-
1 bet.
weddenschap; meningbet. (between) -
2 wet bargain
weddenschap om glaasje drank -
3 wager
n. weddenschap--------v. wedden, oorlog voerenwager1♦voorbeelden:————————wager2〈 formeel〉II 〈 overgankelijk werkwoord〉1 verwedden ⇒ wedden (om/met), op het spel zetten♦voorbeelden: -
4 safe bet
veilige weddenschap (weddenschap zonder risico's, weddenschap waarvan de uitslag van tevoren bekend is) -
5 ante
n. geld ingezet bij een weddenschap--------pref. voor; pre---------v. wedden; zijn bijdrage betalenante1[ æntie-] 〈zelfstandig naamwoord; meestal enkelvoud〉————————ante2〈 werkwoord〉 〈Amerikaans-Engels; informeel〉 -
6 be on
7 op het programma staan ⇒ gegeven/vertoond/opgevoerd worden, op de radio/tv zijn♦voorbeelden:the match is on • de wedstrijd is bezigthe water's on again • er is weer waterbe on with something new • met iets nieuws bezig zijn2 ‘I want to put five pounds on Little Red Riding Hood’ ‘Right, Sir, you are on’ • ‘Ik wil vijf pond zetten op Roodkapje’ ‘Voor mekaar/u staat genoteerd, meneer’ 〈bij weddenschap; eigenlijk ‘u doet mee’〉it was well on into the night • het was al diep in de nacht5 that's not on! • dat doe je niet!7 what's on at the Plaza tonight? • wat draait er vanavond in de Plaza?¶ 〈 informeel〉 be on about something • 〈 algemeen〉 het hebben over iets; 〈 pejoratief〉 altijd maar zeuren over iets〈 informeel〉 be on at/to someone • iemand aan z'n kop/hoofd zeuren〈 informeel〉 be on to someone • even/eens praten met iemand; weten wat voor vlees men in de kuip heeft〈 informeel〉 be on to something • iets in de gaten/de smiezen hebbenII 〈werkwoord + voorzetsel〉♦voorbeelden: -
7 bet
n. wedden--------v. weddenbet1[ bet] 〈 zelfstandig naamwoord〉2 inzet3 iets waarop men wedt ⇒ kans, keuze4 mening♦voorbeelden:lay/make/place a bet (on something) • wedden (op iets)what's the bet he doesn't do it • wedden dat hij het niet doet4 my bet is that he won't win • ik wed/durf erop te wedden dat hij niet wint————————bet2〈werkwoord; betted of ook bet, bet〉♦voorbeelden:‘I reckon he'll do it’ ‘you bet (he will)!’ • ‘volgens mij doet hij het’ ‘nou en of/uiteraard!’‘John's quite happy about the result’ ‘I bet he is’ • ‘John is best tevreden over het resultaat’ ‘dat kan ik me voorstellen’‘perhaps I'll go after all’ ‘I bet you will’ • ‘misschien ga ik toch’ ‘ja, ja, dat wil ik weleens zien’ -
8 double
adj. dubbel; tweepersoons--------adv. dubbel--------n. dubbele; dubbelganger; scherpe vouw--------v. (zich) verdubbelen, dubbelvouwen; zich omwenden; doublerendouble1[ dubl] 〈 zelfstandig naamwoord〉2 het dubbele ⇒ dubbele (hoeveelheid/snelheid e.d.)5 〈 benaming voor〉 verdubbeling 〈 van score, bord, inzet enz. in diverse sporten〉 ⇒ 〈 bridge〉 doublet; 〈 darts〉 worp in de dubbelring; 〈 honkbal〉 tweehonkslag; 〈 paardenrennen〉 weddenschap op de dubbel♦voorbeelden:〈 sport〉 win the double • een dubbelslag slaan 〈 in voetbal bijvoorbeeld beker en kampioenschap winnen〉————————double21 dubbel ⇒ tweemaal (zo groot/veel/enz.), dubbeldik; dubbelgevouwen, dubbelgebogen; tweedelig; voor twee2 oneerlijk ⇒ dubbelhartig, vals♦voorbeelden:double bed/room • tweepersoonsbed/kamerdouble CD • dubbel-cddouble chin • onderkin, dubbele kindouble feature • bioscoopvoorstelling met twee hoofdfilmsdouble glazing/windows • dubbele beglazing/ramendouble meaning • dubbele/ambigue betekenis2 double agent • dubbelagent/spiondouble life • dubbelleven————————double31 (zich) verdubbelen ⇒ doubleren, tweemaal zo groot/veel worden3 een dubbele rol/functie spelen/hebben♦voorbeelden:II 〈 overgankelijk werkwoord〉1 verdubbelen ⇒ doubleren, tweemaal zo groot maken3 spelen ⇒ doubleren, tijdelijk overnemen♦voorbeelden:he doubled his fists • hij balde zijn vuisten————————double4〈 bijwoord〉1 dubbel ⇒ tweemaal (zoveel als); in tweeën; samen, in groepjes van twee♦voorbeelden:cost double • tweemaal zoveel kostensee double • dubbel ziensleep double • met zijn tweeën in één bed slapen -
9 even money
-
10 even
adj. gelijk; effen; even; parallel; quitte; zelfs; precies; kalm, niet snel te irriteren of boos te maken; deelbaar door twee, precies door twee te delen (Wiskunde)--------adv. zelfs--------v. plat maken, recht maken; gelijk makeneven1[ ie:vn] 〈bijvoeglijk naamwoord; evenness〉1 vlak ⇒ gelijk, glad2 gelijkmatig ⇒ kalm, onveranderlijk3 even5 eerlijk♦voorbeelden:2 even breathing • rustige/regelmatige ademhalingan even temper • een evenwichtig humeuran even temperature • een gelijkmatige temperatuureven odds • gelijke kansenbe/get even with someone • 't iemand betaald zettenfirst I was losing, now we're even again • eerst verloor ik, nu staan we weer quitteshe is even with me • ze staat gelijk met mij————————even21 gelijk worden ⇒ glad/effen worden→ even up even up/II 〈 overgankelijk werkwoord〉————————even3〈 bijwoord〉1 zelfs♦voorbeelden:he doesn't even eat any more • hij eet zelfs niet meershe was unhappy, even weeping • ze was ongelukkig, ja zelfs in traneneven now • zelfs nueven so • maar tocheven then • zelfs toeneven if/though • zelfs al -
11 lay a wager
een weddenschap aangaan/afsluiten -
12 lay/make a wager
lay/make a wager -
13 lay
adj. gewoon; amateur; ondeskundig; niet priesterlijk; wereldlijk--------n. lied, vers, ballade--------n. toestand; leg (v. kip); stand van zaken; wip, nummertje; plechtig lied, zang; iem. die bed deelt--------v. neerleggen; leggen; dekken; voorleggen (voor mij); opleggen; plaatsen; veroorzaken; klaarmaken; wedden; wonenlay1[ lee] 〈 zelfstandig naamwoord〉♦voorbeelden:1 〈 Amerikaans-Engels〉 the lay of the land • de natuurlijke ligging van het gebied/stuk grond; 〈 figuurlijk ook〉 de stand van zaken→ easy easy/————————lay22 leken- ⇒ amateur-, ondeskundig♦voorbeelden:lay preacher • lekenpriesterlay sister • lekenzuster————————lay31 wedden♦voorbeelden:1 leggen ⇒ neerleggen/vleien4 verdrijven ⇒ doen bedaren/verdwijnen5 beleggen ⇒ bekleden, be/overdekken (met)7 naar voren brengen ⇒ uiten, in/uitbrengen♦voorbeelden:2 the scene of the story is laid in … • het verhaal speelt zich af in …lay a snare/trap • een strik/val zettenlay flat • tegen de grond slaanlay low • tegen de grond werken; (vernietigend) verslaan; 〈 figuurlijk〉 vellen 〈 bijvoorbeeld van ziekte〉lay waste • verwoesten4 lay someone's doubts • iemands twijfel(s) wegnemen/sussen6 lay a wager • een weddenschap aangaan/afsluiten8 lay a penalty (up)on someone • iemand een boete/straf opleggen→ lay aside lay aside/, lay by lay by/, lay down lay down/, lay off lay off/, lay on lay on/, lay open lay open/, lay out lay out/, lay up lay up/————————lay4→ lie lie/ -
