Перевод: с французского на все языки

со всех языков на французский

Со всех языков на:
Французский
С французского на:
Нидерландский

belediging

Толкование Перевод

1 outrage

outrage (à) [oetraazĵ]

〈m.〉

1 grove belediging (van) 〈 ook figuurlijk〉 ⇒ smaad (aan het adres van)

♦voorbeelden:

1 〈 formeel〉 les outrages du temps • de tand des tijds

derniers outrages • grofste belediging

laver un outrage • een belediging wreken

faire subir les derniers outrages à une femme • een vrouw verkrachten

〈 juridisch〉 outrage aux bonnes moeurs, à la pudeur • zedenmisdrijf

m

grove belediging (van)

Dictionnaire français-néerlandais > outrage
2 affront

affront [aafrõ]

〈m.〉

1 belediging ⇒ smaad, vernedering 〈 in het openbaar〉

♦voorbeelden:

1 faire un affront à qn. • iemand beledigen

m

belediging

Dictionnaire français-néerlandais > affront
3 infamie

infamie [ẽfaamie]

〈v.〉

1 schandelijkheid ⇒ gemeenheid, laagheid

2 schandelijke daad

3 belediging ⇒ laster

f

1) schandelijkheid

2) schandelijke daad

3) belediging

Dictionnaire français-néerlandais > infamie
4 injure

injure [ẽzĵuur]

〈v.〉

1 scheldwoord

2 belediging

♦voorbeelden:

2    faire injure à qn. en faisant qc. • iemand beledigen doordat men iets doet

faire à qn. l'injure de • iemand beledigen door te

  → bordée, chapelet

¶    l'injure des ans, du temps • de tand des tijds

f

1) scheldwoord

2) belediging

Dictionnaire français-néerlandais > injure
5 insulte

insulte [ẽsuult]

〈v.〉

1 belediging ⇒ smaad, hoon

2 aantasting ⇒ uitdaging

♦voorbeelden:

1 adresser des insultes à qn. • iemand scheldwoorden toevoegen

2 c'est une insulte à son honneur • dat is een aantasting van zijn eer

f

1) belediging

2) aantasting

Dictionnaire français-néerlandais > insulte
6 soufflet

soufflet [soefle]

〈m.〉

1 blaasbalg

2 harmonica 〈 trein〉 ⇒ balg 〈 camera〉

3 〈 formeel〉 klap in het gezicht ⇒ 〈 figuurlijk〉 belediging

m

1) blaasbalg

2) harmonica [trein]

3) zware belediging

Dictionnaire français-néerlandais > soufflet
7 vexation

vexation [veksaasjõ]

〈v.〉

1 (het) kwetsen ⇒ (het) grieven, belediging

2 (het) plagen ⇒ plagerij

♦voorbeelden:

1 essuyer des vexations • gekwetst worden

f

1) (het) kwetsen, belediging

2) plagerij

Dictionnaire français-néerlandais > vexation
8 défi

défi [deefie]

〈m.〉

1 uitdaging ⇒ (uit)tarting

♦voorbeelden:

1 regard de défi • uitdagende blik

lancer un défi à qn. • iemand uitdagen

relever le défi • de uitdaging aannemen

je te mets au défi de faire mieux • ik wed dat je het niet beter kunt

il l'a fait par défi • hij heeft het gedaan om te provoceren

¶ un défi à • een belediging voor

m

uitdaging

Dictionnaire français-néerlandais > défi
9 essuyer

essuyer [esŵiejee]

I    〈 overgankelijk werkwoord〉

1 afdrogen ⇒ afvegen, schoonmaken, afwissen ⇒ 〈 meubels〉 afstoffen ⇒ 〈 tranen〉 drogen

2 〈 iets onaangenaams〉 (te) verduren (hebben) ⇒ ondergaan, ondervinden ⇒ 〈 belediging〉 moeten slikken ⇒ 〈 verlies〉 lijden

♦voorbeelden:

1    essuyer les larmes de qn. • iemands tranen drogen

essuyer ses pieds • z'n voeten vegen

essuyer la poussière • stof afnemen

2    essuyer un refus • een weigering krijgen

  → plâtre

II s'essuyer 〈 wederkerend werkwoord〉

1 zich afdrogen ⇒ zich afvegen

v

1) (af)drogen, (af-, weg)vegen

2) te verduren hebben

Dictionnaire français-néerlandais > essuyer
10 gifle

gifle [zĵiefl]

〈v.〉

1 oorvijg ⇒ klap

2 〈 figuurlijk〉klap om de oren, in 't gezicht ⇒ vernedering, belediging

→ tête

f

1) oorvijg

2) klap in 't gezicht

Dictionnaire français-néerlandais > gifle
11 laver

laver [laavee]

