-
1 call at
aandoen -
2 give rise to
aandoen, veroorsaak -
3 change
n. verandering, wijziging; wisselgeld, kleingeld--------v. wijzigen, veranderen; wisselen; zich verkleden; overstappenchange1[ tsjeendzj] 〈 zelfstandig naamwoord〉1 verandering ⇒ ver/afwisseling, overgang, variatie♦voorbeelden:1 a change for the better/worse • een verandering ten goede/kwadechange of heart • bekering, verandering van ideeënthe change of seasons • de wisseling der seizoenenfor a change • voor de verandering/afwisseling4 I had a change between L. and M. • tussen L. en M. moest ik overstappen5 keep the change! • laat maar zitten!ring the changes on something • iets op alle mogelijke manieren aanpakken; niet uitgepraat raken over iets〈Brits-Engels; informeel〉 ring the changes • veranderen, het anders aanpakkenthe change • overgang(sjaren)————————change21 veranderen ⇒ anders worden, wisselen2 zich verkleden ⇒ andere/schone kleren aantrekken♦voorbeelden:1 his voice is changing • zijn stem is aan het wisselen/brekenchange back into • weer veranderen inchange from a child into a man • van een kind een man wordenchange up • (naar een hogere versnelling) schakelenchange into second gear • in zijn twee zetten→ change over change over/II 〈 overgankelijk werkwoord〉1 veranderen ⇒ anders maken, transformeren2 (om/ver)ruilen ⇒ (om/ver)wisselen♦voorbeelden:change gear • (over)schakelenchange oil • olie verversenchange something for something else • iets (om)ruilen (voor iets anders)change the bed • het beddengoed verschonen -
4 don
n. don (meneer in het spaans); (in het engels:)academist--------v. aandoen, aantrekkendon1[ don] 〈 zelfstandig naamwoord〉1 〈 Brits-Engels〉 don 〈hoofd/lid van de wetenschappelijke staf van een universiteit, voornamelijk Oxford en Cambridge〉————————don2〈werkwoord; donned〉 〈 formeel〉1 aandoen ⇒ aantrekken, opzetten♦voorbeelden: -
5 outrage
n. schandaal; ramp; belediging; onrecht--------v. geweld aandoen, beledigen, krenkenoutrage1[ autreedzj] 〈 zelfstandig naamwoord〉1 geweld(daad) ⇒ wandaad, misdaad/drijf; aanslag; belediging, smaad; schandaal————————outrage2〈 werkwoord〉1 geweld aandoen ⇒ zich vergrijpen aan; schenden, overtreden; een aanslag plegen op; beledigen, krenken -
6 strain
n. spanning; (het) drukken; moeite; verstuiken; melodie; toon; tendens, richting; karakter; afkomst--------v. spannen; inspannen; krom buigen; zevenstrain1[ streen] 〈 zelfstandig naamwoord〉8 stam ⇒ ras, soort♦voorbeelden:————————strain21 zich inspannen ⇒ moeite doen, zwoegen♦voorbeelden:2 strain at the leash • aan de teugels trekken, zich los willen rukken 〈 in het bijzonder figuurlijk〉II 〈 overgankelijk werkwoord〉7 afgieten♦voorbeelden:2 strain one's eyes • turen, ingespannen kijkenstrain one's voice • zijn stem forceren -
7 turn on
enthousiast raken; aanzetten, aandoen (radio e.d.); opendraaien, openzetten (water, gas)turn on1 enthousiast/opgewonden rakenII 〈 overgankelijk werkwoord〉♦voorbeelden:3 does leather turn you on? • geeft leer je een kick?————————turn ondraaien om, afhangen van; gaan over 〈 van gesprek〉 -
8 wrong
adj. niet waar; fout; verkeerd; niet eerlijk; niet goed; niet rechtschapen; binnenstebuiten--------adv. verkeerd; onjuist; niet in orde; kwaad; onrecht--------n. kwaad, onrecht; misstand, wantoestand--------v. onrecht aandoen, verongelijken, te kort doen; onbillijk zijn tegenoverwrong1[ rong] 〈 zelfstandig naamwoord〉♦voorbeelden:do someone a great wrong • iemand een groot onrecht aandoendo wrong • onrecht doen, ergens verkeerd aan doen→ two two/————————wrong21 verkeerd ⇒ fout, onjuist♦voorbeelden:wrong number • verkeerd nummer/verbondenwrong side out • binnenstebuiten(the) wrong way round • achterstevoren, de verkeerde kant opthe clock is wrong • de klok loopt niet gelijkwrongly accused • ten onrechte beschuldigd〈 informeel〉 what's wrong with …? • wat is er aan de hand met/fout aan …?; wat mankeert er aan …?be caught on the wrong foot • verrast/overvallen worden, verrast worden met de broek op de enkelsget on the wrong