-
1 dip
n. duik(en); inzinking; daling; dompeling--------v. dompelen; dalen; salueren; duikendip1[ dip]1 〈 benaming voor〉 indoping ⇒ onderdompeling; wasbeurt 〈 dieren, met insecticide〉; 〈 informeel〉 duik 〈 ook figuurlijk〉2 schepje1 dipsaus————————dip2〈 dipped〉1 duiken ⇒ plonzen, kopje-onder gaan2 ondergaan ⇒ vallen, zinken4 tasten ⇒ reiken, grijpen♦voorbeelden:dip into one's financial resources • een aanspraak doen op zijn geldelijke middelendip into one's pocket • in de zak tastendip into • vluchtig bekijkenII 〈 overgankelijk werkwoord〉1 〈 benaming voor〉 (onder)dompelen ⇒ (in)dopen; galvaniseren 〈 in bad〉; wassen 〈 dieren in bad met insecticide〉♦voorbeelden: -
2 feel
n. voelen; gevoel; gevoelsorgaan; aanraking--------v. voelen; betasten; aanvoelenfeel1[ fie:l]I 〈telbaar zelfstandig naamwoord; geen meervoud〉2 aanleg ⇒ gevoel, feeling♦voorbeelden:II 〈niet-telbaar zelfstandig naamwoord; the〉2 routine♦voorbeelden:————————feel22 voelen ⇒ gevoel/tastzin hebben♦voorbeelden:1 feel (about) after/for something in one's pockets • in zijn zakken naar iets (rond)tasten/zoeken〈 Amerikaans-Engels〉 feel of • betasten, voelen (aan)3 what do you feel about him • wat vind je van hem?feel strongly about/on something • een uitgesproken mening over iets hebbeneverybody felt for the poor boy • iedereen had te doen met de arme jongenI really felt with John • ik voelde echt mee met JanII 〈 overgankelijk werkwoord〉4 (ge)voelen ⇒ aanvoelen, de indruk krijgen♦voorbeelden:feel the effects of • lijden onder de gevolgen vanmake one's presence felt • zijn aanwezigheid doen gevoelenpoverty made itself felt in the big cities • de armoede werd voelbaar in de grote steden4 a (long-)felt need • een sinds lang gevoelde/reële behoefteI feel it necessary to deny that • ik vind het nodig dat te ontkennen5 it was felt that … • men was de mening toegedaan dat …¶ feel someone out • iemand uithoren/aan de tand voelen2 aanvoelen ⇒ een gevoel geven, voelen♦voorbeelden:feel angry • zich boos (ge)voelen, boos zijnfeel cold/warm • het koud/warm hebbenfeel fine • zich lekker voelenfeel funny • zich raar/niet lekker voelenfeel good • zich goed/fijn voelenfeel hungry • honger/trek hebbenfeel (quite) (like) oneself • zich zelfverzekerd/in goede conditie voelenfeel well • zich goed (ge)voelenI feel like a walk • ik heb zin in een wandelingetjeI really felt out of it/things at that party • ik voelde me niet goed op mijn plaats/niet goed thuis op dat feestjefeel up to one's task • zich tegen zijn taak opgewassen voelenit feels like silk • het voelt zijdeachtig aan -
3 grope
v. tasten, rondtasten; onzeker naar een antwoord zoeken; betastengrope1[ groop] 〈 zelfstandig naamwoord〉————————grope2♦voorbeelden:II 〈 overgankelijk werkwoord〉♦voorbeelden: -
4 around
adv. rondom; in de omgeving--------prep. om, rond; ongeveeraround12 in het rond ⇒ aan alle kanten, verspreid♦voorbeelden:a way around • een omwegthe year around • het jaar rondbring around • tot een andere mening brengen, overredenhis turn came around • het was zijn beurtpeople gathered around to see • mensen verzamelden zich om te kijkenit measures five metres around • het heeft een omtrek van vijf meterpass it around • geef het rond/doorturn around • (zich) omdraaiengrope around • om zich heen tastenlook around for • uitkijken naar/voorscattered around • her en der verspreidfor miles around • kilometers in de omtrekI'll be around • ik zal daar (ergens) zijnstay around • blijf in de buurthe's around sixty • hij is rond de zestigaround fifty people • om en nabij de vijftig mensen————————around2〈 voorzetsel〉♦voorbeelden:around the corner • om de hoekhe ran around the green • hij liep rond het plantsoena chain around his neck • een ketting om zijn halsthe dog hung around the door • de hond bleef bij de deur rondhangenonly those around him • alleen zijn naaste medewerkersall around the land • door het hele land -
5 barbel
n. vleesachtig filament dat uit de mond of kop van sommige vissen groeit; (Zoölogie) voeldraad of voelspriet gebruikt voor gevoel of tasten (bv. antenne, tentakel, enz.); vissoort met voelsprieten[ ba:bl] -
6 be in the dark (about something)
be in the dark (about something) -
7 dark
adj. donker; duister; beschaduwd--------n. donker, duister; zwartdark1[ da:k]1 donkere kleur/tint♦voorbeelden:1 the dark of her eyes • het donker/zwart van haar ogen1 duister ⇒ duister(nis), donkerte♦voorbeelden:2 after/before dark • na/voor het donkerwhistle in the dark • doen alsof men niet bang isbe in the dark (about something) • in het duister tasten (omtrent iets)————————dark21 donker ⇒ duister, onverlicht2 slecht ⇒ duister, verdorven3 somber ⇒ donker, zwart, triest4 verborgen ⇒ geheimzinnig, duister♦voorbeelden:the Dark Continent • het zwarte werelddeela dark secret • een diep geheim -
