-
61 herstellen
♦voorbeelden:1 het dak/een jas herstellen • mend the roof/a jacket2 de vrede/de rust herstellen • restore peace/quiet3 een fout/een onrecht herstellen • correct a mistake, right a wrongde schade herstellen • repair the damagede Heer Blaak, herstel: Braak • Mr Blaak, correction: Braakin de ouderlijke macht herstellen • restore to parental power♦voorbeelden:ze is weer geheel hersteld • she has made a complete recoverysnel/goed herstellen van een ziekte • recover quickly/well from an illnessIII 〈wederkerend werkwoord; zich herstellen〉♦voorbeelden: -
62 honderdduizend
1 a/one hundred thousand♦voorbeelden:(enige) honderdduizenden (mensen) • (some) hundreds of thousands (of people)de honderdduizend winnen • ±draw first prize (in the Dutch State Lottery) -
63 krenken
♦voorbeelden:krenkende opmerkingen • offensive/hurtful remarkszich gekrenkt voelen • be/feel offended/hurtiemand diep krenken • deeply offend/wound someone -
64 kwaad
kwaad1〈 het〉♦voorbeelden:hij doet geen vlieg kwaad • he wouldn't hurt a flyvan geen kwaad weten • be completely innocentik zie daar geen kwaad in, daar steekt geen kwaad in • I don't see any/there's no harm in thatvan kwaad tot erger vervallen • go from bad to worsekwaad stichten • do harm/damagehet kwaad was al geschied • the damage had already been donedat kan geen kwaad • it can't do any harmzij bedoelt daar geen kwaad mee • she doesn't mean any harmvan twee kwaden de minste kiezen • choose the lesser of two evils————————kwaad23 [boos] angry♦voorbeelden:het was lang niet kwaad • that wasn't (at all) badhet te kwaad krijgen • be overcome (by); 〈 emoties〉 break down; 〈 in 't nauw gedreven〉 be hard pressed2 ze bedoelde er niets kwaads mee • she meant no harm/offencehet is niet kwaad bedoeld • that isn't/wasn't meant badlyzich kwaad maken, kwaad worden • get angryiemand kwaad maken • make someone angryhij wordt snel/niet snel kwaad • he has a quick/slow tempervreselijk kwaad • hopping madkwaad zijn op/om iemand/iets • be angry at/with someone/at/about something¶ aan hem heb je een kwaaie • he's a nasty/ugly customerII 〈 bijvoeglijk naamwoord〉♦voorbeelden:hij is de kwaadste niet • he's not a bad guy -
65 kwaadwilligheid
♦voorbeelden:misschien is er kwaadwilligheid in het spel? • could there be foul play here somewhere?Van Dale Handwoordenboek Nederlands-Engels > kwaadwilligheid
-
66 leed
leed1〈 het〉♦voorbeelden:het leed van de oorlog • the evils of warhet leed is weer geleden • that wasn't so bad, was it?————————leed21 〈 bijvoeglijk naamwoord〉 sorry ⇒ 〈 afgunst〉 envious, 〈 bijwoord〉 with sorrow, 〈 afgunst〉 enviously, 〈 misnoegen〉 with disfavour♦voorbeelden:1 iets met lede ogen aanzien • look upon something with envy/sorrow -
67 lijden
lijden1〈 het〉♦voorbeelden:1 nu is hij uit zijn lijden verlost • he is now released from his suffering; 〈 figuurlijk〉 that's put him out of his miseryeen dier uit zijn lijden verlossen • put an animal out of its misery————————lijden23 [toestaan] allow♦voorbeelden:1 hevige pijn lijden • suffer/be in terrible pain¶ ik mag lijden dat hij … • I hope he …ik mag die man wel/niet lijden • I like/I can't stand that man1 [in ellende verkeren] suffer♦voorbeelden:zij leed het ergst van al • she was (the) hardest hit of allaan een kwaal lijden • suffer from a complaintin stilte lijden • suffer in silencezwaar lijden onder iets • suffer terribly under something -
68 materieel
materieel1〈 het〉♦voorbeelden:met zwaar materieel uitrukken • turn out with heavy equipmentrollend materieel • rolling stock————————materieel21 material♦voorbeelden:materiële hulp bieden • give material helpmateriële schade • material damage, loss of property -
