-
1 baguette
baguette [baaget]〈v.〉1 stokje♦voorbeelden:baguette de fée • toverstokjebaguette de sourcier • wichelroedebaguette divinatoire • wichelroedebaguette magique • toverstokjebaguette salée • zoute stengel→ coupf1) stokje2) aanwijsstok3) dirigeerstok4) eetstokje5) stokbrood6) siernaad [kous, sok]7) lijstje, lijstwerk [bouwkunde] -
2 bâton
bâton [baatõ]〈m.〉♦voorbeelden:bâton du chef d'orchestre • dirigeerstokjebâton de craie • krijtjebâton de réglisse • pijp dropbâton de rouge (à lèvres) • lippenstift〈 figuurlijk〉 être le bâton de vieillesse de qn. • iemands steun en toeverlaat zijn in zijn ouderdombâton blanc d'agent de police • verkeersstok〈 figuurlijk〉 parler à bâtons rompus (de qc.) • van de hak op de tak springen (bij het vertellen van iets)m1) stok, sta(a)f2) sport [van stoel] -
3 baguette de chef d'orchestre
baguette de chef d'orchestreDictionnaire français-néerlandais > baguette de chef d'orchestre
-
4 bâton du chef d'orchestre
bâton du chef d'orchestreDictionnaire français-néerlandais > bâton du chef d'orchestre
Перевод: с французского на нидерландский
с нидерландского на французский- С нидерландского на:
- Французский
- С французского на:
- Нидерландский