-
1 feel
n. voelen; gevoel; gevoelsorgaan; aanraking--------v. voelen; betasten; aanvoelenfeel1[ fie:l]I 〈telbaar zelfstandig naamwoord; geen meervoud〉2 aanleg ⇒ gevoel, feeling♦voorbeelden:II 〈niet-telbaar zelfstandig naamwoord; the〉2 routine♦voorbeelden:————————feel22 voelen ⇒ gevoel/tastzin hebben♦voorbeelden:1 feel (about) after/for something in one's pockets • in zijn zakken naar iets (rond)tasten/zoeken〈 Amerikaans-Engels〉 feel of • betasten, voelen (aan)3 what do you feel about him • wat vind je van hem?feel strongly about/on something • een uitgesproken mening over iets hebbeneverybody felt for the poor boy • iedereen had te doen met de arme jongenI really felt with John • ik voelde echt mee met JanII 〈 overgankelijk werkwoord〉4 (ge)voelen ⇒ aanvoelen, de indruk krijgen♦voorbeelden:feel the effects of • lijden onder de gevolgen vanmake one's presence felt • zijn aanwezigheid doen gevoelenpoverty made itself felt in the big cities • de armoede werd voelbaar in de grote steden4 a (long-)felt need • een sinds lang gevoelde/reële behoefteI feel it necessary to deny that • ik vind het nodig dat te ontkennen5 it was felt that … • men was de mening toegedaan dat …¶ feel someone out • iemand uithoren/aan de tand voelen2 aanvoelen ⇒ een gevoel geven, voelen♦voorbeelden:feel angry • zich boos (ge)voelen, boos zijnfeel cold/warm • het koud/warm hebbenfeel fine • zich lekker voelenfeel funny • zich raar/niet lekker voelenfeel good • zich goed/fijn voelenfeel hungry • honger/trek hebbenfeel (quite) (like) oneself • zich zelfverzekerd/in goede conditie voelenfeel well • zich goed (ge)voelenI feel like a walk • ik heb zin in een wandelingetjeI really felt out of it/things at that party • ik voelde me niet goed op mijn plaats/niet goed thuis op dat feestjefeel up to one's task • zich tegen zijn taak opgewassen voelenit feels like silk • het voelt zijdeachtig aan -
2 paw
n. klauw, poot (van een dier)--------v. betasten, ruw beetpakken, met een hoef over de grond schrapen (paard)paw1[ po:] 〈 zelfstandig naamwoord〉————————paw21 krabben2 onhandig/ruw rondtasten♦voorbeelden:II 〈 overgankelijk werkwoord〉♦voorbeelden: -
3 grope
v. tasten, rondtasten; onzeker naar een antwoord zoeken; betastengrope1[ groop] 〈 zelfstandig naamwoord〉————————grope2♦voorbeelden:II 〈 overgankelijk werkwoord〉♦voorbeelden: -
4 touch up
v. vluchtig aaien (i.h.b. de borst), betasten, lastig vallen; opvrijen -
5 feel of
feel ofbetasten, voelen (aan) -
6 feel up
feel upbetasten, strelen 〈 geslachtsdelen〉 -
7 finger
n. vinger; (computers - internet) een opdracht dat het mogelijk maakt het e-mail adres van iemand te vinden--------v. aanraken; stelen; bespelen; "vingeren" (in muziek)finger1[ finggə] 〈 zelfstandig naamwoord〉1 vinger♦voorbeelden:1 index/middle/ring/little finger • wijsvinger/middelvinger/ringvinger/pinkbe all fingers and thumbs • twee erhanden hebben, erg onhandig zijnburn one's fingers, get one's fingers 〈 Brits-Engels〉 burnt/ 〈 Amerikaans-Engels〉 burned • zijn/zich de vingers branden〈Brits-Engels; informeel〉 get/pull/take your finger out! • laat je handen eens wapperen!