-
1 début
début [deebuu]〈m.〉♦voorbeelden:au début • in het begin, aanvankelijktout au début, au tout début • helemaal in het begindès le (premier) début • vanaf het (allereerste) beginfaire ses débuts dans le monde • voor het eerst in het openbaar verschijnen1. mbegin, aanvang2. débutsm pl -
2 départ
départ [deepaar]〈m.〉1 vertrek ⇒ (het) weggaan, afreis♦voorbeelden:tableau des départs • bord met vertrektijdendépart en vacances • het met vakantie gaanêtre sur le départ • op het punt van vertrek staan, op het punt staan te vertrekkenle départ à • het vertrek naarprendre le départ • van start gaan4 départ en retraite • vervroegde uittreding, VUT5 capital de départ • begin-, startkapitaalau départ • in het beginde départ • aanvankelijkdès le départ • van meet af aanm1) (het) weggaan, vertrek2) vertrekpunt, halte3) aftreden, ontslag4) begin, start -
3 origine
origine [orriezĵien]〈v.〉1 oorsprong ⇒ afkomst, herkomst2 oorsprong ⇒ bron, aanvang, begin♦voorbeelden:être à l'origine de • de oorzaak, het begin zijn vanà l'origine • oorspronkelijk, aanvankelijkdès l'origine • van het begin af aanf1) oorspong, afkomst2) begin -
4 bout
bout [boe]〈m.〉3 stukje ⇒ eindje, deeltje♦voorbeelden:1 manger du bout des dents • met lange tanden eten, kieskauwenrire du bout des dents, des lèvres • flauwtjes lachensavoir, connaître qc. sur le bout du doigt • iets op z'n duimpje kennenavoir de l'esprit jusqu'au bout des doigts, des ongles • heel geestig zijnbout filtre • filtermondstukavoir un mot sur le bout de la langue • een woord voor op de tong hebben liggenparler du bout des lèvres • prevelenle bout du nez • het topje van de neusse laver le bout du nez • een kattenwasje doenne pas voir plus loin que le bout de son nez • niet verder kijken dan zijn neus lang ismener qn. par le bout du nez • iemand naar zijn pijpen laten dansenle bout de l'oreille • het tipje van het oormontrer le bout de l'oreille • zich verradenle bout du sein • de tepeltenir le bon bout • op de goede weg zijnjoindre les deux bouts • de eindjes aan elkaar knopenbout à bout • tegen elkaar aanmettre bout à bout • aaneenvoegenpousser qn. à bout • iemand razend, radeloos makenà tout bout de champ • om de haverklaptirer à bout portant • van heel dichtbij schietend' un bout à l'autre • van het begin tot het eindede bout en bout • van het begin tot het eindeon ne sait par quel bout le prendre • je weet niet hoe je met hem om moet gaanêtre à bout de nerfs • op zijn van de zenuwenêtre à bout • ten einde raad zijnmener à bout • tot een goed einde brengenma patience est à bout • mijn geduld is opvenir à bout de qc. • iets klaarspelen, bolwerkenvenir à bout d'un travail • een karwei klarenvenir à bout de qn. • iemands weerstand brekenau bout de • aan het einde van, na afloop van, na〈 figuurlijk〉 au bout du compte • per slot van rekening, tenslottejusqu'au bout des ongles • door en door, op-en-topaller jusqu'au bout • tot het uiterste (door)gaan, doorzetten〈 film〉 bout d'essai • screentest, proefopnameun bout d'homme • een klein mannetjeun bout de lettre • een kort briefjeun bon bout de temps • een flinke tijdfaire un bout de toilette • een kattenwasje doendu bout des doigts • héél voorzichtigm1) einde2) uiteinde, top, punt3) afloop, verloop4) stukje, eindje -
5 commencement
commencement [kommãsmã]〈m.〉♦voorbeelden:entrer dans son commencement • een aanvang nemen1. m1) begin, aanvang2) eerste beginselen, grondslagen2. commencementsm pl -
6 commencer
commencer [kommãsee]1 beginnen♦voorbeelden:ça commence à bien faire • nou is het wel genoegà commencer par • te beginnen bijcommencer par faire qc. • beginnen met iets te doen, eerst iets doenII 〈 overgankelijk werkwoord〉1 beginnen (met) ⇒ openen, aangaan♦voorbeelden:v -
