-
21 extract
n. samenvatting; uittreksel; versie--------v. uittrekken; bevrijdenextract1[ ekstrækt]1 passage ⇒ fragment, uittreksel♦voorbeelden:1 extract ⇒ aftreksel, afkooksel♦voorbeelden:————————extract2♦voorbeelden:extract pleasure from something • plezier in iets vindenextract a tooth • een kies trekken -
22 gain time
-
23 hand
adj. handig, v.d. hand--------n. hand; handschrift; wijzer; 4 inch; kaarten i.d. hand van kaartspeler; arbeider; matroos--------v. aanreiken, doorgeven, geven; helpenhand1[ hænd]1 hand2 voorpoot3 arbeider ⇒ werkman; bemanningslid9 kant ⇒ zijde, richting♦voorbeelden:with bare hands • met de blote handchange hands • van hand verwisselenhold/join hands • (elkaar) de hand gevenread a person's hand • iemand de hand lezenshake someone's hand, shake hands with someone • iemand de hand drukken/geven/schuddenwring one's hands • ten einde raad zijnhands off! • bemoei je er niet mee!hands up! • handen omhoog!close/near at hand • heel dichtbijgo from hand to hand • van hand tot hand gaanAjax has a game in hand • Ajax heeft een wedstrijd minder gespeeldhand in hand • hand in handmake/earn money hand over fist • geld als water verdienenall hands on deck! • alle hens aan dek!be a poor hand at something • geen slag van iets hebbenhave a good/bad/poor hand • goeie/slechte kaarten hebbenoverplay one's hand • te veel wagen, te ver gaanplay into someone's hands • iemand in de kaart spelenshow/reveal one's hand • zijn kaarten op tafel leggenunderplay one's hand • niet het achterste van zijn tong laten zienon the one/other hand • aan de ene/andere kantwait on/serve someone hand and foot • iemand op zijn wenken bedienenbe hand in/and glove with someone • dikke vrienden zijn met iemandthey are hand in glove • ze zijn twee handen op één buikput one's hand in one's pocket • dokkenhave one's hand in the till • de kas lichter makennever do a hand's turn • nooit een vinger uitstekenbe/go hand in hand • samengaanhe has bitten the hand that fed him • hij bevuilde het eigen nestnot do a hand's turn, not lift a hand • geen hand uitstekenforce someone's hand • iemand tot handelen dwingengrease/oil someone's hand • iemand omkopenkeep your hands off! • hou je handen thuis!lay/put one's hand on • de hand weten te leggen oplift/raise a/one's hand to/against someone • iemand bedreigensit on one's hands • niets doenstrengthen one's hand • zijn positie verbeterentake/carry one's life in one's hands • zijn leven riskerenthrow in one's hand • zich gewonnen geventhrow up one's hands, throw one's hands up in the air • het opgevenmy hands are tied • ik ben machteloostip one's hand • zich in de kaart laten kijkenturn/set/put one's hand to something • iets ondernemen〈 eufemistisch〉 where can I wash my hands? • waar is het toilet?wash one's hands of something • zijn handen van iets aftrekkenwin hands down • op één been winnenat the hands of someone, at someone's hands • van(wege)/door iemandsuffer at someone's hands • onder iemands handen lijdenbring up a kitten by hand • een katje met de fles grootbrengenlive from hand to mouth • van de hand in de tand levenhave money in hand • geld ter beschikking hebbencash in hand • contanten in kasthe work is well in hand • het werk schiet goed opwe have plenty of time in hand • we hebben nog tijd genoegthe matter in hand • de lopende zaakhold oneself in hand • zich beheersenbe on hand • beschikbaar zijnrefuse something out of hand • iets botweg weigerenhave someone eating out of one's hand • iemand volledig in zijn macht hebbento hand • bij de hand, dichtbijready to hand • kant-en-klaarcome to hand • in het bezit komenyour letter is to hand • uw brief is aangekomena hand-to-mouth existence • een leven van dag tot dag; 〈 ongeveer〉te veel om dood te gaan, te weinig om van te levenwith one hand (tied) behind one's back • zonder enige moeite(at) first/second hand • uit de eerste/tweede hand2 hulp ⇒ steun, bijstand3 controle ⇒ beheersing, bedwang♦voorbeelden:write a legible hand • een leesbaar handschrift hebbengiven under his hand and seal • door hem eigenhandig geschreven en bezegeld3 have/take the situation well in hand • de toestand goed in handen hebben/nementake in hand • onder handen nemenget out of hand • uit de hand lopenhere's my hand (up)on it! • mijn hand erop!win a woman's hand • de liefde van een vrouw winnentake a hand (in) • een rol spelen (in)he died by his own hand • hij sloeg de hand aan zichzelfget one's hand in at something • iets onder de knie krijgenhave/keep one's hand in • in oefening blijven, bijhouden→ upper upper/1 macht ⇒ beschikking, gezag♦voorbeelden:change hands • in andere handen overgaan/van eigenaar veranderenput/lay (one's) hands on something • de hand leggen op ietsthe matter is completely in your hands now • u hebt de zaak nu volledig in eigen handthe matter is in the hands of the police • de zaak is in handen van de politiethe children are off my hands • de kinderen zijn de deur uittake something off/out of someone's hands • iemand iets uit handen nemenhave something on one's hands • verantwoordelijkheid dragen voor ietshave time on one's hands • tijd zat hebben————————hand2〈 werkwoord〉1 overhandigen ⇒ aanreiken, (aan)geven2 helpen ⇒ een handje helpen, (ge)leiden♦voorbeelden:hand back • teruggevenhand round • ronddelen2 hand someone into/out of a bus • iemand een bus in/uithelpen -
24 keen
adj. scherp; snijdend; helder; doordringend; oplettend; intens; enthousiast; ergens "gek" op zijn--------n. klacht--------v. klagen[ kie:n] 〈 keenness〉1 scherp 〈 ook figuurlijk〉 ⇒ bijtend, fel, hevig 〈 van wind, vorst e.d.; ook van strijd, concurrentie〉3 vurig ⇒ enthousiast, ijverig, intens♦voorbeelden:his keen sarcasm • zijn bijtend sarcasmethere was a keen wind blowing • er woei een ijskoude/felle windkeen sight • scherp gezichtsvermogena keen interest in • een levendige belangstelling voorSylvia is always keen to win • Sylvia wil altijd winnenJeremy wants to move but his wife is not keen • Jeremy wil verhuizen maar z'n vrouw heeft er geen zin inkeen on • gespitst op, gebrand ophe is keen on winning • hij wil dolgraag winnen -
25 nose out
nose out -
26 outpoint
v. op punten winnen; winnen door meer puntenoutpoint -
27 outrival
-
28 point
n. punt (ook in computers); scherpe punt; essentie; bedoeling; zaak; (in computers) punt, een maat die gebruikt wordt bij het bepalen van de omvang van lettertypes--------v. aanwijzen; opmerken; slijpen; richtenpoint16 zin ⇒ bedoeling, effect♦voorbeelden:2 win/be beaten/lose on points • op punten winnen/verliezenscore a point/points off/over someone • het van iemand winnen 〈 in woordenstrijd〉; iemand van repliek dienento sail round the point • om de kaap varenat the point of a gun/at gun point • onder bedreiging van een geweerpoint of order • punt van orde, opmerking met betrekking tot de gang van zakenthe main point • de hoofdzaaklabour a point • in details tredenpursue the point • er verder op ingaanat all points • in alle opzichten8 point of departure • punt/tijdstip van vertrekthe point of the joke • de clou van de grappoint of view • gezichtspunt, standpuntwhen it came to the point • toen puntje bij paaltje kwamcome/get to the point • ter zake komenyou have a point there • daar heb je gelijk inI always make a point of being in time • ik zorg er altijd voor op tijd te zijnI take your point, point taken • ik begrijp wat je bedoeltat the point of death • op het randje van de doodthat's beside the point • dat heeft er niets mee te makenoff/away from the point • niet ter zake, niet relevanton the point of • op het punt vanthat's (not) to the point • dat is (ir)relevantup to a (certain) point • tot op zekere hoogte¶ in point of fact • in feite/werkelijkheid; bovendien, zelfscome to/make a point • 〈 van jachthond〉aangeven, (muurvast) staan 〈 bij schuilplaats van opgejaagd wild〉→ fine fine/————————point2♦voorbeelden:2 point to something • ergens naar wijzen, iets suggereren, iets bewijzenII 〈 overgankelijk werkwoord〉1 in een punt maken ⇒ scherp/spits maken♦voorbeelden:2 〈 figuurlijk〉 point a finger (of scorn) at someone • iemand in het openbaar beschuldigen/aanvallenpoint out a mistake • een fout aanwijzen/onder de aandacht brengen→ point out point out/ -
29 romp
n. stoeipartij--------v. stoeien, dartelen; met gemak winnenromp1[ romp] 〈 zelfstandig naamwoord〉————————romp2〈 werkwoord〉1 stoeien♦voorbeelden:romp through an exam • met gemak voor een examen slagen -
30 score
n. resultaat; puntenstelsel; winstpunt; rangschikking; tientallig; schuld; rekening; partituur; aantekening; spleet, snee--------v. bereiken, winnen, hoog scoren; hoge punten krijgen; aantekenen; spleet, sneescore1[ sko:] 〈 zelfstandig naamwoord〉1 stand ⇒ puntentotaal, score3 getrokken/ingesneden lijn ⇒ kerf, kras; striem, schram; lijn6 grief7 onderwerp ⇒ thema, punt♦voorbeelden:1 what is the score? • hoeveel staat het?keep (the) score • de stand bijhoudenlevel the score • gelijkmakenon the score of • vanwegeon that score • daaromrun up a score • in de schulden rakenon this/that score • wat dit/dat betreft————————score23 succes hebben/boeken♦voorbeelden:¶ 〈 informeel〉 score off/against/over someone • iemand aftroeven; iemand de grond in trappen 〈 in debat〉; iemand voor gek zettenII 〈 overgankelijk werkwoord〉1 lijn(en) trekken/krassen ⇒ (in)kerven; schrammen6 een score/puntentotaal halen van 〈 bijvoorbeeld in test〉♦voorbeelden:2 score something (up) against/to someone • iets op iemands rekening schrijven 〈 ook figuurlijk〉; iemand iets aanrekenen -
31 temporize
v. proberen tot een compromis te komen, schipperen; tijd proberen te winnen, dralentemporize, temporise[ tempərajz]1 temporiseren ⇒ proberen tijd te winnen, een slag om de arm houden -
32 win hands down
-
33 loose the battle but win the war
de strijd verliezen maar de oorlog winnen; wie het laatst lacht, lacht het best; op het laatst winnen -
34 outscore
v. Door meer punten winnen; punten winnen -
35 win gold
goud winnen (een gouden medaille winnen) -
36 remonter