〈Amerikaans-Engels; slang〉 give someone the finger • de middelvinger opsteken naar iemand 〈 met de betekenis dat de ander dood kan vallen〉〈 informeel〉 not be able to put/lay one's finger on something • iets niet kunnen plaatsen/kunnen begrijpen/precies kunnen aangevennever/not lay a finger on • met geen vinger aanrakennot lift/move/raise/stir a finger • geen vinger uitstekenpoint the finger at someone • iemand beschuldigen〈 informeel〉 twist/wind someone round one's (little) finger • iemand om zijn/haar vinger winden→ green green/————————finger2〈 werkwoord〉1 betasten ⇒ (met de vingers) aanraken, (be)vingeren♦voorbeelden:1 he was fingering a piece of string • hij zat te spelen/friemelen met een stukje touw -
8 fingering
n. vingerzetting (muziek); aanraking; stelen[ finggring] -
9 handle
n. handvat; titel; bijnaam; (in computers) specifiek identifikatieteken dat aan een bestand wordt gegeven waardoor toegang aan een programma wordt verleend--------v. aanraken; bevoelen; zorgen voor; handelen in-handle1[ hændl] 〈 zelfstandig naamwoord〉1 handvat ⇒ hendel, steel2 knop ⇒ kruk, k3 gevest ⇒ heft, greep♦voorbeelden:get a handle on something • greep krijgen op iets, iets onder de knie krijgendon't give your enemies a handle against you • laat je vijanden geen vat op je krijgen————————handle2♦voorbeelden:II 〈 overgankelijk werkwoord〉2 hanteren ⇒ bedienen, manipuleren♦voorbeelden:6 can he handle that situation? • kan hij die situatie aan? -
10 interfere with
-
11 palpate
v. palperen; voelen -
12 paw at
paw at -
13 palpatory
adj. betastbaar, te betasten (betrekking hebbende op onderzoek van ziekte door arts)
См. также в других словарях:
Betasten — Betasten, verb. reg. act. oft und viel an etwas tasten oder greifen. Laban aber betastete die ganze Hütte und fand nichts, 1 Mos. 31. S. Tasten. In der niedrigern Sprechart betappen, auf eine ungeschickte Art betasten … Grammatisch-kritisches Wörterbuch der Hochdeutschen Mundart
betasten — ↑palpieren … Das große Fremdwörterbuch
betasten — V. (Oberstufe) jmdn. oder etw. vorsichtig mit den Fingerspitzen berühren, um etw. herauszufinden Synonym: abtasten Beispiele: Der Arzt betastete vorsichtig den Hals, um festzustellen, ob die Lymphknoten geschwollen sind. Zuerst betastete er den… … Extremes Deutsch
betasten — berühren; tangieren; anfassen * * * be|tạs|ten 〈V. tr.; hat〉 mit den Fingern befühlen, prüfend, forschend berühren ● das Betasten der Waren ist verboten * * * be|tạs|ten <sw. V.; hat: mit der Absicht, die Beschaffenheit von etw.… … Universal-Lexikon
betasten — abfingern, abtasten, anfassen, anfühlen, anrühren, befühlen, berühren, nesteln; (ugs.): befingern, befummeln, begrapschen, bekrabbeln, betatschen, fummeln, herumfingern, hinlangen; (landsch.): angreifen, anlangen, befassen, begreifen. * * *… … Das Wörterbuch der Synonyme
betasten — be·tạs·ten; betastete, hat betastet; [Vt] jemanden / etwas betasten jemanden / etwas mit den Fingern berühren (meist zum Zweck einer Untersuchung): Vorsichtig betastete der Arzt das gebrochene Gelenk … Langenscheidt Großwörterbuch Deutsch als Fremdsprache
betasten — betastentr jdsGesinnungprüfen;jnausfragen,verhören.DerBetreffendewirdseelischmalhier,maldaberührt.1900ff … Wörterbuch der deutschen Umgangssprache
betasten — betaaste, tätsche … Kölsch Dialekt Lexikon
betasten — be|tạs|ten … Die deutsche Rechtschreibung
betasten — fasfasi … Woordenlijst Sranan
betalpschen — betasten … Berlinerische Deutsch Wörterbuch