitents: the corresponding Spanish form is Auto de Fé, the Italian Atto di Fede, etc. While the… … Encyclopedia of Judaism
auto- — pref. Exprime a noção de próprio, de si próprio, por si próprio. ‣ Etimologia: grego autós, ê, ó, eu mesmo, ele mesmo, mesmo • Nota: É seguido de hífen quando o segundo elemento começa por vogal, h, r ou s (ex.: auto estima, auto hemoterapia … Dicionário da Língua Portuguesa
Auto GP — Категория Одноместная Страна или регион … Википедия
Auto — can be:*The Greek word for self [ [http://www.etymonline.com/index.php?search=auto Online Etymology Dictionary] ] *An automobile *An auto rickshaw *Short for automatic *A brand of car, Auto, from France *A form of Portuguese dramatic play *An… … Wikipedia
auto — sustantivo masculino 1. Uso/registro: restringido. Automóvil: Se ha comprado un auto más potente. Ha dejado el auto en el aparcamiento. 2. Área: derecho Resolución judicial, fundada, que decide sobre cuestiones parciales o secundarias, para las… … Diccionario Salamanca de la Lengua Española