69 miljard
miljard1〈 het〉2 [ontelbare menigte, hoeveelheid] billion♦voorbeelden:daaraan zijn miljarden uitgegeven • billions have been spent on this————————miljard2♦voorbeelden:miljarden muggen • billions of mosquitoes -
70 nadeel
♦voorbeelden:1 de voor- en nadelen afwegen • weigh the advantages and disadvantages/the pros and conszo zijn voor- en nadelen hebben • have its pros and consnadeel van iets ondervinden • be the worse for somethingal het bewijsmateriaal spreekt in hun nadeel • all the evidence is against themer zijn ook nadelen aan verbonden • there are also snags attached to itin het nadeel zijn • be at a disadvantagede beslissing viel in hun nadeel uit • the decision went against themik zal niets ten nadele van hem zeggen • I won't say anything against himten nadele van • to the detriment of -
71 omvang
♦voorbeelden:1 de omvang van een boom • the girth/circumference of a treein omvang toenemen • expandde omvang van de werkloosheid • the extent of unemployment, the number of unemployedeen reorganisatie van beperkte omvang • a limited reorganizationeen ongekende omvang aannemen • reach unprecedented proportions/dimensionsde volle omvang van de schade • the full extent of the damage3 de omvang van het vraagstuk • the extent/scale of the problem -
72 ontstaan
ontstaan1〈 het〉♦voorbeelden:————————ontstaan2♦voorbeelden:langzamerhand is de gewoonte ontstaan • gradually the custom arosedaarover ontstond ontevredenheid • dissatisfaction arose over thiswe moeten kijken waar de problemen ontstaan • we must trace these problems back to their sourcehierdoor ontstaan er storingen • this causes malfunctionsdoor haar vertrek ontstaat een vacature • her departure has created a vacancydoen ontstaan • create 〈 toestand, vraag〉; bring about 〈 vriendschap〉; cause 〈 pijn〉; raise 〈 twijfel〉schade, ontstaan door nalatigheid • damage arising from/by neglect -
73 oplopen
1 [naar boven lopen] go/run/walk up3 [op weg gaan] walk on/along5 [botsen op] bump/run into♦voorbeelden:1 de trap oplopen • run/go/walk up the stairstegen de dijk oplopen • run up the dikeeen rekening laten oplopen • run up a bill/an accountal die kleine bedragen bij elkaar, dat loopt flink op • all those small sums put together, it mounts uphet kan oplopen tot ettelijke miljoenen • it may run/amount to several millions3 de straat oplopen • walk/come into the streetsamen (een eindje) oplopen • walk some/part of the way together4 de straat loopt op • the street rises/climbs5 tegen iemand oplopen • bump/run into into someonetegen een mooi huis/goede baan oplopen 〈 figuurlijk〉 • run into a nice house/good jobII 〈 overgankelijk werkwoord〉1 [opdoen] catch, get2 [scheepvaart] [inhalen] overtake♦voorbeelden:schade/een verlies oplopen • sustain/suffer/receive damage/a losseen verkoudheid oplopen • catch a cold -
74 paard
1 [dier] horse2 [sport] [gymnastiektoestel] (vaulting) horse4 [schaakstuk] knight♦voorbeelden:1 〈 figuurlijk〉 het paard van Troje/het Trojaanse paard binnenhalen • bring/drag in the Trojan Horse〈 figuurlijk〉 een blind paard kan er geen schade doen • there was hardly a stick of furniture in the roomeen paard inspannen • hitch a horse to a carthet paard achter de wagen spannen • 〈 iets verkeerd aanpakken〉 make things difficult for oneself; 〈 onlogisch denken〉 put the cart before the horsemet paarden bespannen • horse-drawnmet een paard over een hindernis springen • jump a horse over a hurdleop zijn paard springen • vault onto