-
61 extraction
n. (het) uittrekken,(het) trekken (van een kies), (het) vertrekken,(het) wegtrekken; afkomst, oorsprong, afstamming[ ikstræksjn]♦voorbeelden:♦voorbeelden: -
62 feel
n. voelen; gevoel; gevoelsorgaan; aanraking--------v. voelen; betasten; aanvoelenfeel1[ fie:l]I 〈telbaar zelfstandig naamwoord; geen meervoud〉2 aanleg ⇒ gevoel, feeling♦voorbeelden:II 〈niet-telbaar zelfstandig naamwoord; the〉2 routine♦voorbeelden:————————feel22 voelen ⇒ gevoel/tastzin hebben♦voorbeelden:1 feel (about) after/for something in one's pockets • in zijn zakken naar iets (rond)tasten/zoeken〈 Amerikaans-Engels〉 feel of • betasten, voelen (aan)3 what do you feel about him • wat vind je van hem?feel strongly about/on something • een uitgesproken mening over iets hebbeneverybody felt for the poor boy • iedereen had te doen met de arme jongenI really felt with John • ik voelde echt mee met JanII 〈 overgankelijk werkwoord〉4 (ge)voelen ⇒ aanvoelen, de indruk krijgen♦voorbeelden:feel the effects of • lijden onder de gevolgen vanmake one's presence felt • zijn aanwezigheid doen gevoelenpoverty made itself felt in the big cities • de armoede werd voelbaar in de grote steden4 a (long-)felt need • een sinds lang gevoelde/reële behoefteI feel it necessary to deny that • ik vind het nodig dat te ontkennen5 it was felt that … • men was de mening toegedaan dat …¶ feel someone out • iemand uithoren/aan de tand voelen2 aanvoelen ⇒ een gevoel geven, voelen♦voorbeelden:feel angry • zich boos (ge)voelen, boos zijnfeel cold/warm • het koud/warm hebbenfeel fine • zich lekker voelenfeel funny • zich raar/niet lekker voelenfeel good • zich goed/fijn voelenfeel hungry • honger/trek hebbenfeel (quite) (like) oneself • zich zelfverzekerd/in goede conditie voelenfeel well • zich goed (ge)voelenI feel like a walk • ik heb zin in een wandelingetjeI really felt out of it/things at that party • ik voelde me niet goed op mijn plaats/niet goed thuis op dat feestjefeel up to one's task • zich tegen zijn taak opgewassen voelenit feels like silk • het voelt zijdeachtig aan -
63 fourth
adj. vierde--------n. vierdefourth1〈 bijwoord〉→ fourthly fourthly/————————fourth2[ fo:θ] 〈 telwoord〉♦voorbeelden:in fourth (gear) • in de vierde (versnelling)〈 Amerikaans-Engels〉 the Fourth (of July) • onafhankelijkheidsdag, de nationale feestdag -
64 friend
n. vriend; bekende; iemand die een ander steunt; iemand die van een ander houdt ( tegengestelde van vijand); Quaker (lid van de Quakerbeweging)[ frend]1 vriend(in) ⇒ kameraad, kennis, collega2 vriend(in) ⇒ voorstander/ster, liefhebber/ster♦voorbeelden:friends in high places • goede relatiesmy learned/honourable friend • geachte collegaafter their quarrel they made friends again • na hun ruzie legden ze het weer bijmake friends with someone • bevriend raken met -
65 goad
n. prikkelen, aansporen--------v. drijven, aanzetten, prikkelengoad1[ good] 〈 zelfstandig naamwoord〉2 prikkel ⇒ stimulans, aansporing————————goad2〈 werkwoord〉♦voorbeelden:he was goaded on by his need for/of drugs • hij werd gedreven door zijn behoefte aan drugshe goaded her into killing her husband • hij bracht haar ertoe haar man te doden -
66 hand