I    〈 overgankelijk werkwoord〉

1 wassen ⇒ afwassen, (uit)spoelen

2 uitwissen ⇒ zuiveren, wegnemen

♦voorbeelden:

1    laver le plancher à grande eau • de vloer schrobben

2    laver qn. d' un soupçon • een verdenking van iemand wegnemen

  → linge

¶    laver une injure dans le sang • bloedige wraak over een belediging nemen

II se laver 〈 wederkerend werkwoord〉

1 zich wassen

♦voorbeelden:

1    se laver les dents • zijn tanden poetsen

¶    se laver d' un crime • aantonen dat men onschuldig is aan een misdaad

1. v
1) wassen

2) uitwissen
2. se laver
v

zich wassen

Dictionnaire français-néerlandais > laver
12 offensé

offense [offãs]

〈v.〉

1 belediging

2 〈 religie〉 zonde ⇒ schuld

♦voorbeelden:

1    soit dit sans offense • met alle respect

2    pardonne-nous nos offenses • vergeef ons onze schuld

¶    offense à la pudeur • vergrijp tegen de eerbaarheid

m

beledigde partij

Dictionnaire français-néerlandais > offensé
13 offenser

offenser [offãsee]

I    〈 overgankelijk werkwoord〉

1 beledigen ⇒ kwetsen

2 een belediging zijn voor ⇒ strijdig zijn met

♦voorbeelden:

1    offenser Dieu • God mishagen

2    offenser l'oreille • pijn doen aan de oren

II s'offenser (de) 〈 wederkerend werkwoord〉

1 beledigd zijn (over) ⇒ zich beledigd voelen (over), gebelgd zijn (over)

v

1) beledigen, kwetsen

2) strijdig zijn (met)

Dictionnaire français-néerlandais > offenser
14 oublier

oublier [oeblie.ee]

I 〈 overgankelijk werkwoord〉

1 vergeten ⇒ verwaarlozen

♦voorbeelden:

1 oublier une injure • een belediging vergeven

se faire oublier • zorgen dat men niet meer opvalt

II s'oublier 〈 wederkerend werkwoord〉

1 niet aan zichzelf denken ⇒ niet aan eigen belangen denken

2 zich laten gaan ⇒ zichzelf vergeten

3 zijn tijd vergeten ⇒ vergeten wat men te doen heeft

4 〈 informeel〉 zijn behoefte doen

5 vergeten worden

v

1) vergeten

2) verwaarlozen

Dictionnaire français-néerlandais > oublier
15 sanglant

sanglant [sãglã]

〈 bijvoeglijk naamwoord〉

1 bebloed ⇒ bloederig

2 bloedig ⇒ wreed, gewelddadig

3 beledigend ⇒ grievend, krenkend

4 bloedrood

♦voorbeelden:

3 affront sanglant • dodelijke belediging

adj

1) bloederig

2) bloedig, wreed

3) beledigend

4) bloedrood

Dictionnaire français-néerlandais > sanglant
16 venger

venger [vãzĵee]

I    〈 overgankelijk werkwoord〉

1 wreken ⇒ wraak nemen voor

♦voorbeelden:

1    venger qn. d' une injure • wraak nemen voor iemand vanwege een belediging

II se venger 〈 wederkerend werkwoord〉

1 zich wreken ⇒ wraak nemen

♦voorbeelden:

1    se venger de qn., qc. • wraak nemen op iemand, over iets

v

wreken

Dictionnaire français-néerlandais > venger
17 affront sanglant

affront sanglant

dodelijke belediging

Dictionnaire français-néerlandais > affront sanglant
18 blasphème

blasphème [blaasfem]

〈m.〉

1 godslastering ⇒ heiligschennis, vloek

2 lastertaal ⇒ hoon, belediging

Dictionnaire français-néerlandais > blasphème
19 camouflet

camouflet [kaamoefle]

〈m.〉

1 〈 formeel〉 vernedering ⇒ belediging

2 〈 leger〉 rookbom

♦voorbeelden:

1 donner un camouflet • beledigen

Dictionnaire français-néerlandais > camouflet
20 derniers outrages

derniers outrages

grofste belediging

Dictionnaire français-néerlandais > derniers outrages

Страницы

См. также в других словарях:

belediging — afrontu … Woordenlijst Sranan

Словари и энциклопедии на Академике

Перевод: с французского на все языки

belediging

См. также в других словарях:

Поделиться ссылкой на выделенное

Словари и энциклопедии на Академике

Перевод: с французского на все языки

belediging

См. также в других словарях:

Поделиться ссылкой на выделенное

Прямая ссылка: