-
1 sling
n. slinger; slingerverband; draagdoek; draagriem; lus, (hijs)strop--------v. (weg)slingeren; zwaaien, smijtensling1[ sling] 〈 zelfstandig naamwoord〉1 slinger————————sling21 (weg)slingeren ⇒ zwaaien, smijten2 ophangen3 (op)hijsen met een strop/leng♦voorbeelden: -
2 bang
adv. klap, dreun; met lawaai--------interj. boem!--------n. slag; geluid van een explosie; harde slag, dreun; verdovend middel, hennep--------v. slaan, treffen; voortdurend lawaai maken; opzettelijk lawaai maken; een speciale haardracht ("pony") maken waarbij het voorhoofd zichtbaarder wordt; (Agressieve Slang) deelnemen aan geslachtsgemeenschap, een paar vormenbang1[ bæng] 〈 zelfstandig naamwoord〉1 klap ⇒ dreun, slag2 knal ⇒ ontploffing, schot3 plotselinge inspanning/energie♦voorbeelden:3 start off with a bang • hard aan het werk gaan/van stapel lopen————————bang2♦voorbeelden:bang into someone • iemand toevallig ontmoeten→ bang away bang away/II 〈 overgankelijk werkwoord〉1 stoten ⇒ bonzen, botsen2 dichtgooien/smijten♦voorbeelden:→ bang out bang out/————————bang3〈 bijwoord〉1 precies ⇒ pats, vlak2 plof ⇒ boem, paf♦voorbeelden:〈 informeel〉 bang on • precies goed/raakbang on time • precies op tijdbang went another million • nog een miljoen naar de maancome bang up against (something) • stuiten op (iets)————————bang41 boem! ⇒ pats!, pang! -
3 dash
n. ietsje; scheutje (drank); slag, dreun; spurt, uitval; (100 m.) sprint--------v. (vooruit)stormen, denderen; (met grote kracht) slaan, smijten, beukendash1[ dæsj]1 ietsje, tik(kelt)je ⇒ scheutje; snu(i)fje2 (snelle, krachtige) slag ⇒ dreun3 spurt ⇒ sprint, uitval5 penne/penseelstreek♦voorbeelden:dash of pepper • snufje peperthe prisoners made a dash for freedom • de gevangenen deden een snelle uitbreekpoging1 elan ⇒ zwier, durf————————dash21 (vooruit)stormen ⇒ (zich) storten, denderen♦voorbeelden:dash along/past • voorbijstuivendash away • wegstormen, zich uit de voeten makendash off • er (als de gesmeerde bliksem) vandoor gaandash up • komen aansnellen1 (met grote kracht) slaan ⇒ smijten, beuken♦voorbeelden:dash down • neersmijtenthe waves dashed against the rocks • de golven beukten tegen de rotsen2 (be)spatten ⇒ besmeuren, (be)sprenkelen3 snel/gehaast doen♦voorbeelden:dash one's/someone's brains out • zijn hersenpan kraken, iemand de hersens inslaan2 dash mud over something, dash something with mud • iets met modder bespatten/besmeuren3 dash something down/off • iets nog even gauw eruit stampen/opschrijven4 dash it (all)! • verdraaid!, nondeju! -
4 lash out
lash out1 〈+at, against〉(plotseling/heftig) slaan/schoppen/trappen (naar) ⇒ uithalen (naar), een uitval doen (naar)♦voorbeelden: -
5 squander
-
6 bandy
adj. met o-benen--------v. heen en weer smijten; (uit)wisselen; rondbazuinen; ruzie makenbandy1[ bændie] 〈 bijvoeglijk naamwoord〉————————bandy2〈werkwoord; bandied〉1 heen en weer doen bewegen/gooien♦voorbeelden:bandy words with someone • ruzie maken/woorden hebben met iemandhave one's name bandied about • voortdurend genoemd wordenthe news was quickly bandied about • het nieuws ging als een lopend vuurtje -
7 bung
-
8 chuck
n. streek,aaitje (onder de kin); ruk; worp; kauwplaat (v. draaibank)--------v. (zacht)kloppen, strijken, aaien, (weg)gooienchuck1[ tsjuk] 〈 zelfstandig naamwoord〉♦voorbeelden:¶ give/get the chuck • de bons geven/krijgen————————chuck2〈 werkwoord〉♦voorbeelden:chuck the stuff in the van • het spul in de bestelwagen gooienchuck away opportunities • kansen vergooien/weggooienchuck someone out • iemand eruit donderenchuck it! • schei uit!, hou (ermee) op!chuck it in • er de brui aan geven, ermee ophoudenchuck up a job/everything • een baan/alles opgeven -
9 fling
n. worp, gooi; uitspatting, verzetje; avontuurtje--------v. werpen; gooien; uitbarstenfling1[ fling] 〈 zelfstandig naamwoord〉♦voorbeelden:2 Highland fling • Schotse dans, Schotse driepashave a fling (at) • een poging wagen, een gooi doen (naar)————————fling21 gooien ⇒ (weg)smijten, (af)werpen2 wegstormen ⇒ (boos) weglopen/weggaan♦voorbeelden:fling down a challenge • uitdagenfling off one's pursuers • zijn achtervolgers afschuddenfling on/off one's clothes • in/uit zijn kleren schietenfling up one's hands/arms in horror • zijn handen/armen van afschuw/afgrijzen omhoog steken/in de lucht gooienfling an accusation at someone • iemand een beschuldiging naar het hoofd slingerenfling the past in someone's face/teeth • met iemands verleden komen aandragenfling oneself into something • zich ergens op werpenfling out of/from the house • boos weglopen van huis→ dirt dirt/ -
10 fly
adj. uitgeslapen, uitgekookt (slang)--------n. vlieg; flap; vlucht; gulp (van de broek); tent opening--------v. vliegen (vogel); vliegen (vliegtuig); besturen v.e. vliegtuig; laten vliegen; wegvluchten; wegrennen; snel voorbijgaan; laten waaien; waaien; overstekenfly1[ flaj] 〈→ Sporttermen: RugbySporttermen: Rugby/〉I 〈telbaar zelfstandig naamwoord; meervoud: flies〉1 vlieg3 〈 in samenstellingen〉gevleugeld/vliegachtig insect♦voorbeelden:not harm/hurt a fly • geen vlieg kwaad doen4 your fly is undone! • je gulp staat open!a fly on the wall • een spion→ Spanish Spanish/♦voorbeelden:————————fly2————————fly33 〈 benaming voor〉 zich snel voortbewegen ⇒ vliegen, (voorbij)snellen; vluchten; omvliegen, vervliegen 〈 van tijd〉; wegvliegen 〈 van geld〉; verdwijnen, optrekken 〈 van mist〉; uit elkaar springen, alle kanten op vliegen 〈 van glas〉♦voorbeelden:fly in/out • aankomen/vertrekken per vliegtuigfly past • (in formatie) over/voorbij vliegenfly to the help of someone • iemand te hulp snellenmake the money fly • met geld smijtentime flies (like an arrow) • de tijd vliegtlet fly • (af)schieten/vuren; laten schieten〈 informeel〉 we're very late, we must fly • we zijn erg laat, we moeten rennenthe door flew open • de deur werd plotseling geopendfly into a rage/passion/temper • in woede ontstekenthe glass flew to bits/into pieces • het glas spatte in stukjes uiteenthe child flew towards its father • het kind vloog zijn vader tegemoetfly upon someone • iemand aanvliegenshe's flying high • het gaat haar voor de windII 〈 overgankelijk werkwoord〉♦voorbeelden: -
11 heave