adj. handig, v.d. hand--------n. hand; handschrift; wijzer; 4 inch; kaarten i.d. hand van kaartspeler; arbeider; matroos--------v. aanreiken, doorgeven, geven; helpenhand1[ hænd]1 hand2 voorpoot3 arbeider ⇒ werkman; bemanningslid9 kant ⇒ zijde, richting♦voorbeelden:with bare hands • met de blote handchange hands • van hand verwisselenhold/join hands • (elkaar) de hand gevenread a person's hand • iemand de hand lezenshake someone's hand, shake hands with someone • iemand de hand drukken/geven/schuddenwring one's hands • ten einde raad zijnhands off! • bemoei je er niet mee!hands up! • handen omhoog!close/near at hand • heel dichtbijgo from hand to hand • van hand tot hand gaanAjax has a game in hand • Ajax heeft een wedstrijd minder gespeeldhand in hand • hand in handmake/earn money hand over fist • geld als water verdienenall hands on deck! • alle hens aan dek!be a poor hand at something • geen slag van iets hebbenhave a good/bad/poor hand • goeie/slechte kaarten hebbenoverplay one's hand • te veel wagen, te ver gaanplay into someone's hands • iemand in de kaart spelenshow/reveal one's hand • zijn kaarten op tafel leggenunderplay one's hand • niet het achterste van zijn tong laten zienon the one/other hand • aan de ene/andere kantwait on/serve someone hand and foot • iemand op zijn wenken bedienenbe hand in/and glove with someone • dikke vrienden zijn met iemandthey are hand in glove • ze zijn twee handen op één buikput one's hand in one's pocket • dokkenhave one's hand in the till • de kas lichter makennever do a hand's turn • nooit een vinger uitstekenbe/go hand in hand • samengaanhe has bitten the hand that fed him • hij bevuilde het eigen nestnot do a hand's turn, not lift a hand • geen hand uitstekenforce someone's hand • iemand tot handelen dwingengrease/oil someone's hand • iemand omkopenkeep your hands off! • hou je handen thuis!lay/put one's hand on • de hand weten te leggen oplift/raise a/one's hand to/against someone • iemand bedreigensit on one's hands • niets doenstrengthen one's hand • zijn positie verbeterentake/carry one's life in one's hands • zijn leven riskerenthrow in one's hand • zich gewonnen geventhrow up one's hands, throw one's hands up in the air • het opgevenmy hands are tied • ik ben machteloostip one's hand • zich in de kaart laten kijkenturn/set/put one's hand to something • iets ondernemen〈 eufemistisch〉 where can I wash my hands? • waar is het toilet?wash one's hands of something • zijn handen van iets aftrekkenwin hands down • op één been winnenat the hands of someone, at someone's hands • van(wege)/door iemandsuffer at someone's hands • onder iemands handen lijdenbring up a kitten by hand • een katje met de fles grootbrengenlive from hand to mouth • van de hand in de tand levenhave money in hand • geld ter beschikking hebbencash in hand • contanten in kasthe work is well in hand • het werk schiet goed opwe have plenty of time in hand • we hebben nog tijd genoegthe matter in hand • de lopende zaakhold oneself in hand • zich beheersenbe on hand • beschikbaar zijnrefuse something out of hand • iets botweg weigerenhave someone eating out of one's hand • iemand volledig in zijn macht hebbento hand • bij de hand, dichtbijready to hand • kant-en-klaarcome to hand • in het bezit komenyour letter is to hand • uw brief is aangekomena hand-to-mouth existence • een leven van dag tot dag; 〈 ongeveer〉te veel om dood te gaan, te weinig om van te levenwith one hand (tied) behind one's back • zonder enige moeite(at) first/second hand • uit de eerste/tweede hand2 hulp ⇒ steun, bijstand3 controle ⇒ beheersing, bedwang♦voorbeelden:write a legible hand • een leesbaar handschrift hebbengiven under his hand and seal • door hem eigenhandig geschreven en bezegeld3 have/take the situation well in hand • de toestand goed in handen hebben/nementake in hand • onder handen nemenget out of hand • uit de hand lopenhere's my hand (up)on it! • mijn hand erop!win a woman's hand • de liefde