-
1 dimple
-
2 cleft
adj. gespleten, gekloofd--------n. spleet, barst, scheurcleft1[ kleft] 〈 zelfstandig naamwoord〉————————cleft2♦voorbeelden:¶ be (caught) in a cleft stick • in de knel zitten, in het nauw zitten -
3 dent
n. kuiltje; holte; beschadiging--------v. deukendent1[ dent] 〈 zelfstandig naamwoord〉♦voorbeelden:————————dent2〈 werkwoord〉1 deuken ⇒ een deuk maken/krijgen in -
4 dint
-
5 hole
n. gat; hol--------v. gaten makenhole1[ hool] 〈 zelfstandig naamwoord〉♦voorbeelden:5 in a hole • in het nauw, in de knel→ square square/————————hole2II 〈 overgankelijk werkwoord〉1 een gat/opening maken in ⇒ doorboren2 in een gat plaatsen/slaan 〈 bijvoorbeeld bal〉 -
6 pit
n. kuil; mijn, groeve; parterre--------n. mijn; val; groeve; parterre; kuil; departement in beurs; gevechtsarena--------v. als tegenstander opstellen; kuiltjes/putjes krijgen--------v. van pitten ontdoenpit1[ pit]————————pit2〈 pitted〉1 kuiltjes/putjes krijgenII 〈 overgankelijk werkwoord〉2 kuiltjes/putjes maken in ⇒ met kuiltjes bedekken♦voorbeelden: -
7 crena
n. gleuf, kuiltje -
8 fossula
n. Kleine holte, kuiltje, groefje (bij anatomie) -
9 foveola
n. kleine holte, kuiltje, groefje
Перевод: с английского на нидерландский
с нидерландского на английский- С нидерландского на:
- Английский
- С английского на:
- Нидерландский