side of someone • iemands sympathie verliezen/verspelenget out of bed on the wrong side • met zijn verkeerde been uit bed stappenhe is laughing on the wrong side of his face/mouth now • het lachen is hem vergaanon the wrong side of sixty • de zestig gepasseerd〈 Amerikaans-Engels〉 the wrong side of the tracks • de achterbuurten/zelfkantyou're wrong • je hebt ongelijk/vergist jeII 〈 bijvoeglijk naamwoord, predicatief〉1 slecht ⇒ verkeerd, niet goed♦voorbeelden:————————wrong3〈 werkwoord〉1 onrecht doen ⇒ onrechtvaardig behandelen, onredelijk zijn tegen2 onbillijk/verkeerd beoordelen♦voorbeelden:————————wrong4〈 bijwoord〉1 foutief ⇒ verkeerd, onjuist♦voorbeelden:you told me wrong • je hebt me verkeerd voorgelicht -
9 become
v. worden; waard zijn; goed staanII 〈 overgankelijk werkwoord〉1 passen ⇒ betamen, voegen♦voorbeelden:♦voorbeelden:the sky is becoming cloudy • de lucht betrekt -
10 belt up
belt up2 〈 slang〉zijn waffel/bek/smoel houdenII 〈 overgankelijk werkwoord〉1 omgorden ⇒ met een gordel/ceintuur sluiten -
11 bridle
n. teugel, toom--------v. hoofdtuig; breidel; hoofd in de nek gooienbridle1[ brajdl] 〈 zelfstandig naamwoord〉————————bridle21 (gepikeerd, verontwaardigd) het hoofd in de nek gooien♦voorbeelden:1 she bridled (up) with anger at his remarks • ze gooide boos het hoofd in de nek bij zijn opmerkingenII 〈 overgankelijk werkwoord〉1 (een paard) het hoofdstel aandoen ⇒ tomen, tuigen♦voorbeelden:2 bridle one's tongue • zijn tong in toom/bedwang houden -
12 bring disgrace on one's family
-
13 bring down something on someone
bring down something on someoneiemand iets aandoen, iemand met iets opschepen -
14 bring down
neerhalen, neerschieten; ten val brengen; verlagenbring down♦voorbeelden:¶ bring down something on someone • iemand iets aandoen, iemand met iets opschepen -
15 bundle up
-
16 cause someone much sorrow/many sorrows
cause someone much sorrow/many sorrowsiemand veel verdriet aandoen/zorgen barenEnglish-Dutch dictionary > cause someone much sorrow/many sorrows
-
17 change a baby
-
18 change into something comfortable
change into something comfortableEnglish-Dutch dictionary > change into something comfortable
-
19 disgrace
n. schande, beschaming--------v. schande brengen, beschamendisgrace1[ disgrees] 〈 zelfstandig naamwoord〉1 schande ⇒ eerverlies, ongenade♦voorbeelden:I have fallen into disgrace with him • ik ben bij hem uit de gunst geraaktbe in disgrace • uit de gratie zijnthey are a disgrace to our school • ze maken onze school te schande————————disgrace2〈 werkwoord〉1 te schande maken ⇒ onteren, een slechte naam bezorgen♦voorbeelden:they disgraced themselves by their behaviour • ze hebben zich te schande gemaakt door hun gedrag -
20 do someone a great wrong
См. также в других словарях:
Herman Van Rompuy — Pour les articles homonymes, voir Van Rompaey. Herman Van Rompuy Herma … Wikipédia en Français
Dampf — hinter etwas machen: zur Eile antreiben; gemeint ist der Wasserdampf als Treibkraft. Jemandem Dampf machen: ihm Angst einjagen, ihn einschüchtern, ›Ihn unter Druck setzen‹.{{ppd}} Jüngere Redensarten aus dem Anfang des 20. Jahrhunderts sind:… … Das Wörterbuch der Idiome
Schmachtriemen — Den Schmachtriemen anlegen (anziehen, umschnallen, enger schnallen): wenig zu essen haben, sich gegen den peinigenden Hunger wappnen. Vgl. niederländisch ›den smachtriem aandoen‹. Ähnliche Bedeutung hat die verbreitete Redensart ›Den Gürtel enger … Das Wörterbuch der Idiome
Hufeisen — 1. Dem Hufeisen, welches klappert, fehlt ein Nagel. 2. Man muss die Hufeisen dranwagen, um das Pferd zu retten. 3. Vmb eines Huffeysens willen verdirbt offt ein Reitpferd. (S. ⇨ Nagel.) – Lehmann, 263, 39; Eiselein, 323; Simrock, 4961; Braun, I,… … Deutsches Sprichwörter-Lexikon
Schmachtriemen — * Den Schmachtriemen anlegen. Sich gegen das Darben, gegen den Hunger waffnen. Holl.: Den smachtriem aandoen. (Harrebomée, II, 219b.) – Zij zullen den buikriem wat moeten aanhalen. (Harrebomée, I, 103a.) … Deutsches Sprichwörter-Lexikon