van een vrouw winnentake a hand (in) • een rol spelen (in)he died by his own hand • hij sloeg de hand aan zichzelfget one's hand in at something • iets onder de knie krijgenhave/keep one's hand in • in oefening blijven, bijhouden→ upper upper/1 macht ⇒ beschikking, gezag♦voorbeelden:change hands • in andere handen overgaan/van eigenaar veranderenput/lay (one's) hands on something • de hand leggen op ietsthe matter is completely in your hands now • u hebt de zaak nu volledig in eigen handthe matter is in the hands of the police • de zaak is in handen van de politiethe children are off my hands • de kinderen zijn de deur uittake something off/out of someone's hands • iemand iets uit handen nemenhave something on one's hands • verantwoordelijkheid dragen voor ietshave time on one's hands • tijd zat hebben————————hand2〈 werkwoord〉1 overhandigen ⇒ aanreiken, (aan)geven2 helpen ⇒ een handje helpen, (ge)leiden♦voorbeelden:hand back • teruggevenhand round • ronddelen2 hand someone into/out of a bus • iemand een bus in/uithelpen -
67 hearing
n. gehoor; verhoor[ hiəring]1 gehoor ⇒ hearing, hoorzitting♦voorbeelden:gain/get a hearing with someone • een onderhoud hebben met iemandyou need a second hearing to like this song • dit liedje moet je een tweede keer horen om het te kunnen waarderenhe would not even give us a hearing • hij wilde zelfs niet eens naar ons luisteren1 gehoor♦voorbeelden:2 out of/within hearing (distance) • buiten/binnen gehoorsafstand -
68 hole
n. gat; hol--------v. gaten makenhole1[ hool] 〈 zelfstandig naamwoord〉♦voorbeelden:5 in a hole • in het nauw, in de knel→ square square/————————hole2II 〈 overgankelijk werkwoord〉1 een gat/opening maken in ⇒ doorboren2 in een gat plaatsen/slaan 〈 bijvoorbeeld bal〉 -
69 involve
v. met zich meebrengen; betrekken; er bijhalen; impliceren[ involv]♦voorbeelden:1 whose interests are involved? • om wiens belangen gaat het?the persons involved • de betrokkenendon't get involved in this sordid affair • raak niet betrokken bij dit smerige zaakjebe involved with • een verhouding hebben metlarge sums of money are involved • er zijn grote bedragen mee gemoeidmy new job involves frequent travel • voor mijn nieuwe baan moet ik veel reizen -
70 job opportunity
job opportunity♦voorbeelden: -
71 lemonade
-
72 needn't
-
73 obviate
v. afwenden; voorkomen; uit de weg ruimen[ obvie▪eet]1 ondervangen ⇒ uit de weg ruimen, voorkomen♦voorbeelden: -
74 polish
adj. Pools, betr. Polen--------n. Indo-Europese taal gesproken door inwoners van Polenpolish1[ pollisj] 〈 zelfstandig naamwoord〉2 poetsbeurt ⇒ het polijsten, het oppoetsen♦voorbeelden:————————polish2II 〈 overgankelijk werkwoord〉♦voorbeelden:→ polish off polish off/ -
75 practice
n. praktijk, toepassing--------v. trainen, oefenen, drillen; praktizeren (van een leer of geloof); praktijk doen, in de leer gaanpractice11 praktijk ⇒ toepassing, aanwending2 oefening ⇒ training, ervaring5 uit/beoefening ⇒ het praktiseren, praktijk 〈 van advocaat, arts e.d.〉♦voorbeelden:1 put something in(to) practice • iets ten uitvoer/in praktijk brengenin practice, it doesn't work • in de praktijk werkt het nietyou need more practice • je hebt meer oefening nodigbe out of practice • het verleerd hebben, uit vorm zijn————————practice2〈 werkwoord〉→ practise practise/ -
76 push
