-
1 резвиться
stoeien, dartelen -
2 шалить
stoeien, dartelen -
3 dally
v. stoeien, rondlummelen; beuzelen, talmen; spelen met een idee[ dælie] 〈 dallied〉1 lanterfanten ⇒ (rond)lummelen, klungelen♦voorbeelden:dally with someone's affections • met iemand flirten -
4 kick around
doelloos rondlopenkick around2 in leven zijn ⇒ bestaan, rondhollenII 〈 overgankelijk werkwoord〉♦voorbeelden:III 〈werkwoord + voorzetsel〉 -
5 romp
n. stoeipartij--------v. stoeien, dartelen; met gemak winnenromp1[ romp] 〈 zelfstandig naamwoord〉————————romp2〈 werkwoord〉1 stoeien♦voorbeelden:romp through an exam • met gemak voor een examen slagen -
6 skylark
-
7 tummeln
tummeln -
8 баловаться
-
9 возиться
vgener. sukkelen, tobben, ravotten, stoeien -
10 шалить
vgener. dartelen, kattekwaad uithalen, ravotten, robbedoezen, stoeien -
11 dalliance with revolutionary theories
English-Dutch dictionary > dalliance with revolutionary theories
-
12 dalliance
-
13 dally with
dally with -
14 frolic
n. pret, plezier maken; ondeugd uithalen--------v. (rond)dartelen, rondhossen; pret/plezier makenfrolic1[ frollik] 〈 zelfstandig naamwoord〉1 pret ⇒ lol, gekheid♦voorbeelden:————————frolic2〈werkwoord; frolicked〉2 pret/plezier maken -
15 horse about
-
16 kick the idea around
-
17 play about/around
play about/around -
18 play
n. toneelstuk; spel; speeltuig; lach; humor--------v. spelen; voordragen; spelen ( muziek)play1[ plee] 〈 zelfstandig naamwoord〉3 spel4 actie ⇒ activiteit, beweging♦voorbeelden:〈Amerikaans-Engels; voornamelijk sport〉 set play • ingestudeerd(e) spel(patroon)/manoeuvreallow/give full/free play to something • iets vrij spel latenthere's too much play in the rope • het touw heeft te veel spelingbring/call into play • erbij betrekkencome into play • mee gaan spelen¶ make great play about/of • erg de nadruk leggen op, sterk benadrukken————————play21 spelen♦voorbeelden:play dead • doen alsof men dood isplay on • doorspelenplay at soldiers/hide-and-seek • soldaatje/verstoppertje spelen〈 figuurlijk〉 play at something • iets niet ernstig nemen, iets doen voor de pretplay down to someone • zich aan iemand aanpassen〈 informeel〉 what on earth are you playing at? • wat heeft dit allemaal te betekenen?play (up)on someone's feelings • op iemands gevoelens werkenII 〈 overgankelijk werkwoord〉♦voorbeelden:play back a tape • een band afspelen/weergevenhe played his last dollar • hij zette zijn laatste dollar inplay someone along • iemand aan het lijntje houdenplay something down • iets bagatelliseren -
19 the little boys were having a frolic
English-Dutch dictionary > the little boys were having a frolic
-
20 tousle
v. in wanorde brengen, verfomfaaien; verfrommelen; stoeien met[ tauzl]
Страницы
- 1
- 2