-
1 touche
touche [toesĵ]〈v.〉4 toets ⇒ penseelstreek, kleurcontrast, schrijfstijl♦voorbeelden:touche à effleurement • tiptoetstouche d'espacement • spatietoetssentir une touche • voelen dat men beet heeftpeindre à petites, grandes touches • met fijne, grove streek schilderentouche longue, courte • lange, korte inworpil y a touche • de bal is uitrester sur la touche • op het reservebankje zitten〈 figuurlijk〉 être mis sur la touche • op non-actief gesteld zijn, uitgerangeerd zijnf1) toets3) treffer [schermen]4) uiterlijk, voorkomen5) inworp [sport]6) zijlijn [sport] -
2 remise
remise [rəmiez]〈v.〉1 (het) weer plaatsen ⇒ (het) weer leggen, zetten, herstel2 overhandiging ⇒ bezorging, afgifte, indiening3 uitstel ⇒ verdaging, opschorting6 schuur ⇒ koetshuis, garage♦voorbeelden:remise en état • reparatie, herstel〈 sport en spel〉 remise en jeu • ingooi, inworpremise des prix • prijsuitreikingremise de peine • strafverminderingf3) uitstel4) korting6) schuur, garage -
3 rentrée
rentrée [rãtree]〈v.〉1 terugkomst ⇒ thuiskomst, terugkeer♦voorbeelden:à la rentrée • na de vakantie1. f1) terugkomst, terugkeer3) comeback5) (het) innen [geld]2. rentréesf pl -
4 touche longue, courte
touche longue, courtelange, korte inworp -
5 remise en jeu
remise en jeuingooi, inworp -
6 rentrée en touche
Перевод: с французского на нидерландский
с нидерландского на французский- С нидерландского на:
- Французский
- С французского на:
- Нидерландский