n. druk; compressie; aanval; initiatief; hulp--------v. duwen; wegduwen; drukken; initiatief nemen; hasjiesj verkopenpush1[ poesj]1 duw ⇒ stoot, zet, ruk♦voorbeelden:〈voornamelijk Brits-Engels; informeel〉 at a push • als het echt nodig is, in geval van nood2 druk ⇒ nood, crisis♦voorbeelden:1 to get a job like that you need a lot of push • om zo'n baan te krijgen moet je heel wat aankunnen2 if/when it comes/came to the push • als het erop aankomt/aankwam————————push21 duwen ⇒ stoten, schuiven, dringen2 vorderingen maken ⇒ vooruitgaan, doorgaan, verder gaan3 zich (uitermate) inspannen ⇒ doorzettingsvermogen/ondernemingslust hebben♦voorbeelden:2 push ahead/along/forward/on • (rustig) doorgaan/verder gaanpush by/past someone • iemand voorbijdringenpush ahead/along/forward/on with • vooruitgang boeken/opschieten metII 〈 overgankelijk werkwoord〉2 stimuleren ⇒ bevorderen, promoten, voorthelpen, pushen3 druk uitoefenen op ⇒ lastig vallen, aandringen bij♦voorbeelden:1 push the button • op de knop/bel drukkenpush the car • de auto aanduwenpush a door open • een deur openduwenhe pushes the matter too far • hij drijft de zaak te ver doordon't push your sister to take that decision • zet je zus niet aan tot dat besluitpush one's way through a crowd • zich een weg banen door een menigteI pushed myself to do it • ik dwong mezelf het te doen〈informeel; figuurlijk〉 push someone about/around • iemand ruw/slecht behandelen; iemand commanderen, iemand met minachting behandelenthey pushed our work aside • ze schoven ons werk terzijde; 〈 figuurlijk〉 ze gaven ons werk geen kanspush back one's hair • zijn haar naar achteren strijkenpush back the enemy • de vijand terugdringenhe was pushed down • hij werd ondergeduwdpush oneself forward • zich op de voorgrond dringenpush someone forward as a candidate • iemand als kandidaat naar voren schuivenpush over a lady • een dame omverlopenpush over a table • een tafel omgooienthat pushed prices up • dat joeg de prijzen omhoogpush someone into action • iemand tot actie dwingenthe disaster pushed all other news off the front pages • de ramp verdrong al het andere nieuws van de voorpagina'spush one's work onto someone else • zijn werk op iemand anders afschuiven/aan iemand anders opdringenshe pushed him to the verge of suicide • ze dreef hem bijna tot zelfmoordpush oneself • zichzelf promoten, zichzelf weten te verkopen3 don't push your luck (too far)! • stel je geluk niet te veel op de proef!he is pushed (for time/money) • hij heeft bijna geen tijd/geld, hij zit krap (in zijn tijd/geld)he pushed me for money • hij probeerde geld van mij los te krijgen¶ push home • uitvoeren, toedienen, krachtig ondernemen/uiteenzettenthe attack was pushed home with considerable force • de aanval werd met veel kracht uitgevoerd -
77 repair
n. reparatie--------v. reparerenrepair1[ rippeə] 〈 zelfstandig naamwoord〉1 herstelling ⇒ reparatie, herstel♦voorbeelden:in (a) good (state of) repair • in goede toestand, goed onderhoudenbeyond repair • niet te herstellenclosed during repairs • gesloten wegens herstelwerkzaamhedenunder repair • in reparatie————————repair21 hersteld/gemaakt kunnen worden♦voorbeelden:II 〈 overgankelijk werkwoord〉 -
78 rub in
inwrijvenrub in♦voorbeelden: -
79 shakeup
shakeup♦voorbeelden: -
80 such
adj. dergelijk, zulk--------adv. zo--------pron. dergelijke, dergelijkensuch1[ sutsj] 〈bijvoeglijk naamwoord; fungeert als predeterminator in combinatie met onbepaald lidwoord〉♦voorbeelden:such as • zoalsa man such as John • een man als Johnsuch clothes as he would need • de kleren die hij nodig zou hebbenit was such a disaster that … • het werd zo'n mislukking dat …such lovely weather • zulk mooi weerI have accepted his help, such as it is • ik heb zijn hulp aangenomen, ook al is die vrijwel niets waardthe work was brilliant but no-one recognized