7 en
en1 [ã]1 〈vervangt een zelfstandig naamwoord (zaaknaam) voorafgegaan door ‘de’ als vast voorzetsel van werkwoord, bijvoeglijk naamwoord of bijwoord〉 ervan ⇒ daarvan, erover, daarover, erop, daarop, ermee, daarmee 〈enz.〉2 〈 vervangt een zelfstandig naamwoord (zaaknaam) dat weggelaten is, of wordt gebruikt bij woorden en uitdrukkingen die hoeveelheden aangeven〉 er(van)♦voorbeelden:il prit un bâton et l'en frappa • hij pakte een stok en sloeg hem ermeeje lui en parlerai • ik zal er met hem over pratenje suis reçu au baccalauréat et j'en suis fier • ik ben voor het eindexamen (middelbare school) geslaagd en ik ben er trots opil en tirera un joli bénéfice • hij zal daar een aardig slaatje uit slaan2 combien de livres avez-vous? j'en ai plusieurs • hoeveel boeken heeft u? ik heb er verscheideneavez-vous des timbres postes? non, je n'en ai plus • heeft u ook postzegels? nee, ik heb er geen meerj'en ai • ik heb er watje n'en ai pas • ik heb er geenvoilà des fruits, prenez-en quelques-uns • hier is fruit, neem er wat van3 j'ai un coffre-fort mais j'en ai perdu la clef • ik heb een brandkast maar ik heb de sleutel ervan verloren————————en2 [ã]〈 bijwoord〉4 〈 wordt niet vertaald〉♦voorbeelden:1 elle en sort • zij komt eruit, zij komt er vandaans'en retourner • rechtsomkeert maken, teruggaanils en sont venus aux mains • ze zijn slaags geraakt————————en3 [ã]〈 voorzetsel〉1 〈 voor namen van landen, landstreken, tijd, hoedanigheid〉in ⇒ te, tijdens, per, bij 〈 blijft soms ook onvertaald〉7 aan♦voorbeelden:en mon absence • in, tijdens mijn afwezigheidteneur en alcool • alcoholgehalteen automne • in de herfstcompte en banque • bankrekeningen classe • in de klas, op schooltélévision en couleur • kleurentelevisieen croix • gekruistdocteur en droit • meester in de rechtenarbres en fleurs • bomen in bloeien France • in Frankrijken dix minutes • in tien minutenpromenade en vélo • fietstochtje, een eindje om per fietsen général • in het algemeenaller en ville • de stad ingaan, naar de stad gaanaller en voiture • per auto gaanêtre fort en mathématiques • goed in wiskunde zijnpeindre qc. en bleu • iets blauw verventraduire un texte en allemand • een tekst in het Duits vertalenil y a en lui qc. de mystérieux • hij heeft iets geheimzinnigsen moi-même, je pensais … • ik dacht bij mezelf …cela ne me concerne en rien • dat gaat mij niets aancela fait en tout deux cents francs • dat is dan in het totaal tweehonderd frankfaire les choses en grand • de zaken groots aanpakkense déguiser en arlequin • zich als clown vermommenen cercle • cirkelvormigparler en connaisseur • als een kenner pratenen ce moment • op dit ogenbliken ce monde • op deze werelden sabots • op klompenen Sicile • op Siciliëêtre en voyage • op reis zijnen arrière • naar achterenen avant • naar vorenen entrant il dit bonjour • bij het binnenkomen groette hijpauvre en matières premières • arm aan grondstoffen1. proner(van), erover, erop, etc.2. adv1) ervandaan, eruit2) daarom, erom, erdoor3) op weg3. prép1) in, te, tijdens, per, bij, naar [landen]2) als, -vormig [eigenschap]3) op [plaats, tijd]4) bij het5) tot [begin-, eindpunt]6) aan7) van [materiaal]8) over [tijd] -
8 entrée
entrée [ãtree]〈v.〉3 ingang♦voorbeelden:à son entrée • bij zijn binnenkomstentrée dans une société • (het) lid worden van een verenigingentrée en action, en jeu • inwerkingtredingentrée en fonctions • aanvaarding van een functieentrée en matière • aanhef, begin, inleidingentrée en vigueur • (het) van kracht worden→ examenf1) binnenkomst2) toegang3) ingang5) hal6) voorgerecht7) input, invoer [computer]8) invoer [economie] -
9 naissance