one's horse〈 figuurlijk〉 op twee paarden wedden • hedge/cover one's bets〈 figuurlijk〉 je moet niet te veel op één paard wedden/alles op één paard zetten • don't put all your eggs in one basketover het paard getild zijn • be swollen-headedhoog te paard zitten • 〈 figuurlijk〉 be/get on one's high horsete paard zitten • be on a horsebackte paard stijgen • mountte paard! • to horse!politie te paard • mounted policehonger hebben als een paard • feel one could eat a horse〈 spreekwoord〉 men moet een gegeven paard niet in de bek zien • never look a gift horse in the mouth -
75 ramen
1 estimate♦voorbeelden:1 te hoog/te laag ramen • overestimate, underestimatede schade werd op ƒ1500,- geraamd • the damage was estimated at 1500 guilders -
76 schadepost
1 [post waaronder een schade geboekt wordt] (item of) loss♦voorbeelden: -
77 schenden
-
78 stoffelijk
♦voorbeelden: -
79 taxeren
2 [inschatten] assess, estimate♦voorbeelden:de schade taxeren • assess the damagede getaxeerde waarde • the assessed/estimated valuete hoog taxeren • overrateiemand verkeerd taxeren • misjudge someonefeiten op hun juiste waarde taxeren • weigh the true value of the facts -
80 vaststellen
♦voorbeelden:1 een datum vaststellen • fix/settle (up)on a dateeen prijs vaststellen • fix a price, put/set a price onop vastgestelde tijden • at stated times/intervals4 de doodsoorzaak vaststellen • establish/determine the cause of deathde schade vaststellen • assess the damage
См. также в других словарях:
schade! — schade! … Deutsch Wörterbuch
Schade — ist der Familienname folgender Personen: Birge Schade (* 1965), deutsche Schauspielerin Doris Schade (* 1924), deutsche Schauspielerin Georg Schade (1712–1795), deutscher Philosoph und Zeitungsverleger Hartmut Schade (* 1954), deutscher… … Deutsch Wikipedia
Schade — Schade, n. Shade; shadow. [Obs.] [1913 Webster] Note: English words now beginning with sh, like shade, were formerly often spelled with a c between the s and h; as, schade; schame; schape; schort, etc. [1913 Webster] … The Collaborative International Dictionary of English
schade — Adj. (Grundstufe) drückt aus, dass man etw. bedauert Beispiel: Das ist sehr schade! Kollokation: schade um die Zeit … Extremes Deutsch
schade — 1. Ich kann leider nicht mitkommen. – Das ist aber schade! 2. Schade, dass du nicht mitkommen kannst … Deutsch-Test für Zuwanderer
schade — [Network (Rating 5600 9600)] Bsp.: • Schade, dass du gehst … Deutsch Wörterbuch
Schade [1] — Schade s. Schaden … Pierer's Universal-Lexikon
Schade [2] — Schade, 1) Johann Kaspar, geb. 1666 zu Kühndorf im Hennebergschen, studirte seit 1685 in Leipzig u. Wittenberg, hielt seit 1689 wie sein Freund A. H. Francke in Leipzig die sogenannten Collegia philobiblica u. wurde 1691 Diaconus an der… … Pierer's Universal-Lexikon
Schade — Schade, Oskar, Germanist, geb. 25. März 1826 in Erfurt, gest. 30. Dez. 1906 in Königsberg, studierte in Halle und Berlin, lebte 1854–60 in Weimar, wo er mit Hoffmann von Fallersleben das »Weimarische Jahrbuch für deutsche Sprache, Literatur und… … Meyers Großes Konversations-Lexikon
Schade — Schade, Oskar, Germanist, geb. 25. März 1826 zu Erfurt, 1863 1906 ord. Prof. in Königsberg; Hauptwerk: »Altdeutsches Wörterbuch« (2. Aufl. 1872 82) … Kleines Konversations-Lexikon
Schade — 1. Alt (verheylt) schäden bluten leicht. – Franck, II, 208b; Gruter, I, 4; Petri, II, 12; Henisch, 431, 1; Eyering, I, 58 u. 389; Schottel, 1115b; Simrock, 8799; Körte, 5238. 2. Alte Schäden brechen leicht auf. – Eiselein, 542. 3. Alte Schäden… … Deutsches Sprichwörter-Lexikon