-
1 Spiel
〈o.; Spiel(e)s, Spiele〉3 spel, toneelstuk♦voorbeelden:〈 figuurlijk〉 mit jemandem ein leichtes Spiel haben • gemakkelijk spel, weinig moeite met iemand hebbenein Spiel machen, spielen • een spelletje doen, spelendas Spiel machen • het spel(letje) winnen〈 figuurlijk〉 (s)ein Spiel mit jemandem treiben • met iemand spelen, met iemand de vloer aanvegen〈 figuurlijk〉 aus dem Spiel bleiben • buiten spel blijven, erbuiten blijven〈 figuurlijk〉 jemanden, etwas aus dem Spiel lassen • iemand, iets erbuiten latenwie im Spiel • spelenderwijs2 das Spiel verloren geben • (a) de wedstrijd, zich gewonnen geven; 〈 (b) figuurlijk〉iets afschrijven, opgevenden Mittelstürmer aus dem Spiel nehmen • de midvoor uit het veld nemen -
2 Platz
Platz!lig!, af!————————〈m.; Platzes, Plätze〉♦voorbeelden:〈 formeel〉 bitte, behalten Sie Platz! • blijft u zitten, alstublieft!jemandem Platz machen • plaats voor iemand makenPlatz sparend • ruimtebesparender ist hier fehl am Platze • hij is hier niet op z'n plaatsdie Bemerkung ist hier nicht am Platz • die opmerking is misplaatstPlatz! 〈 tegen de hond〉 • lig!, af!〈 figuurlijk〉 auf dem Platze bleiben • het onderspit delven, sneuvelen -
3 Parade
Parade〈v.; Parade, Paraden〉♦voorbeelden: -
4 ausspielen
-
5 Spiel
auf dem Spiel stehen stå på spel;aufs Spiel setzen sätta på spel, riskera;leichtes Spiel enkel match -
6 Dame
Dame〈v.; Dame, Damen〉♦voorbeelden: -
7 Doppelspiel
-
8 Einlauf
-
9 Einstand
-
10 Linke
Linke〈v.; Linken, Linken〉♦voorbeelden:2 zur Linken • links, aan de linkerkant, linkerzijde————————Linke(r) -
11 Spitze
Spitze〈v.; Spitze, Spitzen〉1 punt, spits, top ⇒ uiteinde; kruin; nok3 hoofd, top ⇒ kop, leiding, eerste plaats5 sigaren-, sigarettenpijpje♦voorbeelden:〈 figuurlijk〉 einer Sache die Spitze nehmen • van iets de scherpe kantjes afhalen, iets milderen2 an der Spitze marschieren • aan de spits, aan het hoofd marchereneine absolute Spitze erreichen • een recordhoogte bereiken〈 sport en spel, figuurlijk〉 die Spitze haben • aan de kop blijven, nog steeds bovenaan staanan der Spitze liegen, stehen • op kop liggen, bovenaan staansich an die Spitze stellen • zich aan het hoofd plaatsen¶ einsame Spitze • geweldig, hartstikke goeddas ist Spitze! • dat is te gek!etwas steht auf Spitze und Knopf • iets is een dubbeltje op zijn kant -
12 Strecke
Strecke〈v.; Strecke, Strecken〉♦voorbeelden:eine weite Strecke • een heel eind2 eine Strecke fahren • een weg nemen, volgen〈 sport en spel〉 auf die Strecke gehen • starten, van start gaanauf der Strecke liegen bleiben • onderweg blijven steken¶ 〈 informeel〉 auf der Strecke bleiben • (a) het loodje leggen, de dupe worden; (b) erbij inschietenzur Strecke bringen • (a) doden, neerleggen; 〈 (b) figuurlijk〉 ten val brengen • 〈 (c) figuurlijk〉 pakken -
13 Tor
Tor!goal!————————Tor1〈m.; Toren, Toren〉 〈 formeel〉1 dwaas, gek————————Tor2〈o.; Tor(e)s, Tore〉2 〈 sport en spel〉doel, goal3 〈 sport en spel〉doelpunt, goal♦voorbeelden:1 〈 formeel〉 vor den Toren der Stadt • voor de poorten van de stad; 〈 ook〉 onder de rook van de stad〈informeel; figuurlijk〉 ins eigene Tor schießen • in eigen doel schieten, zijn eigen ruiten ingooien3 ein Tor erzielen, schießen • een doelpunt maken, scorenTor! • goal! -
14 angehen