8 dip into one's pocket
dip into one's pocket -
9 dive
n. duiken; tent--------v. duiken; hand in zak stoppendive1[ dajv] 〈 zelfstandig naamwoord〉1 duik ⇒ het duiken, duikvlucht2 plotselinge snelle beweging ⇒ greep, duik♦voorbeelden:4 take a dive • de boksmatch ‘verkopen’————————dive2♦voorbeelden:dive for pearls • naar parels duikendive into one's studies • zich werpen/storten op zijn studie -
10 feel (about) after/for something in one's pockets
feel (about) after/for something in one's pocketsin zijn zakken naar iets (rond)tasten/zoekenEnglish-Dutch dictionary > feel (about) after/for something in one's pockets
-
11 fumble
n. struikelen, hakkelen--------v. struikelen, hakkelen, klunzenfumble1[ fumbl] 〈 zelfstandig naamwoord〉————————fumble21 struikelen ⇒ hakkelen, klunzen1 tasten ⇒ morrelen (aan), rommelen (in)♦voorbeelden:fumble at/with • morrelen aan -
12 grope around
-
13 keep a tight hand on the purse
-
14 purse
n. beurs; geld; kassa; fonds--------v. samentrekken (van de lippen)purse1[ pə:s] 〈 zelfstandig naamwoord〉♦voorbeelden:3 a holiday to Colombia is beyond/within my purse • ik kan me (g)een vakantie naar Colombia veroorloven————————purse2〈 werkwoord〉1 samentrekken ⇒ rimpelen, tuiten♦voorbeelden: -
15 without prejudice
zonder de rechten aan te tasten (verklaring dat inhoud van document de rechten van de aanbieder niet aantast)without prejudice -
16 astereognosis
n. astereognose, stereagnosis (verlies v.h. vermogen om door tasten voorwerpen te herkennen; tastblindheid) -
17 by touch
Door tasten, door aanraken -
18 grabble
v. grabbelen, tasten (naar); (liggen te) spartelen -
19 haptical
adj. van tasten, van huid gevoel -
20 image compression
beeldcompressie (van bestand die beelden in zich opslaat zonder de kwaliteit aan te tasten)
- 1
- 2
См. также в других словарях:
Tasten — Tasten, verb. regul. act. & neutr. im letztern Falle mit dem Hülfsworte haben, mit der flachen oder ausgespannten Hand fühlen oder berühren. Nach etwas tasten, greifen. Tastend gehen, im Dunkeln um sich her greifen, wofür doch im Hochdeutschen… … Grammatisch-kritisches Wörterbuch der Hochdeutschen Mundart
tasten — Vsw std. (13. Jh.), mhd. tasten, über mndd. tasten, mndl. tasten Entlehnung. Entlehnt aus afrz. taster, das wie it. tastare auf ein erschlossenes lateinisches Verb * tastāre zurückgeht, einem Intensivum zu l. tāxāre berühren, antasten , das… … Etymologisches Wörterbuch der deutschen sprache
tasten — »herumfühlen, befühlen, berühren«: Das seit mhd. Zeit bezeugte Verb ist aus dem Roman. entlehnt. Die entsprechenden roman. Wörter it. tastare und afrz. taster (= frz. tâter) beruhen ihrerseits auf einem erschlossenen Verb vlat. *tastare… … Das Herkunftswörterbuch
Tasten — (Landw.), so v.w. Tassen … Pierer's Universal-Lexikon
Tasten — (ital. Tasti, lat. Claves), bei Klavierinstrumenten (Pianoforte, Orgel) die in bequem spielbarer Form geordneten Hebel, welche die weitere tonerzeugende Mechanik regieren. Sämtliche zu einem Instrument gehörige T. nennt man Tastatur oder auch… … Meyers Großes Konversations-Lexikon
tasten — V. (Mittelstufe) etw. mit den Händen vorsichtig berühren, um etw. zu finden Beispiel: Er tastete im Dunkeln nach den Streichhölzern … Extremes Deutsch
tasten — tas|ten [ tastn̩], tastete, getastet: 1. <itr.; hat (besonders mit den ausgestreckten Händen) vorsichtig fühlende, suchende Bewegungen machen, vorsichtig oder suchend greifen: er tastete nach dem Lichtschalter; sie bewegte sich tastend zur Tür … Universal-Lexikon
tasten — tạs·ten; tastete, hat getastet; [Vi] 1 (nach etwas) tasten vorsichtig oder suchend nach etwas mit den Händen greifen: Ich tastete im Dunkeln nach dem Lichtschalter; [Vr] 2 sich irgendwohin tasten sich vorsichtig, suchend in eine bestimmte… … Langenscheidt Großwörterbuch Deutsch als Fremdsprache
tasten — 1. anrühren, antasten, antippen, befühlen, berühren, betasten; (geh.): rühren; (ugs.): antatschen, befingern, betatschen. 2. erfassen; (EDV): abtasten, eingeben. * * * tasten:1.〈mitdenHänden[ohneHilfederAugen]zufindenod.erkennensuchen〉fühlen♦umg:t… … Das Wörterbuch der Synonyme
Tasten — Wiltu nicht tasten, so magstu fasten. – Grubb, 308 … Deutsches Sprichwörter-Lexikon
(Tasten)Anschlag — (Tasten)Anschlag … Deutsch Wörterbuch