n. hijs--------v. optillen, trekken; op doen rijzen; uithalen; gooienheave1[ hie:v] 〈 zelfstandig naamwoord〉2 ruk♦voorbeelden:————————heave21 (op)zwellen ⇒ rijzen, omhooggaan♦voorbeelden:〈 informeel〉 heave up • overgeven, brakenII 〈 overgankelijk werkwoord〉♦voorbeelden: -
12 hurl
v. slingeren[ hə:l]1 smijten ⇒ slingeren, keilen♦voorbeelden:the dog hurled itself at/upon the postman • de hond stortte zich op de postbode -
13 ladle
n. soeplepel--------v. oplepelen met een soeplepel; uitdelenladle1[ leedl] 〈 zelfstandig naamwoord〉————————ladle2〈 werkwoord〉1 opscheppen ⇒ oplepelen, ronddelen -
14 launch
n. motorbarkas, motorsloep; tewaterlating; het lanceren--------v. te water laten, ken; overbruggen; versturen; aanvangen; openen met; (in computers) laten lopen, projekteren; in werking stellen; inwijden; uitbarsten; binnendringen; inbrekenlaunch1[ lo:ntsj] 〈 zelfstandig naamwoord〉————————launch21 〈vaak +out〉(energiek) iets (nieuws) beginnen/aanvatten ⇒ uitpakken/weiden, losbarsten♦voorbeelden:launch into • zich storten/zich werpen opII 〈 overgankelijk werkwoord〉1 lanceren ⇒ afvuren, (weg)werpen/slingeren/smijten2 lanceren ⇒ uitbrengen, de wereld insturen4 op gang brengen ⇒ (doen) beginnen, op touw zetten♦voorbeelden: -
15 lob
n. lob, boogbal (in tennis)--------v. in een boog gooien (in tennis)lob1[ lob] 〈 zelfstandig naamwoord〉————————lob2〈werkwoord; lobbed〉 -
16 make the money fly
-
17 shy
adj. verlegen; voorzichtig; schuw; schichtig; minder (dan)--------n. gooi, worp; poging, experiment; ontdekken (sl.)--------v. schichtig worden, plotseling opzij springen; smijten, gooienshy1[ sjaj] 〈zelfstandig naamwoord; meervoud: shies〉♦voorbeelden:2 have a shy at something • een gooi doen naar iets, het (ook) eens proberen————————shy2〈bijvoeglijk naamwoord; ook shyer, shyly, shyness〉1 verlegen♦voorbeelden:I am shy of saying something on this subject • ik zeg liever niets over dit onderwerpbe shy about/of doing something • ervoor terugschrikken iets te doen3 he's shy three quid/three quid shy • hij is drie pond kwijt, hij komt drie pond te kort————————shy3〈 shied〉1 schichtig opspringen/opzij springen♦voorbeelden:2 shy away from something • iets vermijden, voor iets terugschrikken -
18 slam
n. harde slag, slem; scherpe kritiek--------v. dichtslaan, slaan; agressief aanvallen (slang)slam1[ slæm]♦voorbeelden:little/small slam • klein slem————————slam2〈 slammed〉II 〈 overgankelijk werkwoord〉1 (neer/dicht)smijten♦voorbeelden:1 〈 informeel〉 slam the door (in someone's face) • de deur (voor iemands neus) dichtslaan 〈 ook figuurlijk〉slam down • neersmijten -
19 slap
adv. pardoes, regelrecht in, recht opaan (slang)--------n. klap, draai om de oren; klopje--------v. slaan; kloppen; stotenslap1[ slæp] 〈 zelfstandig naamwoord〉♦voorbeelden:〈informeel; figuurlijk〉 slap on the wrist • vermaning, lichte straf————————slap2〈 slapped〉♦voorbeelden:1 smakken ⇒ smijten, kwakken♦voorbeelden:————————slap3〈 bijwoord〉 -
20 sling someone out
sling someone out
- 1
- 2
См. также в других словарях:
smijten — iti / fringi / trowe … Woordenlijst Sranan
Smart Smijten — A Dutch term for tipping Smart cars into canals. Autoblog recently issued Smart car owners in the Netherlands a warning: Don’t park your itty bitty city cars near easily accessible bodies of water. If you thought the car’s errant transmission and … Dictionary of unconsidered lexicographical trifles
Smit — Smite Smite (sm[imac]t), v. t. [imp. {Smote} (sm[=o]t), rarely {Smit} (sm[i^]t); p. p. {Smitten} (sm[i^]t t n), rarely {Smit}, or {Smote}; p. pr. & vb. n. {Smiting} (sm[imac]t [i^]ng).] [AS. sm[=i]tan to smite, to soil, pollute; akin to OFries.… … The Collaborative International Dictionary of English
Smit — Smite Smite (sm[imac]t), v. t. [imp. {Smote} (sm[=o]t), rarely {Smit} (sm[i^]t); p. p. {Smitten} (sm[i^]t t n), rarely {Smit}, or {Smote}; p. pr. & vb. n. {Smiting} (sm[imac]t [i^]ng).] [AS. sm[=i]tan to smite, to soil, pollute; akin to OFries.… … The Collaborative International Dictionary of English
Smite — (sm[imac]t), v. t. [imp. {Smote} (sm[=o]t), rarely {Smit} (sm[i^]t); p. p. {Smitten} (sm[i^]t t n), rarely {Smit}, or {Smote}; p. pr. & vb. n. {Smiting} (sm[imac]t [i^]ng).] [AS. sm[=i]tan to smite, to soil, pollute; akin to OFries. sm[=i]ta to… … The Collaborative International Dictionary of English
Smiting — Smite Smite (sm[imac]t), v. t. [imp. {Smote} (sm[=o]t), rarely {Smit} (sm[i^]t); p. p. {Smitten} (sm[i^]t t n), rarely {Smit}, or {Smote}; p. pr. & vb. n. {Smiting} (sm[imac]t [i^]ng).] [AS. sm[=i]tan to smite, to soil, pollute; akin to OFries.… … The Collaborative International Dictionary of English
Smitten — Smite Smite (sm[imac]t), v. t. [imp. {Smote} (sm[=o]t), rarely {Smit} (sm[i^]t); p. p. {Smitten} (sm[i^]t t n), rarely {Smit}, or {Smote}; p. pr. & vb. n. {Smiting} (sm[imac]t [i^]ng).] [AS. sm[=i]tan to smite, to soil, pollute; akin to OFries.… … The Collaborative International Dictionary of English
Smote — Smite Smite (sm[imac]t), v. t. [imp. {Smote} (sm[=o]t), rarely {Smit} (sm[i^]t); p. p. {Smitten} (sm[i^]t t n), rarely {Smit}, or {Smote}; p. pr. & vb. n. {Smiting} (sm[imac]t [i^]ng).] [AS. sm[=i]tan to smite, to soil, pollute; akin to OFries.… … The Collaborative International Dictionary of English
Smote — Smite Smite (sm[imac]t), v. t. [imp. {Smote} (sm[=o]t), rarely {Smit} (sm[i^]t); p. p. {Smitten} (sm[i^]t t n), rarely {Smit}, or {Smote}; p. pr. & vb. n. {Smiting} (sm[imac]t [i^]ng).] [AS. sm[=i]tan to smite, to soil, pollute; akin to OFries.… … The Collaborative International Dictionary of English
To smite off — Smite Smite (sm[imac]t), v. t. [imp. {Smote} (sm[=o]t), rarely {Smit} (sm[i^]t); p. p. {Smitten} (sm[i^]t t n), rarely {Smit}, or {Smote}; p. pr. & vb. n. {Smiting} (sm[imac]t [i^]ng).] [AS. sm[=i]tan to smite, to soil, pollute; akin to OFries.… … The Collaborative International Dictionary of English
To smite out — Smite Smite (sm[imac]t), v. t. [imp. {Smote} (sm[=o]t), rarely {Smit} (sm[i^]t); p. p. {Smitten} (sm[i^]t t n), rarely {Smit}, or {Smote}; p. pr. & vb. n. {Smiting} (sm[imac]t [i^]ng).] [AS. sm[=i]tan to smite, to soil, pollute; akin to OFries.… … The Collaborative International Dictionary of English