angehen1 〈 figuurlijk〉opkomen, vechten, strijden2 (beginnen te) rotten, bederven♦voorbeelden:das mag noch angehen • dat kan er nog mee doorII 〈 overgankelijk werkwoord〉2 〈haben/sein〉verzoeken, vragen♦voorbeelden:Probleme geschickt angehen • problemen handig aanpakken3 was mich angeht • wat mij aangaat, betreft -
15 anspielen
anspielenI 〈onovergankelijk werkwoord; haben〉1 een toespeling maken, zinspelen♦voorbeelden:II 〈 overgankelijk werkwoord〉♦voorbeelden:Trumpf anspielen • met troef uitkomen -
16 Höhlenforscher
m, Höhlenforscherin f cave explorer, spel(a)eologist, Am., als Hobby: spelunker; unterirdisch: auch potholer* * *der Höhlenforscherspeleologist; spelunker* * *Höh|len|for|scher(in)m(f)cave explorer; (unter der Erde auch) potholer* * *Höh·len·for·scher(in)m(f) cave explorer, speleologist* * ** * *Höhlenforscher m, Höhlenforscherin f cave explorer, spel(a)eologist, US, als Hobby: spelunker; unterirdisch: auch potholer* * *der speleologist; (Sportler) caver* * *m.speleologist n.spelunker n. -
17 Höhlenforschung
f spel(a)eology* * *die Höhlenforschungspeleology* * *Höh|len|for|schung1. fH́ö́h|len|kun|de2. fspeleology* * *Höh·len·for·schung* * *Höhlenforschung f spel(a)eology* * *f.speleology n. -
18 Höhlenkunde
-
19 Abgabe
Abgabe〈v.〉1 afgifte, aflevering2 belasting, rechten, heffing ⇒ huur, pacht6 het afvuren, het lossen7 het afleggen, het uitbrengen♦voorbeelden:die Abgabe von Energie • de uitstraling van energieAbgaben an den Staat entrichten • belastingen aan de staat betalenAbgaben auf Alkohol • belasting op alcohol -
20 Alleingang
Alleingang〈m.〉♦voorbeelden:¶ im Alleingang • in zijn eentje, alleen
См. также в других словарях:
spelþa — *spelþa germ., Substantiv: nhd. Schade, Schaden, Verderben; ne. damage (Neutrum), ruin (Neutrum); Rekontruktionsbasis: an., ae., afries.; Etymologie: idg. *speltā … Germanisches Wörterbuch
spelþi — *spelþi germ.?, Substantiv: nhd. Schade, Schaden, Verderben; ne. damage (Neutrum), ruin (Neutrum); Hinweis: s. *spelþa; Etymologie: idg. *speltā, Femininum, Brett, Pokorny 985; … Germanisches Wörterbuch
spelþja- — *spelþja , *spelþjaz germ.?, Adjektiv: nhd. verschwenderisch; ne. prodigal, wasteful; Rekontruktionsbasis: mnl., as., ahd.; Etymologie: s. ing. *spel (2), *pel (9), Verb … Germanisches Wörterbuch
spelþōn — *spelþōn germ.?, schwach. Verb: nhd. verderben, töten; ne. spoil, kill, murder (Verb); Rekontruktionsbasis: an.; Hinweis: s. *spelþjan; Etymologie: s. ing. *spel (2), *pel (9) … Germanisches Wörterbuch
spel- — *spel germ., Verb: nhd. spalten; ne. split (Verb); Hinweis: s. *spelda ; Etymologie: idg. *spel (2), *pel (9), Verb, spalten, splittern, Pokorny 985; Literatur: Falk … Germanisches Wörterbuch
spel — kal·i·spel; spel·der; spel·dring; spel·ter; spel·dron; … English syllables
spel — s ( et, spel) … Clue 9 Svensk Ordbok
spelþjan — *spelþjan germ., schwach. Verb: nhd. verderben, töten; ne. spoil, kill, murder (Verb); Rekontruktionsbasis: an., ae., as., ahd.; Etymologie: s. ing. *spel (2) … Germanisches Wörterbuch
spel|ter — «SPEHL tuhr», noun. zinc, usually in the form of small bars. ╂[origin uncertain. Compare Low German spialter.] … Useful english dictionary
spelþjaz — s. spelþja ; … Germanisches Wörterbuch
SPEL — syndactyly polydactyly earlobe [syndrome] … Medical dictionary