14 lose one's stake
zijn inzet/de weddenschap verliezen -
15 odds
n. ongelijkheid, verschil; (grote) kans, waarschijnlijkheid[ odz]♦voorbeelden:what's the odds? • wat doet dat ertoe?face fearful odds • tegenover een geweldige overmacht staanthe odds are against/on his winning the election • naar alle waarschijnlijkheid zal hij de verkiezingen verliezen/winnenthe odds are that she will do it • de kans is groot dat ze het doet5 give/receive odds • voorgift geven/krijgengive/lay odds (on) • wedden (op)I'll lay odds (on it) that he won't win • ik durf te wedden dat hij niet wintplay the odds • op de notering van de winnaar gokkenagainst all (the) odds • tegen alle verwachtingen inover the odds • meer dan verwacht -
16 place a bet
-
17 place-bet
place-bet1 weddenschap bij paardenrennen dat een paard 〈 Brits-Engels〉bij de eerste drie/ 〈 Amerikaans-Engels〉 bij de eerste twee zal eindigen -
18 place
n. plaats; plaats (in maatschappij, werk etc.); taak--------v. plaatsen; neerzetten; aanstellen; thuisbrengenplace1[ plees]4 stand ⇒ rang, positie♦voorbeelden:come round to my place some time • kom eens (bij mij) langs〈 spreekwoord〉 there's no place like home • zoals het klokje thuis tikt, tikt het nergens2 place of worship • kerk, kapel4 know one's place • zijn plaats kennen/weten♦voorbeelden:fall into place • duidelijk zijnlay/set a place for someone • voor iemand dekken〈 figuurlijk〉 put/keep someone in his (proper) place • iemand op zijn plaats zetten/houdentake your places • neem uw plaatsen inin places • hier en daar————————place2II 〈 overgankelijk werkwoord〉♦voorbeelden:place an order for goods • goederen bestellenplace a telephone-call • een telefoongesprek aanvragen -
19 put money on
wedden, een weddenschap aangaangeld zetten/wedden op; 〈 figuurlijk〉 zeker zijn van————————wedden/inzetten op -
20 put on
aankleden; opladen; voorwenden, aannemenput on8 in werking/beweging stellen ⇒ aandoen 〈 licht〉; aanzetten 〈radio e.d.〉; opzetten 〈 plaat, fluitketel〉♦voorbeelden:put on an accent • een accent aannemenput on airs • zich een air gevenput on speed • sneller/harder gaanput on weight/flesh • aankomen, zwaarder wordenput on years • ouder gaan lijkenwho put the police on to me? • wie heeft de politie op mijn spoor gezet?he put me on to this vacancy • hij bracht me van deze vacature op de hoogte
- 1
- 2
См. также в других словарях:
Fernand Auwera — Fernand Van der Auwera (b. Antwerp, 26 November 1929), pseudonym Fernand Auwera is a Belgian writer. His fragile health during his youth and its impact on his life (solitude), had an effect on his first literary work.He started his career as a… … Wikipedia
Luk De Konink — (born 8 July 1952, Belgium) is a Belgian television actor.EducationDe Konink studied drama at the Koninlijk Conservatorium in Brussels.He made his breakthrough in acting in 1975 debuting in the TV series Klaaglied om Agnes in which he played the… … Wikipedia
Wette — Sf std. (8. Jh.), mhd. wette, wet(e) n., ahd. wetti n., as. weddi n. Stammwort Aus g. * wadja n. Einsatz , auch in gt. wadi Pfand , anord. veđ n., ae. wed(d) n., afr. wedd n. Die Bedeutung ist zunächst Einsatz, Pfand , dann auch Garantie, Ersatz … Etymologisches Wörterbuch der deutschen sprache