it as such • het werk was briljant maar niemand erkende het als zodanig4 such a day! • wat een dag!music, and such music! • muziek, en wat voor muziek!such rubbish! • wat een onzin!I've never seen such a thing before • ik heb nog nooit zoiets geziensuch a lot of fun • zoveel pretall such matters • al dergelijke zakengive him Burgundy? I won't give him any such thing! • hem bourgogne geven? Niets daarvan!there's no such thing • iets dergelijks bestaat niet6 at such (and such) a place and at such (and such) a time • op die en die plaats en op dat en dat uur/tijdstip————————such21 zulke ⇒ zo iemand/iets, dergelijke(n), zulks♦voorbeelden:1 his book was not a biography though he called it such • zijn boek was geen biografie hoewel hij het zo noemdesuch was not my intention • dat was niet mijn bedoelinglentils, beans, and such • linzen, bonen, en dergelijke————————such3〈 bijwoord〉♦voorbeelden:it was built such that the walls sloped • het was zodanig gebouwd dat de muren helden
См. также в других словарях:
need — verb. 1. Like dare, need can behave in two ways: as an ordinary verb and as a modal auxiliary verb sharing some of the characteristics of the main modals including can, may, might, should, etc. As an ordinary verb, need is regular and can be… … Modern English usage
need — [nēd] n. [ME nede < OE nied, akin to Ger not, Goth nauths < IE * neuti < base * neu , to collapse with weariness > Welsh newyn, starvation] 1. necessity or obligation created by some situation [no need to worry] 2. a lack of something … English World dictionary
need — n Need, necessity, exigency may all denote either a state or condition requiring something as essential or indispensable or the thing required. Need implies pressure and urgency arising either from external or internal causes or forces; it may… … New Dictionary of Synonyms
Need — (n[=e]d), n. [OE. need, neod, nede, AS. ne[ a]d, n[=y]d; akin to D. nood, G. not, noth, Icel. nau[eth]r, Sw. & Dan. n[ o]d, Goth. nau[thorn]s.] 1. A state that requires supply or relief; pressing occasion for something; necessity; urgent want.… … The Collaborative International Dictionary of English
need — need·ces·si·ty; need·ful·ly; need·ful·ness; need·i·ness; need·less; need·ment; need; need·ful; need·less·ly; need·less·ness; … English syllables
Need To — Single by Korn from the album Korn Released April 8 … Wikipedia
Need To — «Need To» Сингл Korn из альбома Korn Выпущен 1995 Формат CD Записан … Википедия
Need — 〈[ni:d] n. 15; unz.; Psych.〉 Menge aller subjektiven, an der Umwelt orientierten Bedürfnisse [<engl. need „Bedürfnis“] * * * Need [ni:d], das; [s] [engl. need = Bedürfnis] (Psychol.): Gesamtheit der Antriebe, Bedürfnisse, Wünsche u. Haltungen… … Universal-Lexikon
Need — (n[=e]d), v. t. [imp. & p. p. {Needed}; p. pr. & vb. n. {Needing}.] [See {Need}, n. Cf. AS. n[=y]dan to force, Goth. nau[thorn]jan.] To be in want of; to have cause or occasion for; to lack; to require, as supply or relief. [1913 Webster] Other… … The Collaborative International Dictionary of English
need — [n1] want, requirement charge, commitment, committal, compulsion, demand, desideratum, devoir, duty, essential, exigency, extremity, longing, must, obligation, occasion, ought, requisite, right, the urge, urgency, use, weakness, wish; concepts 20 … New thesaurus
need|y — «NEE dee», adjective, need|i|er, need|i|est. not having enough to live on; characterized by poverty or need; very poor: »a needy family, to be in needy circumstances. SYNONYM(S): indigent, destitute, penniless … Useful english dictionary