remonter [rəmõtee]1 (weer) naar boven, omhoog gaan ⇒ (weer) stijgen2 teruggaan (naar) ⇒ teruggaan (tot, op), terugkomen (naar)♦voorbeelden:remonter dans le temps • in het verleden teruggaan→ actionII 〈 overgankelijk werkwoord〉1 opgaan ⇒ teruggaan naar, weer naar boven gaan2 weer naar boven brengen ⇒ ophijsen, ophalen♦voorbeelden:remonter une rivière • stroomopwaarts gaan, varenremonter une rue • een straat inlopen→ moralv1) weer omhoog gaan, stijgen3) weer naar boven brengen/halen5) opmonteren6) aanvullen7) ophogen [muur]9) opwinden [klok] -
37 remporter
-
38 tableau
tableau [taabloo]〈m.〉4 bord ⇒ aanplakbord, schoolbord6 lijst ⇒ tabel, overzicht♦voorbeelden:tableau noir • (school)bordaller, passer au tableau • voor het bord komen, een beurt krijgen5 tableau de bord • dashboard, instrumentenbordtableau de commande • bedieningspaneeltableau de distribution • schakelbordtableau indicateur • nummerbordtableau horaire • dienstregelingpour achever le tableau • tot overmaat van rampgagner sur tous les tableaux, sur les deux tableaux • op alle fronten winnen, zeker winnenmiser sur tous les tableaux, sur les deux tableaux • op safe spelen; op twee paarden wedden 〈 figuurlijk〉→ ombrem1) schilderij2) tafereel3) rooster4) tabel, overzicht6) schoolbord -
39 temporiser
-
40 capter
capter [kaaptee]〈 werkwoord〉1 opvangen2 weten te winnen ⇒ door list verkrijgen, inpalmen♦voorbeelden:capter les eaux d'une rivière • het water van een rivier afleidencapter une émission • een uitzending oppikken
См. также в других словарях:
Winnen — Winnen … Wikipédia en Français
Winnen — Winnen, verb. irregul. act. das für sich allein im Hochdeutschen veraltete Stammwort, für gewinnen, welches noch im Niederdeutschen üblich ist. S. Gewinnen, Erwinden und Überwinden … Grammatisch-kritisches Wörterbuch der Hochdeutschen Mundart
Winnen — Wappen Deutschlandkarte … Deutsch Wikipedia
Winnen — Infobox Ort in Deutschland image photo = Wappen = Wappen winnen ww.gif lat deg = 50 |lat min = 34 |lat sec = 24 lon deg = 8 |lon min = 0 |lon sec = 42 Lageplan = Winnen im Westerwaldkreis.png Bundesland = Rheinland Pfalz Landkreis =… … Wikipedia
Winnen — Original name in latin Winnen Name in other language State code DE Continent/City Europe/Berlin longitude 50.58333 latitude 8.01667 altitude 469 Population 465 Date 2011 04 25 … Cities with a population over 1000 database
Winnen — * Mir ist wunn1 und wehe. – Eiselein, 644. 1) Von winnen = leiden? … Deutsches Sprichwörter-Lexikon
Winnen (Begriffsklärung) — Winnen ist der Name folgender Ort: Ortsgemeinde im Westerwaldkreis, siehe Winnen Ortsteil von Allendorf (Lumda), siehe Winnen (Allendorf/Lumda) Ortsteil von Kirchsahr Winnen ist der Name folgender Personen: Gerit Winnen (* 1974), deutscher… … Deutsch Wikipedia
Winnen — 1. Patronymische Bildung (schwacher Genitiv) zu Winne (1.). 2. Herkunftsname zu dem gleich lautenden Ortsnamen (Hessen, Rheinland Pfalz) … Wörterbuch der deutschen familiennamen
winnen — wini … Woordenlijst Sranan
Peter Winnen — Peter Johannes Gertrudis Winnen (* 5. September 1957 in Venray) ist ein ehemaliger niederländischer Radprofi (1980 bis 1991) und heutiger Journalist und Buchautor. Inhaltsverzeichnis 1 Radsport Karriere 2 Journalist und Autor 3 Schriften … Deutsch Wikipedia
Peter Winnen — Infobox Cyclist ridername = Peter Winnen fullname = Peter Winnen nickname = dateofbirth = birth date and age|1957|9|5 country = NED height = weight = currentteam = Retired discipline = Road role = Rider ridertype = amateurteams = amateuryears =… … Wikipedia