naissance [nessãs]〈v.〉1 geboorte♦voorbeelden:de la naissance au cercueil • van de wieg tot het grafla naissance d'un fleuve • de bron van een rivierla naissance du nez • de neuswortelprendre naissance • ontstaan, ontspringen→ contrôlef1) geboorte2) ontstaan, opkomst3) begin -
10 rentrée
rentrée [rãtree]〈v.〉1 terugkomst ⇒ thuiskomst, terugkeer♦voorbeelden:à la rentrée • na de vakantie1. f1) terugkomst, terugkeer3) comeback5) (het) innen [geld]2. rentréesf pl -
11 amorce
amorce [aamors]〈v.〉1 slaghoedje ⇒ ontsteking(smiddel), klappertje2 aanzet ⇒ aanloop, begin4 (lok)aas♦voorbeelden: -
12 aussi
aussi1 [oosie]〈 bijwoord〉2 ook ⇒ eveneens, evengoed3 〈+ que + aanvoegende wijs〉hoe … ook♦voorbeelden:qc. d'aussi impressionnant • zo iets indrukwekkends(tout) aussi bien • net zo goed, evengoedaussi bien que • evenals, zowel alstout aussi peu • evenminaussi peu que • evenmin alspartez aussi vite que vous le pourrez • vertrek zo snel u kunt2 mais aussi pourquoi l'a-t-il accepté? • maar waarom heeft hij het eigenlijk aangenomen?non seulement … mais aussi • niet alleen … maar ook————————aussi2 [oosie]1. adv1) even, (net) zo2) ook, eveneens, evengoed3) hoe...ook2. conjdaarom, dan ook -
13 complet
complet1 [kõple]〈m.〉————————complet2 [kõple],complète [kõplet]1 volledig ⇒ voltallig, compleet, totaal4 〈alleen bijvoeglijk naamwoord; van vervoermiddelen, zalen, hotels enz.〉 vol ⇒ uitverkocht, volgeboekt♦voorbeelden:1 petit déjeuner, thé, café complet • ontbijt, thee, koffie met brood, boter, jamposte à temps complet • volledige betrekkingcomplètement fou • stapelgekc'est complet! • dat ontbrak er nog aan!lire un ouvrage complètement • een werk van het begin tot het eind lezentraiter un sujet complètement • een onderwerp uitputtend behandelenau (grand) complet • (geheel) voltalligpour être complet • volledigheidshalve→ pain4 afficher ‘complet’ • volgeboekt, volledig bezet zijn1. mkostuum, pak2. complet/-èteadj1) volledig, compleet2) volmaakt, veelzijdig3) volslagen4) uitverkocht5) voltooid, af6) verstreken [tijd] -
14 coup
coup [koe]〈m.〉1 slag ⇒ klap, steek, stoot, (plotselinge, korte, abrupte) beweging/GRAMT.♦voorbeelden:d'un coup d'aile • in een rukd'un coup de baguette (magique) • als bij toverslag〈 informeel〉 un coup de bambou • een zonnesteek; een vlaag van waanzincoup de barre • 〈 scheepvaart〉ruk aan het roer, plotselinge verandering; 〈 figuurlijk〉plotselinge vermoeidheid, hoge rekeningcoup de bec • snauw, sneerdonner un coup de brosse à qc. • iets (even) afborstelencoup de canon • kanonschotcoup de chance • gelukkig toeval, meevallercoup de chien • plotselinge storm; oproerdonner un coup de collier • er flink tegenaan gaanavoir un joli coup de crayon • goed (kunnen) tekenencoup de désespoir • wanhoopsdaadcoup d'éclat • meesterlijke zet〈 figuurlijk〉 un coup d'épée dans l'eau • een slag in de lucht, verspilde moeitecoup d'essai • eerste poging, begincoup d'Etat • staatsgreepboire le coup de l'étrier • een glaasje op de valreep drinkendonner un coup de fer à qc. • iets even opstrijkencoup de feu • schotcoup de fil • telefoontjecoup de folie • onbezonnen daad, aanval van waanzincoup de force • gewelddaad, overrompeling, coup de forcecoup de foudre • donderslag; 〈 figuurlijk〉liefde op het eerste gezicht, onverwachte ramp, slechte tijding〈 figuurlijk〉 donner un coup de fouet • aansporen, oppeppencoup de froid • verkoudheidcoup de gosier • schreeuwdonner, pousser un coup de gueule • losbrullen, een bek opzettencoup de hasard • bof, meevallercoup de langue • bitse, hatelijke opmerkingun petit, un dernier coup de lime • de laatste hand, de afwerkingcoup de main • hulp, handreiking, steun; 〈 leger〉overrompeling, aanslagdonner un coup de main • een handje helpenfaire un coup de main • een aanslag plegenavoir le coup de main • de vaardigheid hebben〈 figuurlijk〉 〈 informeel〉 recevoir le coup de masse • een zware klap (te verwerken) krijgen 〈 emoties〉〈 figuurlijk〉 un coup de massue • een harde slag, een gevoelige slagcoup de mer • stortzee, zware golfcoup d'oeil • blik, oogopslag, uitzichtavoir le coup d'oeil • kijk op de dingen hebbendu premier coup d'oeil • op het eerste gezichtjeter un coup d'oeil (rapide) sur qc. • een vluchtige blik op iets werpen〈 figuurlijk〉 coup de patte • veeg uit de pan, trap nace peintre a le coup de patte • deze schilder kan aardig met het penseel overwegse donner un coup de peigne • een kam door z'n haar halencoup de pied • trap, schopcasser des vitres à coups de pierre • ruiten ingooientuer qn. à coups de pierres • iemand stenigendonner un coup de piston à qn. • iemand aan een baantje helpencoup de poing • stomp, vuistslagcoup de poing (américain) • boksbeugel〈 informeel〉 avoir le, un coup de pompe • de man met de hamer tegenkomen, opeens niet meer kunnen〈 informeel〉 coup de pompe • man met de hamer, plotselinge uitputting, vermoeidheidun coup de pot • mazzel, gelukdonner le coup de pouce • de laatste hand aan iets leggencoup de poussière • mijngasontploffingon lui a fait le coup du presse-citron • ze hebben hem als een citroen uitgeknepencoup de pub • reclamestuntcoup de réparation • strafschopcoup de sang • beroerte, plotselinge woedecoup de semonce • schot voor de boegcoup de sifflet • fluitsignaalcoup de soleil • zonnesteek; zonnebrandcoup du sort • speling van het lot, tegenslagdonner un coup de téléphone à qn. • iemand opbellencoup de théâtre • plotselinge ommekeer, onverwachte wendingse flanquer un coup de torchon • vechtendonner un coup de tube à qn. • iemand een telefoontje gevencoup de veine • geluk, gelukkig toevalcoup de vent • rukwind, windstootcheveux en coup de vent • slordig, los zittend haarentrer en coup de vent • binnenstormencoup bas • stoot onder de gordelêtre aux cent coups • in alle staten zijn, doodsangsten uitstaandonner le dernier coup, le coup décisif • de genadeslag geven〈 informeel〉 coup fourré • gemene, onverwachte streek, luizenstreek〈 sport en spel〉 coup franc • vrije trap, slagmauvais coup • gemene streek, lelijke klapcoup monté • afgesproken werk, doorgestoken kaart〈 informeel〉 sale coup • rotstreek; zware slagcoup sec • droge knal, klap〈 figuurlijk〉 accuser le coup • de klap incasseren, er een klap van krijgenavoir le coup • er de slag van hebben〈 informeel〉 avoir un coup dans l'aile, dans le nez • (licht) aangeschoten zijn, te diep in het glaasje gekeken hebben〈 informeel〉 boire un coup • iets drinken, er eentje nemencalculer son coup • de zaak precies uitrekenen, uitkienencompter les coups • alleen maar toekijken, neutraal zijn〈 informeel〉 discuter le coup • babbelen, kletsen〈 informeel〉 être dans le coup • er bij betrokken zijn, er van wetenexpliquer le coup • de toestand, gang van zaken uiteenzettenfaire coup double • twee vliegen in één klap slaanfaire les cent coups, les quatre cents coups • een losbandig, rusteloos leven leiden, erop los leven, van alles uithalen 〈 kind〉en ficher, mettre un coup • flink de handen uit de mouwen stekenne pas en ficher un coup • geen klap uitvoerenfrapper des coups en l'air • vergeefse moeite doenfrapper un grand coup • een zware slag toebrengen, een grote slag slaanfrapper à coups redoublés • hard en vaak slaanmarquer le coup • een bijzonderheid benadrukken, een bepaalde gebeurtenis niet ongemerkt voorbij laten gaanmaintenant j'ai pris le coup • nu weet ik hoe het moetil en a pris un coup • dat heeft hem geen goed gedaanrendre coup pour coup • een klap, slag teruggevenrisquer, tenter le coup • het erop wagentenir le coup • standhouden, het uithoudenvaloir le coup • de moeite lonen, waard zijnen venir aux coups • handgemeen wordenà coup sûr • vast en zeker, beslistà tous (les) coups, à tout coup • telkens, bij elke gelegenheidtout à coup • plotselingaprès coup • naderhand, achterafau, du premier coup • bij de eerste keerau coup de midi • klokslag 12 uurd' un (seul) coup • in één keer, plotselingtout d' un coup • ineens, plotselingdu coup • bijgevolg, daaromdu même coup • tegelijkertijd, bij diezelfde gelegenheidêtre hors du coup • nergens vanaf wetenau coup par coup • een voor eenpour le coup • deze keer〈 juridisch〉 pour coups et blessures • vanwege toegebracht lichamelijk letsel; 〈 Algemeen Zuid-Nederlands〉 voor slagen en verwondingensous le coup de • onder de invloed, dreiging vansur le coup • op slag, onmiddellijk, meteensur le coup de midi • klokslag 12 uurcoup sur coup • achtereenvolgens, vlak na elkaar→ pierrem1) slag, klap, klop, steek, stoot, bons, dreun, trap, schop2) snee3) beet4) ruk5) worp6) daad, streek7) teug, slok8) zet -
15 engrener
-
16 initialement
-
17 matin
matin [maatẽ]〈m.〉♦voorbeelden:ce matin • vanmorgenle petit matin • het krieken van de dagêtre du matin • matineus zijnau (petit) matin • in de vroege ochtendde bon, grand matin • in alle vroegtedu matin au soir • de hele dag, van 's morgens vroeg tot 's avonds laat; 〈 figuurlijk〉 zonder ophoudenle matin • 's morgens, 's ochtendsm -
18 mettre
mettre [metr]1 plaatsen ⇒ leggen, zetten, stellen5 teweegbrengen ⇒ veroorzaken, stichten 〈zie voor uitdrukkingen die hier niet vermeld zijn de betreffende zelfstandige naamwoorden〉♦voorbeelden:mettre longtemps à cuire • lang moeten kokenles mettre • 'm smeren, ervandoor gaanqu'est-ce qu'il lui met! • die geeft hem van katoen!mettre qn. dedans • iemand erin laten lopenmettre de la bonne volonté à faire qc. • zijn goede wil bij iets tonen〈 informeel〉 mettez, mettons que 〈+ aanvoegende wijs〉 • laten we (nu eens) aannemen dat, stel dat, aangenomen dat→ vue1 zich plaatsen, zetten ⇒ gaan staan, liggen, zitten2 〈+ à〉beginnen (met, te)3 aantrekken ⇒ aandoen, opzetten 〈zie voor uitdrukkingen die hier niet vermeld zijn de betreffende zelfstandige naamwoorden〉♦voorbeelden:se mettre debout • opstaan, overeind komense mettre dans une situation délicate • zich in een lastig parket brengense mettre en avant • zich op de voorgrond plaatsens'y mettre • aan de gang, slag gaanle tout c'est de s'y mettre • alleen het begin is moeilijkne plus savoir où se mettre • in een moeilijk parket zittense mettre après qn. • iemand plagen, voor de gek houdense mettre au beau • mooi (weer) wordense mettre avec qn. • met iemand gaan samenwonense mettre en quatre pour qn. • zich voor iemand uit de naad lopenqu'est-ce qu'on s'est mis! • wat hebben we geschranst!v1) plaatsen, zetten, leggen2) aantrekken [kleding]4) aanzetten [verwarming, radio]5) veroorzaken -
19 pas
pas1 [paa]〈m.〉1 pas ⇒ schrede, (voet)stap, (voet)spoor2 tred ⇒ gang, loop3 pas ⇒ doorgang, engte, drempel♦voorbeelden:faire les cent pas • ijsberensalle des pas perdus, les pas perdus • grote halallonger, presser le pas • sneller gaan lopen, 't tempo verhogen, zich haastenarriver sur les pas de qn. • vlak na iemand aankomendoubler le pas • zijn pas versnellenétalonner son pas • zijn passen afmetenmarcher sur les pas de qn. • iemand (na)volgenmarquer le pas • pas op de plaats makenmettre qn. au pas • iemand in het gareel laten lopenne pas quitter qn. d'un pas • voortdurend achter iemand aan lopenretourner, revenir sur ses pas • op zijn schreden terugkeren, een andere koers inslaanà deux, quatre pas (d'ici) • vlakbij, (hier)naastà pas comptés • met afgemeten passenavancer à grands pas • grote vooruitgang boeken, met rasse schreden vooruit gaanà pas de loup • op de tenen (sluipend), heel zachtjespas à pas • stapje voor stapje, voorzichtig aancela ne se trouve pas dans, sous le pas d'un cheval • dat ligt niet voor 't oprapen, dat groeit iemand maar niet op de rugpas de l'oie • ganzenpas, paradepasà pas de tortue • met een slakkengangetjeà pas de velours • zachtjes sluipendau pas • in de pas, stapvoetsau pas de course, au pas de gymnastique • in looppasse mettre au pas • zich schikken, zich aanpassenrouler au pas • stapvoets rijdende ce pas • direct, nu meteen, stante pedepas de (la) porte • drempelêtre dans un mauvais pas • zich in een lastig parket bevindentirer qn. d'un mauvais pas • iemand uit de puree helpencéder le pas à qn. • iemand laten voorgaanprendre le pas sur qn. • voor iemand uitlopen, iemand achter zich laten 〈 ook figuurlijk〉sauter, franchir le pas • de sprong wagen; stervenpas de vis • spoed, schroefgang————————pas2 [paa]〈 bijwoord〉♦voorbeelden:1 si c'est pas malheureux! • wat erg!, erg is dat!pas mal de • heel watne pas, ne … pas • nietpas plus que lui • evenmin als hij, niet meer dan hijpas du tout • helemaal nietpas un(e) • geen enkele, niemandcomme pas un • als geen anderil ne sait pas parler • hij kan niet sprekenil sait ne pas parler • hij weet z'n mond te houden1. m1) pas, voetstap2) tred, loop3) doorgang, engte, drempel2. advniet, geen -
20 présentation
présentation [preezãtaasjõ]〈v.〉♦voorbeelden:f1) voordracht2) presentatie3) (het) tonen4) uiteenzetting [gedachten]
См. также в других словарях:
BEGIN, MENAḤEM — (1913–1992), Israeli statesman and former commander of the Irgun Ẓeva i Le ummi (IẒL); prime minister of Israel. He served in the First to Tenth Knessets. Begin was born and educated in Brest Litovsk. He graduated with a law degree from Warsaw… … Encyclopedia of Judaism
BEGIN (M.) — BEGIN MENAHEM (1913 1992) Sixième Premier ministre de l’État d’Israël, Menahem Begin est né à Brest Litovsk le 16 août 1913. La ville que les juifs appelaient Brisk, aujourd’hui biélorusse, était alors polonaise. Durant toute sa vie, Begin est… … Encyclopédie Universelle
Begin — may refer to:in people: *Benny Begin (born 1943), Israeli politician *Floyd Lawrence Begin (1902 1977), American Roman Catholic bishop *Johanne Bégin (born 1971), Canadian water polo player *Joseph Damase Bégin (1900 1977), Canadian politician… … Wikipedia
Bégin — Localisation de Bégin dans la MRC Le Fjord du Saguenay Administration Pays … Wikipédia en Français
Begin Again — «Begin Again» Обложка сингла «Begin Again» (Тейлор Свифт, 2012) Сингл Тейлор Свифт из альбома Red Выпущен 25 сентября 2012 Формат Digital download Жанр … Википедия
Begin (Band) — Begin Land Japan Region Ishigaki jima, Präfektur Okinawa Gründung 1988 Genre … Deutsch Wikipedia
begin — begin, commence, start, initiate, inaugurate are comparable when they mean to set something going or in progress or to take the first step in a course, process, or operation. Begin, commence, and start are also used intransitively with the… … New Dictionary of Synonyms
BEGIN, ZE'EV BINYAMIN — (1943– ), Israeli geologist and politician. Member of the Twelfth to Fourteenth Knessets. Ze ev Binyamin Begin was born in Jerusalem, the son of Menaḥem Begin . He studied geology at the Hebrew University of Jerusalem and received his doctorate… … Encyclopedia of Judaism
Begin The Biguine — Album par Viktor Lazlo Sortie mai 2007 Durée 47:00 Genre(s) Jazz Lounge Label Polydor / Universal … Wikipédia en Français
Begin the biguine — Album par Viktor Lazlo Sortie mai 2007 Durée 47:00 Genre(s) Jazz Lounge Label Polydor / Universal … Wikipédia en Français
Begin to Hope — Студийный альбом Регины Спектор … Википедия