-
1 shame
n. schaamte; schande--------v. schamen; schaamte voelen; beschaamd maken; te schande makenshame1[ sjeem]I 〈telbaar zelfstandig naamwoord; alleen enkelvoud〉2 zonde♦voorbeelden:¶ what a shame! • het is een schande!; wat jammer!2 schande ⇒ smaad, vernedering♦voorbeelden:have no shame • geen schaamte kennendon't you feel shame at having told lies? • schaam je je niet dat je leugens verteld hebt?for shame • uit schaamtebe past shame • geen schaamte meer kennenbe dead/lost to shame • alle schaamte verloren hebbencry shame on someone • schande van iemand sprekento my shame • tot mijn (grote) schande〈 tegen spreker〉 shame! • schandalig!, hoe durft u!shame on you! • schaam je!, je moest je schamen!————————shame2〈 werkwoord〉1 beschamen ⇒ beschaamd doen staan/maken♦voorbeelden:she shamed him out of copying his homework • ze maakte hem zo beschaamd, dat hij het huiswerk niet meer durfde overschrijven -
2 ashamed
adj. beschaamd[ əsjeemd]♦voorbeelden:be ashamed for • zich schamen/generen voorbe ashamed of • zich schamen overyou should be ashamed of yourself • je moest je schamen -
3 shamefaced
-
4 be ashamed
v. beschaamd zijn (vb. "Ik voelde me zeer beschaamd over het gedrag en onbeleefdheid van mijn zoon") ; gekweld worden door schuldige gevoelens, spijt voelen (bv. " Was she ashamed for having lied?"); verward zijn (bv. "I was ashamed to ask my father for money") -
5 utterly ashamed
volslagen beschaamd (volkomen beschaamd) -
6 was put to shame
werd beschaamd gemaakt, werd beschaamd; werd in de schaduw gesteld -
7 bashful
-
8 feel small
-
9 feel
n. voelen; gevoel; gevoelsorgaan; aanraking--------v. voelen; betasten; aanvoelenfeel1[ fie:l]I 〈telbaar zelfstandig naamwoord; geen meervoud〉2 aanleg ⇒ gevoel, feeling♦voorbeelden:II 〈niet-telbaar zelfstandig naamwoord; the〉2 routine♦voorbeelden:————————feel22 voelen ⇒ gevoel/tastzin hebben♦voorbeelden:1 feel (about) after/for something in one's pockets • in zijn zakken naar iets (rond)tasten/zoeken〈 Amerikaans-Engels〉 feel of • betasten, voelen (aan)3 what do you feel about him • wat vind je van hem?feel strongly about/on something • een uitgesproken mening over iets hebbeneverybody felt for the poor boy • iedereen had te doen met de arme jongenI really felt with John • ik voelde echt mee met JanII 〈 overgankelijk werkwoord〉4 (ge)voelen ⇒ aanvoelen, de indruk krijgen♦voorbeelden:feel the effects of • lijden onder de gevolgen vanmake one's presence felt • zijn aanwezigheid doen gevoelenpoverty made itself felt in the big cities • de armoede werd voelbaar in de grote steden4 a (long-)felt need • een sinds lang gevoelde/reële behoefteI feel it necessary to deny that • ik vind het nodig dat te ontkennen5 it was felt that … • men was de mening toegedaan dat …¶ feel someone out • iemand uithoren/aan de tand voelen2 aanvoelen ⇒ een gevoel geven, voelen♦voorbeelden:feel angry • zich boos (ge)voelen, boos zijnfeel cold/warm • het koud/warm hebbenfeel fine • zich lekker voelenfeel funny • zich raar/niet lekker voelenfeel good • zich goed/fijn voelenfeel hungry • honger/trek hebbenfeel (quite) (like) oneself • zich zelfverzekerd/in goede conditie voelenfeel well • zich goed (ge)voelenI feel like a walk • ik heb zin in een wandelingetjeI really felt out of it/things at that party • ik voelde me niet goed op mijn plaats/niet goed thuis op dat feestjefeel up to one's task • zich tegen zijn taak opgewassen voelenit feels like silk • het voelt zijdeachtig aan -
10 hangdog
adj. vol schuldgevoelens; afgerosthangdog♦voorbeelden: -
11 put to shame
-
12 she shamed him out of copying his homework
she shamed him out of copying his homeworkze maakte hem zo beschaamd, dat hij het huiswerk niet meer durfde overschrijvenEnglish-Dutch dictionary > she shamed him out of copying his homework
-
13 abashed
adj. beschaamd, genant; verbijsterd -
14 ablush
adj. blozend; beschaamd -
15 ashamedly
adv. geschaamd; beschaamd -
16 bashfully
adv. verlegen, beschaamd -
17 discredited
adj. beschaamd, in diskrediet gebracht, te schande gemaakt; oneerlijk in opspraak gebracht -
18 embarrassedly
adv. beschaamd, verlegen -
19 feeling ashamed
zich beschaamd voelen -
20 shamefacedly
adv. beschaamd; beschroomd
См. также в других словарях:
beschaamd — syen … Woordenlijst Sranan
Schämen — 1. Besser geschämt als gegrämt. Es ist nicht immer eine Schande, der Gefahr auszuweichen. Böhm.: Lépe se jednou zardíti (studem), nežli stokrát blednouti (strachem). – Lépe se krátce stydĕti, než dlouho želeti. (Čelakovsky, 27.) Lat.: Bona… … Deutsches Sprichwörter-Lexikon
Bettler — 1. Am Tag ein Bettler, zu Nachts ein Dieb. – Sailer, 199; Simrock, 1032. 2. An ringen Bedler, thiar egh ian dör amgungkân. (Nordfries.) – Firmenich, III, 5, 65. Ein schlechter Bettler, der nicht eine Thür umgehen, meiden kann. 3. Au der mis… … Deutsches Sprichwörter-Lexikon