Перевод: с французского на все языки

со всех языков на французский

Со всех языков на:
Французский
С французского на:
Нидерландский

toevoegen

Толкование Перевод

1 verser

verser [versee]

I    〈 onovergankelijk werkwoord〉

1 omslaan

2 〈+ dans〉vervallen (tot, in) ⇒ ontaarden (in), toegeven (aan)

♦voorbeelden:

2    verser dans une opinion • naar een mening overhellen

verser dans la facilité • vervallen in gemakzucht

II 〈 overgankelijk werkwoord〉

1 (over)gieten

2 inschenken

3 storten ⇒ overmaken, (uit)betalen

4 〈 leger〉 inlijven ⇒ indelen

5 toevoegen (aan)

♦voorbeelden:

2    verser à boire • inschenken

5    verser un nouveau document au dossier • een nieuw document toevoegen aan het dossier

  → larme, sang

III se verser 〈 wederkerend werkwoord〉

1 zich inschenken

v

1) omslaan

2) vervallen (tot, in)

3) (over)gieten

4) inschenken

5) storten, overmaken [geld]

6) inlijven

7) toevoegen (aan)

Dictionnaire français-néerlandais > verser
2 additionner

additionner [aadiesjonnee]

I    〈 overgankelijk werkwoord〉

1 〈+ à〉 optellen (bij)

2 toevoegen (aan) ⇒ bijvoegen, bijmengen, aanvullen

♦voorbeelden:

1    additionner qc. à qc. • iets bij iets optellen

2    du vin additionné d' eau • met water aangelengde wijn

II s'additionner 〈 wederkerend werkwoord〉

1 bij elkaar opgeteld worden

2 komen (bij) ⇒ toegevoegd worden (aan)

v

1) optellen (bij)

2) toevoegen (aan), aanvullen

Dictionnaire français-néerlandais > additionner
3 ajouter

ajouter [aazĵoetee]

I    (à) 〈 onovergankelijk werkwoord〉

1 vermeerderen ⇒ doen toenemen, verhogen

♦voorbeelden:

1    ajouter à la difficulté • 〈 iets〉 nog moeilijker maken

ajouter à l'embarras de qn. • iemands verwarring nog groter maken

II (à) 〈 overgankelijk werkwoord〉

1 toevoegen (aan) ⇒ doen (bij)

♦voorbeelden:

1    ajouter un nombre à un autre • twee getallen optellen

y ajouter du sien • 〈 een verhaal〉mooier maken, aandikken

ajoutez à cela que 〈+ aantonende wijs〉 • daar komt nog bij dat

  → foi

III s'ajouter (à) 〈 wederkerend werkwoord〉

1 komen (bij, bovenop)

1. v
(à)

1) vermeerderen, verhogen

2) toevoegen (aan)
2. s'ajouter (à)
v

(à) komen (bij, bovenop)

Dictionnaire français-néerlandais > ajouter
4 greffer

greffer [greffee]

I 〈 overgankelijk werkwoord〉

1 〈 boom〉 enten ⇒ oculeren, griffelen

2 〈 weefsel, orgaan〉 transplanteren ⇒ overplanten

3 〈+ sur〉 toevoegen (aan) ⇒ voegen (bij)

II se greffer (sur) 〈 wederkerend werkwoord〉

1 komen (bij) ⇒ zich voegen (bij)

v

1) enten, griffelen

2) transplanteren

3) toevoegen (aan)

Dictionnaire français-néerlandais > greffer
5 joindre

joindre [zĵwẽdr]

I    〈 onovergankelijk werkwoord〉

1 passen ⇒ aansluiten, aan elkaar sluiten

II 〈 overgankelijk werkwoord〉

1 samenvoegen ⇒ samenbrengen, verbinden

2 〈+ à〉 toevoegen (aan) ⇒ voegen (bij)

3 bereiken ⇒ ontmoeten, aantreffen

♦voorbeelden:

2    joignez à cela que … • daarbij komt nog dat …

  → bout, geste, main, utile

III se joindre 〈 wederkerend werkwoord〉

1 zich verenigen ⇒ samenkomen

2 〈+ à〉 zich voegen (bij)

3 〈+ à〉 zich aansluiten (bij) ⇒ zich mengen (onder), deelnemen (aan)

♦voorbeelden:

3    mon mari se joint à moi pour vous envoyer nos voeux • ook namens mijn man zend ik u mijn beste wensen

v

1) passen, aansluiten

2) samenvoegen, verbinden

3) toevoegen (aan)

4) aantreffen

Dictionnaire français-néerlandais > joindre
6 rapporter

rapporter [raaportee]

I    〈 onovergankelijk werkwoord〉

1 wassen 〈 van de zee〉

II 〈 overgankelijk werkwoord〉

1 terugbrengen ⇒ weer brengen

2 meebrengen ⇒ apporteren

3 rapporteren ⇒ verslag uitbrengen over, klikken

4 opbrengen ⇒ opleveren

5 toevoegen ⇒ opzetten, opnaaien

6 〈 juridisch〉 herroepen ⇒ annuleren, intrekken

7 in verband brengen ⇒ toeschrijven, toepassen

♦voorbeelden:

3    rapporter un exemple • een voorbeeld geven

rapporter des on-dit • geruchten verspreiden, doorvertellen

4    rapporter gros • veel opbrengen, opleveren

ce champ rapporte • dat veld is vruchtbaar

¶    rapporter un angle • een hoek overbrengen

III se rapporter (à) 〈 wederkerend werkwoord〉

1 betrekking hebben (op) ⇒ overeenkomen (met), (terug)slaan op

♦voorbeelden:

¶    s'en rapporter à qn. • op iemand vertrouwen, zich op iemand verlaten

je m'en rapporte à vous • ik laat het aan u over

v

1) wassen [zee]

2) terugbrengen

3) meebrengen

4) rapporteren

5) klikken

6) opbrengen

7) toevoegen

8) annuleren

9) in verband brengen

Dictionnaire français-néerlandais > rapporter
7 rajouter

rajouter [raazĵoetee]

〈 werkwoord〉

1 weer, later toevoegen ⇒ er bovenop leggen

♦voorbeelden:

1 rajouter du sel • extra zout toevoegen

¶ vous en rajoutez! • u overdrijft!

Dictionnaire français-néerlandais > rajouter
8 surajouter

surajouter [suuraazĵoetee]

〈 werkwoord〉

1 achteraf toevoegen ⇒ er nog extra aan toevoegen

Dictionnaire français-néerlandais > surajouter
9 addition

addition [aadiesjõ]

〈v.〉

1 〈 in restaurant〉 rekening

2 optelling ⇒ (het) optellen, som

3 toevoeging ⇒ (het) toevoegen

♦voorbeelden:

1 régler l'addition • afrekenen

garçon, l'addition, s'il vous plaît! • ober, afrekenen graag!

f

1) rekening

2) optelling, som

3) toevoeging

Dictionnaire français-néerlandais > addition
10 incorporer

incorporer [ẽkorporree]

〈 werkwoord〉

1 〈+ dans〉 inlijven (bij) 〈 ook in leger〉

2 〈+ à〉 vermengen (met) ⇒ toevoegen (aan), doorroeren

3 〈+ à, dans〉 opnemen (in)

4 inbouwen

v

1) inlijven (bij)

2) vermengen (met)

3) opnemen (in)

4) inbouwen

Dictionnaire français-néerlandais > incorporer
11 insulte

insulte [ẽsuult]

〈v.〉

1 belediging ⇒ smaad, hoon

2 aantasting ⇒ uitdaging

♦voorbeelden:

1 adresser des insultes à qn. • iemand scheldwoorden toevoegen

2 c'est une insulte à son honneur • dat is een aantasting van zijn eer

f

1) belediging

2) aantasting

Dictionnaire français-néerlandais > insulte
12 pique

pique [piek]

I 〈m.〉

1 schoppen 〈 kaarten〉

II 〈v.〉

1 lans ⇒ piek, spies

2 hatelijkheid ⇒ steek, speldenprik

♦voorbeelden:

2 lancer des piques à qn. • iemand hatelijkheden toevoegen

1. m
schoppen
2. f
1) lans

2) hatelijkheid

Dictionnaire français-néerlandais > pique
13 piqué

pique [piek]

I 〈m.〉

1 schoppen 〈 kaarten〉

II 〈v.〉

1 lans ⇒ piek, spies

2 hatelijkheid ⇒ steek, speldenprik

♦voorbeelden:

2 lancer des piques à qn. • iemand hatelijkheden toevoegen

1. m
1) piqué

2) duikvlucht
2. adj
getikt, niet goed wijs

Dictionnaire français-néerlandais > piqué
14 rajeunir

rajeunir [raazĵunnier]

I 〈 onovergankelijk werkwoord〉

1 jonger worden ⇒ er jonger uitzien

2 z'n luister, kracht, frisheid herkrijgen

II 〈 overgankelijk werkwoord〉

1 jonger maken ⇒ verjongen, er jonger doen uitzien

2 verjongen ⇒ jong bloed toevoegen aan

3 vernieuwen ⇒ aanpassen aan z'n tijd, verfrissen, moderniseren

III se rajeunir 〈 wederkerend werkwoord〉

1 zich jonger voordoen

v

1) jonger worden

2) verjongen

3) vernieuwen

Dictionnaire français-néerlandais > rajeunir
15 sucrer

sucrer [suukree]

I 〈 overgankelijk werkwoord〉

1 suiker toevoegen aan

2 zoeten

3 〈 informeel〉 intrekken ⇒ schrappen

→ fraise

II se sucrer 〈 wederkerend werkwoord〉〈 informeel〉

1 suiker nemen ⇒ suiker gebruiken

2 zich het grootste deel toe-eigenen ⇒ z'n zakken spekken

v

1) suikeren, zoeten

2) intrekken

3) schrappen

Dictionnaire français-néerlandais > sucrer
16 tremper

tremper [trãpee]

I    〈 onovergankelijk werkwoord〉

1 weken ⇒ in het vocht liggen, in het water staan

2 〈+ dans〉 verwikkeld zijn (in) ⇒ betrokken zijn (bij)

♦voorbeelden:

1    mettre le linge à tremper • wasgoed in de week zetten

II 〈 overgankelijk werkwoord〉

1 dopen ⇒ indompelen, natmaken, soppen

2 aanlengen ⇒ water toevoegen aan

3 helemaal nat maken ⇒ laten weken

4 〈techniek; ook figuurlijk〉 harden ⇒ stalen

♦voorbeelden:

1    tremper ses mains dans le sang • zijn handen met bloed bevlekken

3    être trempé • doorweekt zijn

III se tremper 〈 wederkerend werkwoord〉

1 even gaan zwemmen ⇒ even in het water gaan

v

1) (laten) weken

2) betrokken zijn (bij)

3) indompelen

4) aanlengen

5) harden, stalen

Dictionnaire français-néerlandais > tremper
17 adjoindre

adjoindre [aadzĵwẽdr]

I (à) 〈 overgankelijk werkwoord〉

1 toevoegen (aan) ⇒ erbij doen, meesturen

II s'adjoindre 〈 wederkerend werkwoord〉

1 zich laten bijstaan door

Dictionnaire français-néerlandais > adjoindre
18 adresser des insultes à qn.

adresser des insultes à qn.

iemand scheldwoorden toevoegen

Dictionnaire français-néerlandais > adresser des insultes à qn.
19 alcooliser

alcooliser [aalko(.o)liezee]

I 〈 overgankelijk werkwoord〉

1 tot alcohol omzetten

2 〈bijv. wijn〉 alcoholiseren ⇒ alcohol toevoegen aan

♦voorbeelden:

¶ boissons alcoolisées • alcoholhoudende dranken

II s'alcooliser 〈 wederkerend werkwoord〉

1 pimpelen ⇒ hijsen, zich een stuk in de kraag drinken

Dictionnaire français-néerlandais > alcooliser
20 citronner

citronner [sietronnee]

〈 werkwoord〉

1 met citroensap bedruipen ⇒ citroensap doen in, toevoegen aan

Dictionnaire français-néerlandais > citronner

Страницы

См. также в других словарях:

Диалекты нидерландского языка — Нидерландские диалекты Диалекты нидерландского языка (нидерландские диалекты) представляют собой разновидности нидерландского языка … Википедия

Словари и энциклопедии на Академике

Перевод: с французского на все языки

toevoegen

См. также в других словарях:

Поделиться ссылкой на выделенное

Словари и энциклопедии на Академике

Перевод: с французского на все языки

toevoegen

См. также в других словарях:

Поделиться ссылкой на выделенное

Прямая ссылка: